Tuchtrecht | Onjuiste verklaring of rapport | ECLI:NL:TGZRSGR:2017:10

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2017:10

Datum uitspraak: 10-01-2017

Datum publicatie: 10-01-2017

Zaaknummer(s): 2016-243

Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport

Beroepsgroep: Arts

Beslissingen:

Inhoudsindicatie: Op een klachtonderdeel gegronde klacht tegen een bedrijfsarts. Enkel benoemen van psychische klachten die leiden tot volledige arbeidsongeschiktheid ten aanzien van de maatgevende arbeid is toegestaan gedurende het eerste ziektejaar. Dat voor klaagster met name haar fysieke klachten op de voorgrond stonden maakt niet dat de arts verplicht was deze op te nemen in zijn verslag. De arts heeft een verwijsbrief aan een psychiater geschreven voor een psychiatrische expertise terwijl de begeleiding al was beeindigd. Hij heeft de (inhoud van de) verwijsbrief ook niet met klaagster besproken en haar ook niet anderszins daarover geinformeerd. Dit had hij wel moeten doen. Waarschuwing.

------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Datum uitspraak: 10 januari 2017

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A,

wonende te B,

klaagster,

gemachtigde: mr. F. van der Wiele, werkzaam te Apeldoorn,

tegen:

C, arts arbeid en gezondheid - bedrijfsgeneeskunde,

werkzaam te D,

verweerder,

gemachtigde: mr. L. van de Vrugt, werkzaam te Amsterdam.

1. Het verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 5 juli 2016

- het aanvullend klaagschrift

- het verweerschrift

- de brief d.d. 11 november 2016 van mr. Van de Vrugt met als bijlage een kopie van het medisch dossier.

1.2 De partijen hebben afgezien van de mogelijkheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

1.3 De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 15 november 2016. De partijen, klaagster bijgestaan door mr. C. Claessen, werkzaam te Apeldoorn (collega van mr. Van der Wiele) en verweerder bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn verschenen en hebben hun standpunten mondeling toegelicht. Aan de zijde van verweerder was als informant aanwezig mevrouw E (hierna: E).

2. De feiten

2.1 Klaagster is op 26 november 2015 betrokken geweest bij een aanrijding, als gevolg waarvan zij zich bij haar werkgever heeft ziek gemeld. Verweerder is als bedrijfsarts verbonden aan F (hierna: F).

2.2 Klaagster is door G. (hierna: G) uitgenodigd op het spreekuur van de bedrijfsarts op 17 december 2015. Op 17 december 2015 is klaagster verschenen op het consult. Zij heeft eerst gesproken met E (arbeidsdeskundige, verbonden aan G). E heeft op enig moment de spreekruimte verlaten. Daarna heeft het consult met verweerder plaatsgevonden. Tijdens dit consult heeft klaagster haar (pijn)klachten uiteen gezet. Aan het eind van het gesprek is E weer aangesloten en zijn nog een aantal zaken over klaagster besproken.

2.3 Van het consult heeft verweerder het `Formulier artsen spreekuur' ingevuld. Dit formulier vermeldt onder meer:

Bij de werkneemster is er sprake van vermindering van de benutbare mogelijkheden ten aanzien van het kunnen verrichten van arbeid, als rechtstreeks gevolg van ziekte en/of gebrek.

Rubriek I Persoonlijk functioneren:

Werknemer is beperkt in termen van FML in: 1. Concentreren 2. Verdelen van de aandacht 3. Inzicht in eigen capaciteiten 7. Handelingstempo is verlaagd. 9. Geen deadlines/hoge werkdruk.

Beperkingen

Rubriek II Sociaal functioneren:

Werknemer is beperkt in termen van FML in: 6. Emotionele problemen van anderen hanteren 7. eigen gevoelens uiten in woord en gedrag 8. Omgaan met conflicten/ onredelijke personen. 9. Samenwerken in van tevoren afgebakende taken.

Rubriek VI Werktijden:

Werknemer is beperkt in termen van FML in: uren per dag en uren per week. Werkneemster is thans arbeidsongeschikt voor de maatgevende functie, echter werkneemster heeft per definitie benutbare mogelijkheden, immers zij voldoet niet aan de eisen van het schattingsbesluit voor geen benutbare mogelijkheden, namelijk: zij is niet opgenomen in een Mogelijkheden AWBZ-erkende inrichting, zij is niet ADL-afhankelijk, zij is niet bedlegerig en er is geen sprake van disfunctioneren op 3 psychische niveau's. Wel kan geconcludeerd worden dat er sprake is van sterk verminderde benutbare mogelijkheden. Echter gezien de mentale belastbaarheid van werkneemster heeft het een averechts effect haar te stimuleren versneld te re-integreren, werkneemster heeft onvoldoende copingmechanismen om adequaat op stressvolle situaties te reageren. De snelste re-integratie wordt bereikt door werkneemster even de tijd te gunnen haar mentale disbalans te herstellen. Indien werkneemster niet adequaat wordt behandeld is de kans groot dat zij weer gaat verzuimen. Prognose Verwachting is binnen de 6-8 weken volledige werkhervatting. Advies werkhervatting Wenselijk is om werkneemster een korte time-out periode te gunnen en haar hierbij volledig vrij te stellen van arbeid, zodat werkneemster haar mentale disbalans kan herstellen voordat zij over enkele weken start met haar re-integratie. Advies interventie Dringend gewenst is om werkneemster een vorm van coaching aan te bieden, daar werkneemster zeer hoge eisen aan zichzelf stelt en moeite heeft met het stellen van prioriteiten, waardoor werkneemster veel moeite heeft in een werksituatie waar onduidelijkheden bestaan ten aanzien van haar taken en verantwoordelijkheden. (...) Bijzonderheden case Werkneemster heeft zich arbeidsongeschikt gemeld naar aanleiding van medische klachten als gevolg van een verkeersongeval, mogelijk is sprake van regresrecht. C, bedrijfsarts

Naam bedrijfsarts (...)

F (...)

2.4 Bij e-mail d.d. 6 januari 2016 aan F heeft klaagster het volgende geschreven:

" Geachte heer C,

Op donderdag 17 december ben ik op gesprek geweest bij H om mijn beperkingen te bespreken. In tussentijd heb ik van mijn werkgever de terugkoppeling ontvangen (zie bijgaand document). Echter mis ik de primaire beperkingen/pijnklachten (lichamelijke klachten) die ik momenteel ervaar ten gevolge van het auto ongeval. Het gaat om de volgende pijnklachten:

(...)

De bovengenoemde klachten heb ik benoemd tijd het gesprek kunt u mij vertellen waarom deze klachten niet in het verslag staan? Het gevolg van deze lichamelijke pijnklachten is dat dit effect heeft op mijn persoonlijke en emotionele functioneren. Echter staan bepaalde dingen in het verslag waar ik het niet mij eens ben. Mijn inziens komt dit niet overeen met de beperkingen die ik momenteel heb en ben benieuwd op basis van welke punten dit is gebaseerd. (...)"

2.5 Op 25 januari 2016 is klaagster uitgenodigd op het spreekuur van verweerder op 27 januari 2016. Klaagster is niet op dit spreekuur verschenen.

2.6 Bij aangetekende brief en per e-mail van 2 februari 2016 is klaagster uitgenodigd voor een gesprek met verweerder op 4 februari 2016.

2.7 Op 3 februari 2016 heeft klaagster telefonisch contact opgenomen met F. Klaagster is tijdens dit gesprek erg emotioneel geworden. Diezelfde dag, na het telefoongesprek, heeft klaagster aan F het volgende gemaild:

" Beste heer C,

Aan mijn werkgever heeft u aangegeven dat u mij hebt uitgenodigd op een spreekuur van 27 januari echter heb ik nooit een uitnodigen ontvangen. Daarnaast heeft u ook aangegeven dat u mij telefonisch heeft proberen te bereiken ook hiervan heb ik geen oproep van gemist of een voice mail bericht ontvangen. Ik vind dit wel een vervelende gang van zaken.

Ik ben momenteel zowel niet lichamelijk als mentaal niet in staat om te reizen of uberhaupt naar buiten te gaan. Er wordt een dag van te voren gecommuniceerd dat ik een gesprek met u morgen heb. Ik wil dit gesprek voortzetten bij mij thuis. Voor mij is het niet mogelijk om naar I te komen. Het gaat mij nu niet lukken om nu nog een verklaring te regelen bij de dokter voor morgen.

Ik heb net uw collega aan de lijn gehad en hij heeft een aanval meegemaakt aan de telefoon. Mentaal en lichamelijk ben ik helemaal op en met de manier waarop er nu met mij om gegaan wordt door J, G en arboarts maakt de situatie alleen maar erger. Ik trek dit niet en lijd hier mentaal onder. Van uw collega heb ik begrepen dat hij u zal vragen om mij vandaag terug te bellen."

2.8 Op 8 februari 2016 heeft mevrouw K, directeur van F, een brief gestuurd aan G ter attentie van E. Deze brief vermeldt onder meer:

"Betreft:

Naam: A (...)

Gezien de onbeschofte wijze waarop mevrouw A een van de medewerkers van F te woord heeft gestaan op woensdag 3 februari 2016, omdat zij niet op het spreekuur wenste te komen van de bedrijfsarts, moeten wij u helaas mededelen dat dit voor ons aanleiding is om betrokkene niet verder te willen begeleiden.

Onze medewerkers zijn geen partij in een eventueel geschil tussen werkneemster en haar werkgever en wij kunnen derhalve ook niet toleren dat onze medewerkers op een dergelijk ongepaste en onbeschofte wijze te woord worden gestaan.

Wij verzoeken u derhalve om voor A een andere arbodienstverlener in te schakelen."

2.9 Bij brief d.d. 10 februari 2016 van E is aan klaagster het volgende bericht:

"(...) Namens J nodigen wij u uit voor een bezoek aan -- voor een medische expertise van de psychiater de heer L. Op advies van de bedrijfsarts is deze afspraak ingepland teneinde een goed onderbouwd re-integratie advies uit te kunnen brengen. (...)".

2.10 Op 17 februari 2016 heeft verweerder de volgende brief gestuurd aan de heer L, psychiater:

"Betreft:

Naam: A (...)

Zeer geachte collega,

Bij u is aangemeld voor een psychiatrische expertise bovengenoemde werkneemster. Betrokkene geeft aan dat ze zich ziek heeft moeten melden n.a.v. een aanrijding d.d. 28-11-2015.

Betrokkene is sinds januari 2015 gedetacheerd via J bij M. Haar werkopdracht is qua werkzaamheden erg divers. Binnen de organisatie is weinig geregeld, een chaos. Betrokkene geeft daarnaast aan veel geleerd te hebben en hoopt nog meer uit de opdracht te halen qua ontwikkeling en leerproces. Opdrachtgever is erg tevreden.

Het huidige probleem is dat werkneemster op 14 december 2105 door de ondergetekende bedrijfsarts volledig arbeidsgeschikt is geacht voor de bedongen arbeid, maar toch verloopt de communicatie niet goed. Werkneemster weigert in gesprek te gaan met haar werkgever, zonder dat er sprake is van een arbeidsconflict en weigert ook op het spreekuur bij de ondergetekende bedrijfsarts te komen. Op 27 januari 2016 is zij zonder opgave van reden niet gekomen. De uitnodiging voor 4 februari 2016 is geannuleerd door ons, omdat werkneemster op een dermate onbeschofte wijze een van de medewerkers van F te woord heeft gestaan op woensdag 3 februari 2016, omdat zij niet op het spreekuur wenste te komen van de bedrijfsarts, waarop wij de werkgever te kennen hebben gegeven dat dit voor ons aanleiding is om betrokkene niet verder te willen begeleiden, tenzij er eerst een psychiatrisch onderzoek zou hebben plaatsgevonden naar het sterk grensoverschrijdende gedrag van werkneemster.

Ten einde de werkneemster optimaal te kunnen begeleiden verzoek ik u de volgende vragen te beantwoorden: (...)"

2.11 Bij brief d.d. 19 maart 2016 heeft klaagster het volgende aan verweerder bericht:

" Geachte heer C,

Via mijn werkgever, J, heb ik begrepen dat u mij als bedrijfsarts niet meer begeleid. U bent wel de aanvrager van een psychiatrische expertise bij -- geweest.

In tegenstelling tot uw collega bedrijfsarts, de heer H van N, ga er vanuit dat u zich van bewust bent dat u zonder mijn toestemming geen medische informatie mag overdragen aan de heer O.

Ik ga er van uit dat dit tot op heden niet gebeurd is. Mocht dit wel het geval zijn, dan heeft u hiermee de WGBO overtreden en zal ik nadere juridisch stappen overwegen. (...)"

2.12 Bij brief van 22 maart 2016 heeft verweerder hierop als volgt gereageerd:

"(...) Wij houden ons aan de voor ons relevante wetgeving, zoals de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO). Derhalve wisselen wij geen informatie uit met de de heer O, bedrijfsarts bij N, zonder uw uitdrukkelijke schriftelijke toestemming.

Tevens wijs ik u er daarom nogmaals op dat F bij uw werkgever J aan heeft gegeven, dat wij u niet langer wensen te begeleiden, gezien uw gedragingen, zoals het zonder bericht niet verschijnen op een spreekuur en niet passend taalgebruik naar onze administratief medewerker die op geen enkele wijze partij is tussen een probleem tussen u en uw werkgever.

Indien uw werkgever dat vraagt nodigen wij u uit voor een spreekuur, indien dit om welke reden niet kan plaatsvinden, dient u dit met uw werkgever te bespreken en u niet op ongepaste wijze uit te laten naar een van onze administratieve medewerkers. Derhalve kunnen wij ondanks uw toestemming ook niet inhoudelijk ingaan op de vragen van mevrouw P, register arbeidsdeskundige.

Wij zullen haar berichten dat wij u niet in begeleiding hebben en dat zij indien zij overleg over u wenst zich moet richten tot de bedrijfsarts die u thans begeleid.

Daar ik er wel van overtuigd ben dat uw gedragingen een rechtstreeks gevolg van ziekte kunnen zijn, hoop ik dat u thans adequate behandeling krijgt, want als arts maak ik mij zorgen over u welzijn. (...)"

3. De klacht

De klacht omvat zeven onderdelen, deze luiden - zakelijk weergegeven - als volgt.

1) Verweerder heeft zich voorafgaand aan het gesprek van 17 december 2015 niet voorgesteld en niet kenbaar gemaakt als bedrijfsarts.

2) Verweerder heeft nagelaten toestemming te vragen aan klaagster voor de aanwezigheid van E bij het gesprek op 17 december 2015.

3) In het verslag dat is opgesteld naar aanleiding van het gesprek op 17 december 2015 heeft verweerder nagelaten de fysieke beperkingen van klaagster te vermelden.

4) Verweerder heeft niet binnen zijn expertise vallende, onjuiste en niet op zorgvuldig onderzoek gebaseerde uitspraken gedaan over de persoon van klaagster, de wijze waarop zij haar werkzaamheden uitvoert en de gevolgen daarvan voor haar functioneren.

5) Verweerder heeft niet, niet tijdig of niet-inhoudelijk gereageerd op e-mails van klaagster waarin om een nadere motivering wordt verzocht voor het ontbreken van een rapportage van de vermelde pijnklachten.

6) Verweerder heeft geen onderbouwing gegeven voor het advies voor het afnemen van een psychiatrische expertise bij klaagster, desgevraagd heeft verweerder ook geen nadere toelichting verschaft.

7) Verweerder is niet zelf nagegaan of het medisch gezien verantwoord is voor klaagster om met het openbaar vervoer zijn spreekuur te bezoeken.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klachten en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De beoordeling

5.1 Het College zal de klachten per onderdeel, zoals geformuleerd onder `3. De klacht', behandelen.

Ad 1

5.2 Op 17 december 2015 heeft klaagster eerst gesproken met E. Onweersproken heeft verweerder aangevoerd dat E hem heeft geintroduceerd bij klaagster, waarna E het gesprek heeft verlaten. Dat klaagster in de veronderstelling verkeerde dat zij een afspraak had met de heer H, welke afspraak kennelijk is overgenomen door verweerder, maakt niet dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Onderdeel 1 is ongegrond.

Ad 2

5.3 Tegen het einde van het gesprek op 17 december 2015 is E weer aangeschoven bij het gesprek. Klaagster stelt dat verweerder haar klachten aan E heeft medegedeeld. Omdat dit medische gegevens betreffen, had verweerder dit volgens klaagster niet mogen doen.

Het College stelt voorop dat het een van de taken van verweerder is om de klachten van klaagster te vertalen naar beperkingen. Deze beperkingen mag verweerder uitwisselen met de arbeidsdeskundige, hier E, omdat het de taak is van de arbeidsdeskundige om deze beperkingen te vertalen naar mogelijkheden voor de arbeid van klaagster.

Verweerder heeft weersproken dat hij klachten van klaagster heeft besproken in aanwezigheid van E. Verweerder stelt enkel over beperkingen te hebben gesproken. Klaagster heeft desgevraagd ter zitting verklaard dat ook haar klachten zijn genoemd, maar zij heeft dit ter zitting niet willen concretiseren. Nu onduidelijk is welke klachten zouden zijn besproken in aanwezigheid van E en verweerder dit onderdeel betwist, kan het College niet vaststellen of dit klachtonderdeel gegrond is. Onderdeel 2 faalt.

Ad 3 en 4

5.4 Deze klachtonderdelen zien op het verslag naar aanleiding van het consult op 17 december 2015. Het College zal deze onderdelen gezamenlijk behandelen.

In het verslag (rechtsoverweging 2.3) staan beperkingen opgenomen in rubriek I Persoonlijk functioneren, rubriek II Sociaal functioneren en rubriek VI Werktijden. Verweerder heeft desgevraagd verklaard dat hij ervoor heeft gekozen alleen de psychische beperkingen te noemen omdat deze naar zijn oordeel reeds leidden tot volledige arbeidsongeschiktheid voor de maatgevende arbeid. Eveneens heeft verweerder verklaard dat de fysieke beperkingen van klaagster naar zijn mening niet zouden leiden tot arbeidsongeschiktheid voor de maatgevende arbeid.

Het enkel benoemen van psychische klachten die leiden tot volledige arbeidsongeschiktheid ten aanzien van de maatgevende arbeid is toegestaan gedurende het eerste ziektejaar.

Nu verweerder van oordeel was dat klaagster als gevolg van psychische beperkingen reeds volledig arbeidsongeschikt was, volgt het College hem in zijn keuze om alleen deze beperkingen in het verslag op te nemen. Dat voor klaagster met name haar fysieke klachten op de voorgrond stonden maakt niet dat verweerder verplicht was deze op te nemen in zijn verslag nu hij tot volledige arbeidsongeschiktheid concludeerde op grond van psychische beperkingen.

Voor deze psychische beperkingen heeft verweerder interventie in de vorm van coaching geadviseerd. Zowel het vaststellen van de psychische beperkingen als het geven van een interventie advies behoren tot de expertise van een bedrijfsarts. De klachtonderdelen 3 en 4 falen daarom.

Ad 5

5.5 Klaagster heeft een aantal e-mails overgelegd die zijn verzonden aan F. Verweerder heeft verklaard dat dit adres juist is, maar dat de mails van klaagster hem niet hebben bereikt. Verweerder heeft het vermoeden dat deze mails in de spamfilter zijn blijven hangen. Het College kan niet vaststellen dat de mails van klaagster verweerder hebben bereikt. Hem kan dan ook niet worden verweten dat hij niet op de mails heeft gereageerd. Onderdeel 5 is ongegrond.

Ad 6

5.6 Op 17 februari 2016 heeft verweerder een verwijsbrief aan een psychiater geschreven voor een psychiatrische expertise.

Voor zover klaagster verweerder verwijt dat hij niet heeft gereageerd op haar verzoek om een onderbouwing te geven voor het aanvragen van de psychiatrische expertise, oordeelt het College als volgt. Ter toelichting op dit klachtonderdeel verwijst klaagster naar haar brief van 19 maart 2016 (rov. 2.11). In deze brief wordt echter niet om een dergelijke onderbouwing gevraagd. Ook in de overige correspondentie heeft het College een dergelijk verzoek niet aangetroffen. Nu niet kan worden vastgesteld dat klaagster om onderbouwing heeft verzocht, is de klacht dat verweerder daarop niet heeft gereageerd dus ongegrond.

De klacht is echter wel gegrond, voor zover hij luidt dat verweerder niet eigener beweging het aanvragen van de psychiatrische expertise aan klaagster heeft toegelicht. Het College constateert dat de verwijsbrief dateert van latere datum dan de brief d.d. 8 februari 2016 waarin de directeur van F (waaraan verweerder is verbonden) aan E mededeelt dat zij klaagster niet verder willen begeleiden. Verweerder heeft klaagster dus verwezen voor een psychiatrische expertise terwijl de begeleiding al was beeindigd. Hij heeft de (inhoud van de) verwijsbrief dan ook niet met klaagster besproken en klaagster ook niet anderszins daarover geinformeerd. Naar het oordeel van het College had verweerder dit wel moeten doen. Klaagster had vooraf geinformeerd moeten worden over de door verweerder aangevraagde psychiatrische expertise. Door dit niet te doen heeft verweerder in strijd gehandeld met de zorg die hij ten opzichte van klaagster behoorde te betrachten. Klachtonderdeel 6 is aldus gedeeltelijk gegrond.

Ad 7

5.7 Een bedrijfsarts is voorafgaand aan een spreekuur niet verplicht na te gaan of het verantwoord is dat iemand met het openbaar vervoer naar het spreekuur komt. Bij klaagster waren geen aanwijzingen om hiervan af te wijken. Als klaagster niet (met het openbaar vervoer) kan reizen, dient zij dit kenbaar te maken. Dit is gebeurd en daarop is adequaat gereageerd door de arbodienst. Klachtonderdeel 7 is ongegrond.

5.8 De conclusie is dat klachtonderdeel 6 gedeeltelijk gegrond is, de overige onderdelen zijn ongegrond. Verweerder heeft aldus in strijd gehandeld met de zorg die hij ten opzichte van klaagster behoorde te betrachten zoals bedoeld in artikel 47, eerste lid onder a van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg.

Het College acht een waarschuwing passend.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt:

verklaart de klacht voor wat betreft klachtonderdeel 6 gedeeltelijk gegrond,

legt op de maatregel van waarschuwing.

Deze beslissing is gegeven door mr. A.E.B. ter Heide, voorzitter, mr. P.M. van Dijk-de Keuning, lid-jurist, R.P. van Straaten, H.C. Baak en dr. J.H.A.M. Tuerlings, leden-artsen, bijgestaan door mr. E.C. Zandman, secretaris en uitgesproken in het openbaar op 10 januari 2017.

voorzitter secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hem toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.