Tuchtrecht | Geen of onvoldoende zorg | ECLI:NL:TGZCTG:2017:10

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2017:10

Datum uitspraak: 10-01-2017

Datum publicatie: 10-01-2017

Zaaknummer(s): c2016.027

Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg

Beroepsgroep: Arts

Beslissingen:

Inhoudsindicatie: Klacht tegen een arts. Klagers verwijten de arts (samengevat) dat zij als behandelaar van klaagster staat vermeld op het formulier van de Spoedeisende hulp, terwijl klaagster daar is gezien door een andere arts. De tekst op het formulier is dus niet correct. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht als van onvoldoende gewicht afgewezen.De behandeling van de zaak in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg. Het beroep wordt verworpen.

------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2016.027 van:

1. A., wonende te B., 2. C., wonende te B., appellanten, klagers in eerste aanleg,

tegen

H., arts, destijds werkzaam te I., verweerster in beide instanties.

1. Verloop van de procedure

Bij pro forma klaagschrift van 7 september 2015, aangevuld bij klaagschrift van

26 september 2015 (met latere correcties) hebben A. en C. - hierna klaagster en klager, tezamen te noemen: klagers - bij het Regionaal Tuchtcollege te Groningen tegen H. - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 1 december 2015, onder nummer G2015/109, heeft dat College de klacht als van onvoldoende gewicht afgewezen. Klagers zijn van die beslissing tijdig in beroep gekomen.

De arts heeft bij brief van 2 augustus 2016 op het beroep van klagers gereageerd.

Bij brief van 1 december 2016, bij het Centraal Tuchtcollege ingekomen op

2 december 2016, hebben klagers een verzoek gedaan tot wraking van (onder meer) mr. T.L. de Vries (plaatsvervangend voorzitter Centraal Tuchtcollege) en

dr. R.T. Ottow (chirurg).

Bij beslissing van 5 december 2016 heeft de wrakingskamer van het Centraal Tuchtcollege (voor zover hier relevant) het verzoek tot wraking afgewezen en tevens bepaald dat een volgend verzoek om wraking van de leden van het Centraal Tuchtcollege niet in behandeling wordt genomen, tenzij feiten en omstandigheden worden voorgedragen die pas na het eerdere verzoek aan verzoekers bekend zijn geworden.

Op 5 december 2016 (aangevuld op 6 december 2016) hebben klagers opnieuw een verzoek gedaan tot wraking van alle bij deze zaak betrokken leden van het Centraal Tuchtcollege. In dit verzoek zijn geen feiten of omstandigheden vermeld die pas na het eerdere verzoek tot wraking aan klagers bekend zijn geworden. Dit verzoek tot wraking is daarom niet in behandeling genomen.

De zaak is in beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaken met nummers C2016.025, C2016.026, C2016.028, C2016.029, C2016.030, C2016.031, C2016.032, C2016.033 en C2016.038 behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 6 december 2016. Partijen zijn niet verschenen.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

"2. Beoordeling

2.1 Het College stelt vast dat de klacht, die betrekking heeft op een (vermeend) handelen op 8 september 2005 nog juist binnen de verjaringstermijn is ingekomen. Klagers zijn dus in zoverre op het nippertje ontvankelijk in hun klacht.

2.2 De klacht houdt in dat de arts in kwestie ten onrechte staat vermeld op een formulier van de Spoed Eisende Hulp. Het is echter niet duidelijk is waarom verweerster voor deze gestelde onjuistheid verantwoordelijk zou moeten worden gehouden, aangezien niet blijkt dat zij dit formulier zelf heeft opgemaakt. Voorts is onduidelijk welk belang klagers bij deze klacht zoveel jaren na dato nog zouden hebben.

2.3 De klacht is in elk geval van een zo gering gewicht dat aanstonds moet worden beslist als volgt.

2.4 Er bestaat bij deze stand van zaken geen aanleiding klagers andermaal in de gelegenheid te stellen hun klacht aan te vullen en te verduidelijken."

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

3.1 Op 8 september 2005 heeft klaagster letsel opgelopen aan arm, schouder en been.

3.2. Klaagster is op 21 september 2005 op de Spoedeisende Hulp van het G. behandeld in verband met het door haar opgelopen letsel.

4. Beoordeling van het beroep

4.1 In beroep hebben klagers hun klacht (schriftelijk) herhaald en nader toegelicht.

4.2 De behandeling van de zaak in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. T.L. de Vries, voorzitter, mr. E.F. Lagerwerf-Vergunst en mr. drs. R. Prakke-Nieuwenhuizen, leden-juristen en dr. W. de Ruijter en dr. R.T Ottow, leden-beroepsgenoten en mr. R. Blokker, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 10 januari 2017. Voorzitter w.g. Secretaris w.g.