"Ieieieieuuww!! Een spin!" Herken je dit?
6 januari 2017"
Ieieieieuuww!! Een spin!" Herken je dit?
Als je een psychologische behandeling krijgt, voor bijvoorbeeld een angststoornis of depressie, wat gebeurt er dan eigenlijk in je hersenen? Die vraag onderzoekt prof. dr. Koen Schruers samen met collega’s aan de Universiteit Maastricht. Mensen met een spinnenfobie of milde depressieve of psychotische klachten zijn hiervoor de meeste geschikte onderzoeksobjecten. En hij zoekt in januari nog proefpersonen…
Het komt misschien wel bekend voor: je hebt ooit een joekel van een spin in de badkuip aangetroffen en sindsdien kijk je toch altijd even met een schuin oog in de badkuip als je de badkamer binnenkomt. Als het echt per se zou moeten, zou je hem nog wel zelf te lijf durven gaan, maar liever vraag je iemand anders dat klusje even te klaren. ,,Dan heb je nog geen spinnnenfobie”, zegt Koen Schruers van de Universiteit Maastricht. ,,Het is een fobie als het je dagelijks leven beperkt. Als je de badkamer dus niet meer ingaat voordat iemand anders heeft gecheckt of er geen spinnen zitten.” De hoogleraar wil, samen met twee collega-hoogleraren en een aantal promovendi, beter begrijpen wat er in onze hersenen gebeurt, bijvoorbeeld als we een behandeling voor zo’n fobie ondergaan. Meedoen met de studie?
Ben je tussen de 16 en 26 en ben je wel eens somber, of heb je last van bepaalde gedachten? Of ben je als de dood voor spinnen? Ben je rechtshandig en woon je in de regio Zuid-Limburg? Op www.smartscanonderzoek.nl/ lees je meer over het wetenschappelijk onderzoek en hoe je in contact kunt komen met de onderzoekers om te kijken of je een geschikte kandidaat bent.
Leren in mri-scanner
Spinnenfobieën en milde depressieve of psychotische klachten komen het vaakst voor tussen het 16e en 26e levensjaar. In dezelfde periode zijn de hersenen nog volop in ontwikkeling, waardoor therapie vaak goed aanslaat. ,,Veel mensen hebben op die leeftijd nog geen behandeling gekregen voor hun klachten en dat maakt ze voor ons Smartscan-onderzoek ook heel geschikt”, aldus de hoogleraar. Nadat de proefpersoon is gescreend en geschikt bevonden is, gaat hij drie dagen achter elkaar in een mri-scanner. Door eenvoudige leertaken uit te voeren kunnen de onderzoekers in kaart brengen welke hersengebieden actief zijn bij welke emotionele reacties. ,,Dat is voor motorische functies vaak al tot op hersencelniveau bekend, maar voor emoties nog niet zo exact. We gaan ervan uit dat klachten zich in een leerproces hebben ontwikkeld en behandeling is ook een leerproces, maar dan in omgekeerde richting. Dat proces bootsen we na in de scanner.” Vervolgens krijgen de meeste proefpersonen een vorm van behandeling, waarna ze, ongeveer tien weken later, opnieuw drie dagen achter elkaar de scanner ingaan. Daarnaast vullen mensen allerlei vragenlijsten in, en worden ze ook thuis via een app een paar keer per dag gevraagd naar hun activiteiten, gemoedstoestand en meer.
Veilige cirkel
Mensen krijgen in de scanner geen beelden van spinnen te zien. Wel bijvoorbeeld een grote cirkel, die staat voor ‘veilig’ en een kleine cirkel, die staat voor ‘gevaarlijk’. ,,Vervolgens tonen we ook allerlei formaten cirkels die er tussenin zitten. Iemand die heel scherp leert, zal alles ertussenin makkelijk kunnen onderscheiden als veilig, want hij weet dat alleen die kleine gevaarlijk is. Maar iemand die meer angstig aangelegd is, zal meer gevoelig reageren op stimuli die lijken op wat gevaarlijk is. Dat bepaalt in het dagelijks leven het vermijdingsgedrag dat mensen hebben. Want als iemand bang is van een spin, die hij bijvoorbeeld in een hoek van de garage heeft gezien, dan gaat hij niet alleen die specifieke garage vermijden, maar ook alle situaties die erop lijken. Lijken op wordt ook gevaarlijk. En hoe meer dat voorkomt, hoe meer ze beperkt worden. We willen weten wat er dan in de hersenen gebeurt, omdat het mogelijk een voorspellende waarde heeft voor de toekomst van de klachten. Het zegt iets over de mate waarin iets is verankerd in de hersenen.” Een aantal jaar geleden deden de onderzoekers al een studie naar spinnenfobie, waarin aangetoond werd dat de overactiviteit van bepaalde hersengebieden bij deze mensen dankzij therapie kon worden gedempt. Hoe sterker dat effect was, hoe minder bang mensen acht jaar na het onderzoek nog waren voor spinnen.
Ieieieieuw!
Waarom veel mensen zo bang zijn voor spinnen, is overigens niet echt bekend. ,,Ze staan op nummer één van alle fobieën. Eén verklaringstheorie is dat we vanuit onze voorouders ingeprent hebben gekregen dat spinnen gevaarlijk zijn, terwijl dat in dit deel van de wereld al heel lang niet meer het geval is. Wat volgens mij zeker meespeelt is dat ze moeilijk te controleren zijn. Ze bewegen heel snel en onvoorspelbaar. En naast angst wekken ze ook een gevoel van walging op. Als je een zaal vraagt een geluid te maken dat past bij het zien van een spin, hoor je iets als ‘ieieieuww!’ of ‘jek!’ We hebben in de groep meer vrouwelijke proefpersonen. Of dat is omdat jongens echt minder bang zijn of dat ze gewoon niet geacht worden achteruit te deinzen, is heel moeilijk te onderzoeken.”
Nog tot eind januari worden proefpersonen opgenomen in de studie en daarna kunnen alle onderzoeksdata pas echt geanalyseerd worden. Wel werd in de controlegroep (de ‘klachtenvrije’ proefpersonen) al aangetoond dat hoe beter mensen in staat zijn plaatjes die sterk op elkaar lijken te onderscheiden, hoe minder generalisatie van vrees ze vertonen. Met andere woorden: Stel je bent overvallen in een donkere parkeergarage door een man met een baard en een capuchontrui. Als je op straat een andere man met baard en capuchon tegenkomt, kun je ofwel goed onderscheiden dat het iemand anders is (en voel je je minder angstig) of je gooit alle mannen met baarden en mutsen op een hoop en voelt je heel angstig. ,,In het laatste geval voelt het leven als heel gevaarlijk aan en ga je minder de straat op. Die veralgemening is heel belangrijk in het dagelijks leven van mensen met angst- en traumaklachten. Het bepaalt hoe geïnvalideerd ze zijn. Denk ook aan mensen met een posttraumatische stressstoornis, nadat ze bijvoorbeeld in een oorlogsgebied hebben gewerkt. We onderzoeken de werking en verandering van hersengebieden bij mensen met mildere klachten, maar willen de kennis uiteindelijk ook voor deze zwaardere doelgroep inzetten.”
CV Koen Schruers
Prof. dr. Koen Schruers is hoogleraar ‘Mechanismes van affectieve stoornissen’, psychiater in het Maastricht UMC+ en hoofd van het Academisch Angstcentrum, een 25-jarig bestaande samenwerking tussen de UM en Mondriaan. Als onderzoeker gaat zijn interesse vooral uit naar de onderliggende mechanismen van affectieve stoornissen, zoals angst- en dwangstoornissen, en het ontwikkelen en het behandelen daarvan.