Tuchtrecht | Niet of te laat verwijzen | ECLI:NL:TGZREIN:2016:100

ECLI:NL:TGZREIN:2016:100

Datum uitspraak: 14-12-2016

Datum publicatie: 14-12-2016

Zaaknummer(s): 1690

Onderwerp: Niet of te laat verwijzen

Beroepsgroep: Arts

Beslissingen: Ongegrond/afwijzing

Inhoudsindicatie: Huisarts heeft klaagster niet tijdig naar een uroloog doorverwezen waardoor blaastumor kon groeien. Volgens medisch dossier is er een tijdverschil van vier jaar tussen de consulten. Geen aanknopingspunten dat klaagster tussentijds met soortgelijke klachten bij verweerder is geweest. Conform NHG richtlijn urineweginfecties gehandeld. Aanvulling van deze richtlijn is wenselijk met het oog op (passagere) hematurie. Ongegrond en publicatie.

------------------

Uitspraak: 14 december 2016

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 23 mei 2016 binnengekomen klacht van:

[A]

wonende te [B]

klaagster

gemachtigde ter zitting [C]

tegen:

[D]

huisarts

werkzaam te [B]

verweerder

gemachtigde mr. S.J. Berkhoff-Muntinga te Utrecht

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift, het medisch dossier en twee CD-roms

- het verweerschrift en de aanvulling daarop

- de brief van de gemachtigde van verweerder ontvangen op 31 oktober 2016

- het door klaagster ter zitting overgelegde medische dossier.

- de door de gemachtigde van verweerder overgelegde pleitnotitie

Na ontvangst van het verweerschrift heeft de secretaris de zaak naar een openbare zitting van het college verwezen.

De klacht is ter openbare zitting van 2 november 2016 behandeld. Partijen waren aanwezig, klaagster bijgestaan door haar dochter en verweerder bijgestaan door zijn gemachtigde.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende.

Klaagster is gedurende een groot aantal jaren patiente geweest van verweerder. In 2010 was er sprake van zichtbaar bloed in de urine. Het medisch dossier vermeldt daarover op 9 juni 2010:

" H. [toevoeging college: H=verweerder] sinds enkele wkn bloed bij urine, dan tevoren wel eens buikpijn en rugpijn, geen mictieklachten, malaise of koorts.

Beleid HA: op spreekuur komen, nakijken abdomen, inwendig onderzoek, urine, evt. aanvl. onderzoek.

Nu furabid-kuur geven. Pat moet opletten op recidief bloed bij urine-> dan dit melden."

Op 27 juli 2010 wordt er genoteerd:

" o/urine: geen ery;s (2^e x laboratorium uitslag; volledige urine)

Beleid: nu expectatief. Bij hernieuwd zichtbare hematurie-> naar uroloog."

Klaagster meldt zich dan weer op 7 november 2014. In het medisch dossier staat:

" A. (toevoeging college: A=assistente)brengt urine bij ass. Ivm bloed bij urine, zonder mictieklachten, malaise of koorts. o/urinestick: niet goed te beoordelen ivm stampvolle ery;s,

E/buikpijn/hematurie

H. Beleid HA: nu monuril kuur en volgende week nogmaals urine controle + sediment en afspraak HA."

Op 10 november 2014 wordt er genoteerd:

" A. op spreekuur HA na episode hematurie en klachten: Levert urine in ter controle bij ass: Stick en sediment schoon. Geen ery's. Met monuril nam bloedverlies af, urine weer geel.

H. Vaker bloedverlies gehad met weinig plasklachten.

0/normale peristaltiek en tympanie abd, iets demping blaas?

Beleid: nu exspectatief en over 14dagn sedimentcontrole om micr. Hemature uit te sluiten."

In december 2014 is de urine schoon. In de periode tot 28 oktober 2015 wordt nog tweemaal de urine ingeleverd en is beide keren de urine schoon. Op 28 oktober 2015 komt klaagster in de praktijk. Over dit contact wordt vermeld:

" A. Pat. Brengt urine naar ass ivm vaak beetjes plassen. Geen pijn/branderigheid of koorts. Wel bloed bij urine en rugpijn. Urine; nirtriet + leuko ++ ery +++

Waarnemer stelt diagnose: cystitis en schrijft R/ monuril eenmalig 1 zakje voor."

Op 10 november 2015 komt klaagster op het spreekuur bij verweerder en wordt zij doorverwezen naar de uroloog. Door de uroloog wordt na onderzoek vastgesteld dat er bij klaagster sprake is van macroscopische hematurie op basis van een tweetal (maligne) blaastumoren.

3. Het standpunt van klaagster en de klacht

Klaagster verwijt verweerder dat hij zeer nalatig is geweest door haar te laat door te verwijzen naar de uroloog. Zou zij tijdig doorverwezen zijn dan had er met een lichtere ingreep dan thans het geval geweest is, volstaan kunnen worden. Klaagster heeft nu twee operaties alsmede chemotherapie moeten ondergaan, waarbij het afwachten is of de kanker niet terugkomt. Voor haar is dit zeer ingrijpend en emotioneel.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder is van mening dat, alhoewel hij het erg vindt wat er bij klaagster gebeurd is, hij niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld heeft. Klaagster heeft zich in 2010 gemeld met klachten van bloed in de urine waarop hij beleid heeft ingesteld. De klachten zijn toen verdwenen. In november 2014 meldde klaagster zich met soortgelijke klachten, dus ruim vier jaar later. Op basis van anamnese en de bevindingen na onderzoek heeft verweerder een afwachtend beleid afgesproken. Het urinesediment bleek schoon en op 3 december 2014 werd in het dossier genoteerd dat er geen urineweginfectie was. Het volgende contactmoment waarop verweerder klaagster zag was op 10 november 2015, dus een jaar later. Verweerder heeft klaagster toen direct doorverwezen naar de uroloog. De contactmomenten die er in 2015 geweest zijn, waren met de praktijkondersteuner of een waarnemer.

5. De overwegingen van het college

Het college stelt voorop dat het bij de tuchtrechtelijke beoordeling van beroepsmatig handelen niet gaat om de vraag of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de aangeklaagde beroepsbeoefenaar binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening is gebleven, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in zijn beroepsgroep ter zake als norm was aanvaard.

Het college is van oordeel dat verweerder is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening. Het college overweegt daartoe het navolgende. Vast is komen te staan dat klaagster zich medio 2010 tot verweerder heeft gewend in verband met klachten van bloed in de urine, dat daarop beleid is ingesteld en dat in november 2010 de klachten volledig verdwenen waren. Eerst in november 2014, dus vier jaar later, komt klaagster met soortgelijke klachten bij verweerder. Klaagster heeft ter zitting weliswaar opgemerkt dat zij ook voorafgaand aan november 2014 met soortgelijke klachten bij verweerder geweest is maar verweerder ontkent dit en het dossier biedt voor deze stelling van klaagster geen aanknopingspunten. Nu klaagster heeft nagelaten deze stelling nader te onderbouwen dient het college uit te gaan van het medische dossier, in welk dossier tussen 2010 en 2014 geen gewag gemaakt wordt van hematurie.

De vraag die derhalve aan het college voorligt is of verweerder klaagster direct na het spreekuurcontact in november 2014 naar een uroloog had dienen te verwijzen. De richtlijn van het Nederlands Huisartsen Genootschap met betrekking tot urineweginfecties spreekt slechts van een doorverwijzing bij patienten zoals klaagster indien er sprake is van drie urineweginfecties in een jaar. Daarvan is in de onderhavige zaak geen sprake geweest. Gebleken is verder dat verweerder op grond van de diagnose cystitis, conform deze richtlijn heeft gehandeld en geen noodzaak gezien heeft en ook niet had hoeven te zien om verder onderzoek te (laten) verrichten, toen de klachten van klaagster in december 2014 volledig verdwenen waren en de urine schoon was.

Het college merkt hier overigens wel bij op dat het wenselijk zou zijn indien voornoemde richtlijn aangevuld zou worden in die zin dat er aandacht besteed wordt aan de vraag welk beleid gevolgd moet worden bij (passagere) hematurie. Bij het hernieuwde contact van klaagster met verweerder in november 2015 heeft verweerder klaagster wel direct doorverwezen. Het college begrijpt dat de diagnose die toen door de uroloog gesteld is voor haar een traumatische ervaring geweest is en betreurt het dat klaagster nog steeds met de gevolgen daarvan leeft. Gezien echter het vorenstaande is het college van oordeel dat verweerder daarvan geen tuchtrechtelijk verwijt gemaakt kan worden.

Om redenen aan het algemeen belang ontleend bepaalt het college dat deze beslissing zal worden gepubliceerd.

6. De beslissing

Het college:

- wijst de klacht af;

- bepaalt dat deze beslissing zal worden gepubliceerd in de Nederlandse Staatscourant en ter publicatie zal worden aangeboden aan het tijdschrift `Medisch Contact'.

Aldus beslist door mr. C.D.M. Lamers als voorzitter, mr. E.J.M. Walstock-Krens als lid-jurist, J.C.F. Schellekens, E.I. van Dijk en C.L.S.M. Stuurman als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. C.W.M. Hillenaar als secretaris en in het openbaar uitgesproken op

14 december 2016 in aanwezigheid van de secretaris.