Tuchtrecht | Onheuse bejegening | ECLI:NL:TGZCTG:2016:365

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2016:365

Datum uitspraak: 15-11-2016

Datum publicatie: 14-12-2016

Zaaknummer(s): c2016.070

Onderwerp: Onheuse bejegening

Beroepsgroep: Arts

Beslissingen:

Inhoudsindicatie: Klacht tegen een bedrijfsarts. Klaagster verwijt de bedrijfsarts dat zij haar heeft gediscrimineerd en beledigd, dat zij heeft gedreigd met sancties van het UWV, dat zij haar heeft uitgelachten, haar klachten heeft gebagatelliseerd en haar heeft gedwongen om naar een bepaalde behandelaar te gaan. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2016.070 van:

A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,

gemachtigde: C., wonende te Den Haag,

tegen

D., bedrijfsarts, werkzaam te E., verweerster in beide instanties,

gemachtigde: mr. W.M. Hes, advocaat te Amsterdam.

1. Verloop van de procedure

A. - hierna: klaagster - heeft op 31 oktober 2014 bij het Regionaal Tuchtcollege te Den Haag tegen D. - hierna: de bedrijfsarts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 17 november 2015, onder nummer 2014-274b heeft dat College de klacht afgewezen.

Klaagster is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. Zij heeft haar beroep aangevuld bij brief van 19 april 2016.De bedrijfsarts heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

Bij brief van 17 juni 2016 is namens de secretaris van het Centraal Tuchtcollege aan de gemachtigde van klaagster verzocht aan te geven wat zij met de door haar overgelegde geluidsopname (van 1 uur en 38 minuten) wil bewijzen en welke passages daarbij van belang zijn. Ook wordt verzocht van het relevante deel van de geluidsopname een transcriptie te maken. Bij brief ingekomen op 1 juli 2016 laat de gemachtigde van klaagster het Centraal Tuchtcollege weten dat zij nog een brief zal sturen met de tijden die moeten worden beluisterd. Bij brief van 3 november 2016 is namens de secretaris van het Centraal Tuchtcollege nogmaals aan de gemachtigde van klaagster verzocht een transcriptie van de relevante passages van de geluidsopname aan te leveren.

De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 15 november 2016, waar de bedrijfsarts en haar gemachtigde zijn verschenen enhebben het standpunt van de bedrijfsarts toegelicht. Klaagster en haar gemachtigde zijn, zonder bericht, niet verschenen.

Het Centraal Tuchtcollege heeft ter openbare terechtzitting van 15 november 2016 mondeling uitspraak gedaan.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag

gelegd.

2. De feiten

2.1 Klaagster, geboren 3 december 1955, was tot eind 2014 werkzaam als schoonmaakster bij F. (hierna: F.) te G.. Op

11 december 2012 is zij uitgevallen met fysieke klachten. In een later stadium heeft zij ook psychische problemen kenbaar gemaakt.

2.2 Verweerster is als stafarts verbonden aan Facilicom Arbodiensten (hierna: FAD) van Facilicom, van welke laatste organisatie F. een onderdeel is.

2.3 Omdat re-integratie naar werk stagneerde is klaagster opgeroepen om op

4 juli 2013 te verschijnen op het spreekuur van bedrijfsarts H.. Sindsdien hebben meerdere spreekuurcontacten met H. plaatsgevonden. Het laatste spreekuurcontact vond plaats in december 2013. Naar aanleiding van dit contact heeft de dochter van klaagster een formele klacht over de bedrijfsarts ingediend bij het management van FAD. De klacht is volgens het klachtenprotocol van FAD afgehandeld.

2.3 FAD heeft aan het verzoek van klaagster om een andere bedrijfsarts gehoor gegeven en klaagster verder door verweerster te laten begeleiden.

2.4 Verweerster heeft klaagster voor het eerst op 14 februari 2014 op het spreekuur gezien. Naar aanleiding van dit spreekuurcontact heeft verweerster een functionele mogelijkheden lijst (FML) opgesteld ten behoeve van een arbeidsdeskundig onderzoek en de werkgever geadviseerd.

2.5 Op 3 april 2014 heeft een vervolgspreekuur plaatsgevonden om klaagsters bezwaren tegen de FML en het eerdere advies van de arts te bespreken. Op hoofdlijnen heeft verweerster de beperkingen in de FML ongewijzigd gelaten. Op enkele punten zijn de beperkingen met een toelichting in de FML aangepast. De arts heeft toegelicht dat klaagster niet voldoet aan de criteria van `Geen Benutbare Mogelijkheden'(GBM) en dat een arbeidsdeskundig onderzoek zal uitwijzen in welke mate zij belastbaar is.

2.6 Op 21 mei 2014 heeft klaagster een deskundigenoordeel passende arbeid gevraagd bij het UWV omdat de werkgever had bepaald dat klaagster vanaf 13 mei 2014 gedurende 2 uur per week aangepast eigen werk zou gaan verrichten. Het UWV oordeelde dat een start met 2 uur per week, rekening houdend met de beperkingen van klaagster, paste in een normale bedrijfsgeneeskundige begeleiding.

2.7 Op 18 juli 2014 is klaagster op het spreekuur gezien door een andere, derde bedrijfsarts, die zich om haar moverende redenen uit de sociaal-medische begeleiding van klaagster heeft teruggetrokken.

2.8 In de zomer van 2014 heeft verweerster op verzoek van FAD in afwezigheid van klaagster het Actueel oordeel probleemanalyse WIA en de Medische informatie WIA opgesteld, opdat de WIA-aanvraag binnen de wettelijke termijnen ingediend zou kunnen worden, op basis waarvan klaagster voor de WIA-keuring is uitgenodigd en volledig afgekeurd werd.

3. De klacht

Klaagster verwijt verweerster dat zij klaagster niet serieus heeft genomen en heeft gediscrimineerd en beledigd en dat zij heeft gedreigd met sancties van het UWV.

Verweerster heeft klaagster uitgelachen en haar klachten gebagatelliseerd. Uit haar houding en manier van lachen sprak dat zij klaagster niet geloofde en dat zij min of meer aangaf dat klaagster niet de waarheid vertelde over haar ziekte. Zo moest klaagster haar hoofddoek af doen terwijl ze pijn in haar knieen en armen had. Klaagster verwijt verweerster voorts dat zij klaagster heeft gedwongen om naar een bepaalde behandelaar te gaan.

4. Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Verweerster stelt door de dochter van klaagster ernstig te zijn belemmerd in de uitvoering van haar werkzaamheden als bedrijfsarts. De dochter is bij de spreekuurcontacten met klaagster aanwezig geweest als tolk en belangenbehartiger. De taalproblemen van klaagster zijn herkenbaar, maar klaagster kon zelfstandig in het Nederlands een eenvoudig gesprek voeren. Dat klaagster zich schijnbaar niet begrepen en onheus bejegend voelde stoelt op misverstanden, mogelijk als gevolg van de taalbarriere, maar vooral door het ontbreken van de bereidheid van de dochter om de mening van haar moeder weer te geven.

Verweerster heeft bij ieder spreekuurcontact kenbaar gemaakt dat zij het niet toestond dat de gesprekken zouden worden opgenomen met de telefoon. Zij heeft tijdens het eerste spreekuurcontact op 14 februari 2014 uitgebreid stilgestaan bij hetgeen eerder zou zijn voorgevallen. Zij heeft klaagster lichamelijk onderzocht en heeft de medische informatie van de behandelaren bestudeerd. Zij heeft functietesten gedaan van de aangedane ledematen (schouders, ellebogen, handen en knieen) na toestemming van klaagster. Omdat klaagster ook beperkingen van de nek had, heeft verweerster haar gevraagd haar hoofddoek af te doen voor onderzoek, hetgeen klaagster heeft gedaan. Na het onderzoek heeft klaagster voorgedaan hoe een hoofddoek geknoopt kan worden waarbij beiden hebben gelachen. Van uitlachen is geen sprake geweest. Verweerster heeft vervolgens een psychiatrische expertise voorgesteld, die door de dochter is geweigerd. Ook met het voorstel om een expertise door een - vrouwelijke - psychiater te laten verrichten ging de dochter van klaagster niet akkoord. Later is wel een expertise verricht. Verweerster heeft toegelicht dat haar relatie met de psychiaters louter een zakelijke is.

Verweerster heeft vervolgens een FML opgesteld, die tijdens het spreekuurcontact op 3 april 2014 met klaagster is besproken en enigszins is aangepast. Volgens verweerster verliep het spreekuur op 3 april 2014 moeizaam en werd de sfeer steeds grimmiger. Klaagster heeft op een bepaald moment een verbod van haar dochter gekregen om vragen verder te beantwoorden. Toen verweerster aangaf dat zij de eis van de dochter om vast te stellen dat er geen benutbare mogelijkheden waren niet kon honoreren, werd de dochter dreigend en intimiderend. Het voorstel van verweerster om nog een gesprek met klaagster aan te gaan is door de dochter van klaagster geweigerd. Het latere advies van verweerster (activering van klaagster) is later door de UWV ondersteund.

5. De beoordeling

5.1 Verweerster heeft betwist zich jegens klaagster op de door haar beschreven wijze te hebben uitgelaten. Gezien de betwisting door verweerster van hetgeen klaagster heeft gesteld kan niet worden vastgesteld wat er tijdens de spreekuurcontacten precies is gezegd. Hierbij overweegt het College dat zowel de verklaring van de dochter van klaagster, zoals opgenomen in het proces-verbaal van de politie, opgemaakt op 29 september 2014, als haar stellingen in deze tuchtrechtprocedure niet als onpartijdig kunnen worden beschouwd, nu zij de namens klaagster het woord heeft gevoerd en haar belangen heeft behartigd.In de tuchtrechtelijke procedure geldt dat, waar de verklaringen van de partijen tegenover elkaar staan, aan het standpunt van de een niet meer geloof kan worden gehecht dan aan dat van de ander, tenzij uit andere bewijsmiddelen moet worden afgeleid dat een van de partijen het gelijk aan zijn zijde heeft. Dat is hier niet het geval.Ook heeft het College vastgesteld dat de lezing van klaagster niet wordt bevestigd door de geluidsopnamen die zij heeft overgelegd in de vorm van een CD-rom. Het feit dat verweerster niet heeft ingestemd met de geluidsopnamen wordt in deze niet als doorslaggevend beschouwd.Het verwijt van klaagster kan dan ook op dit onderdeel niet gegrond worden bevonden.

5.2 Het College kan voorts niet vaststellen dat verweerster klaagster gedwongen zou hebben om naar een bepaalde behandelaar te gaan. Uit de Bijstelling Probleemanalyse WIA d.d. 20 februari 2014 blijkt immers dat tijdens het spreekuur op 14 februari 2014 is besproken dat de primaire behandelaar klaagster zou gaan verwijzen naar de tweedelijns behandelaar voor een intake en verdere behandeling en een expertise werd uitgesteld. Ook is niet gebleken dat verweerster klaagster niet serieus zou hebben genomen.

5.3 Om bovenstaande redenen zal de klacht zonder nader onderzoek als kennelijk ongegrond worden afgewezen.

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

4. Beoordeling van het beroep

4.1 Klaagster beoogt met haar beroep haar klacht opnieuw en in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege voor te leggen. Klaagster concludeert tot gegrondverklaring van het beroep.

4.2 De bedrijfsarts heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

4.3 Het Centraal Tuchtcollege komt op grond van hetgeen schriftelijk en mondeling tijdens de terechtzitting naar voren is gebracht tot het oordeel dat op geen enkele wijze aannemelijk is geworden dat de bedrijfsarts klaagster niet serieus heeft genomen, haar zou hebben gediscrimineerd en beledigd, haar zou hebben uitgelachten en haar klachten zou hebben gebagatelliseerd. Integendeel, het Centraal Tuchtcollege heeft de overtuiging gekregen dat de bedrijfsarts zeer professioneel heeft gehandeld. Ook is niet komen vast te staan dat de bedrijfsarts klaagster zou hebben gedwongen naar een andere behandelaar te gaan. Het Centraal Tuchtcollege tekent hierbij nog aan dat klaagster tot twee keer toe om een transcriptie van de geluidsopname - waaruit volgens de gemachtigde van klaagster het bewijs zou volgen - is verzocht, maar dat deze niet is ontvangen.

De behandeling van de zaak in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege dan ook geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, mr. M.W. Zandbergen en mr. J.M. Rowel-van der Linde, leden-juristen en drs. H.S. Boersma en

drs. J.A.F. Leunisse-Walboomers, leden-beroepsgenoten en mr. M.W. van Beek, secretaris,

en uitgesproken ter openbare zitting van 15 november 2016.

Voorzitter w.g. Secretaris w.g.