Reserves bij samenwerkingsverbanden soms onnodig groot
06-12-2016
Financien, Passend onderwijs
Niet al het geld voor passend onderwijs is het afgelopen anderhalf jaar uitgegeven. Dat schrijft staatssecretaris Sander Dekker (Onderwijs) vandaag in een brief aan de Tweede Kamer. Toch betekent dit niet dat alle samenwerkingsverbanden die geld over hebben het niet goed doen. Het is
verstandig om reserves te hebben voor mogelijke tegenvallers, aldus Dekker.
Circa 111 miljoen van de 1,16 miljard euro hebben samenwerkingsverbanden niet besteed, schrijft Dekker in zijn brief aan de Kamer. Gemiddeld hield een samenwerkingsverband in het primair onderwijs negen procent over, wat volgens de bewindsman voor een deel ten koste van zorgleerlingen is
gegaan. Maar er zijn ook veel samenwerkingsverbanden die hun financien netjes voor elkaar hebben, aldus Dekker.
Wat vindt de PO-Raad
De PO-Raad vindt het begrijpelijk dat samenwerkingsverbanden een zekere financiele buffer hebben om schommelingen in het aantal zorgleerlingen te kunnen opvangen. Alleen dan kunnen scholen er voor zorgen dat alle leerlingen passend onderwijs krijgen. Ook wijst de PO-Raad erop dat
samenwerkingsverbanden nog relatief jong zijn en in de praktijk moeten ervaren welk bedrag ze daadwerkelijk achter de hand moeten houden voor een gezonde bedrijfsvoering.
De PO-Raad gaat uit van een noodzakelijke buffer van vijf procent, maar dit hangt sterk samen met de financiele gezondheid van de organisatie. Daar waar samenwerkingsverbanden veel meer van hun budget overhouden, moeten zij worden aangesproken door hun eigen bestuur en toezichthouders, vindt
de PO-Raad. ,,Zij zijn nu aan zet en moeten hier scherp op toezien, zodat het geld goed wordt besteed'', zegt voorzitter Rinda den Besten.
Samenwerkingsverbanden kunnen met vragen over hun financiele bedrijfsvoering en verantwoording terecht bij (ondersteuningpassendonderwijs@poraad.nl).
Zie ook deze handreiking risicomanagement voor samenwerkingsverbanden.
Advies Onderwijsraad
Gisteren bracht de Onderwijsraad een advies uit met diverse aandachtspunten die een succesvolle invoering van passend onderwijs in de weg staan; onder meer rond de registratie van geboden ondersteuning en rond het ontbreken van een dekkend ondersteuningsaanbod. Ook adviseerde de raad scherp in
het vizier te houden of verschillen niet te groot worden. Het mag bijvoorbeeld niet zo zijn dat leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte in de ene regio minder kansen krijgen dan in de andere regio. In verband met de landelijke verevening blijft dit ook voor de PO-Raad een belangrijk
zorgpunt.
De Onderwijsraad signaleerde dat het moeilijk is om de geboden ondersteuning te vergelijken met de situatie van voor de invoering van passend onderwijs. Scholen gaan verschillend om met de toekenning van ondersteuning en het administreren daarvan. De raad vraagt zich af hoe de overheid de
verantwoordelijkheid voor het stelsel kan nemen, als zij hierover onvoldoende informatie heeft. De PO-Raad heeft hier eerder ook al op gewezen. Door de decentralisatie ligt immers meer verantwoordelijkheid bij de samenwerkingsverbanden. Via het Dashboard passend onderwijs en de kijkglazen van
DUO hebben zij inzicht in hun eigen kengetallen en trends. Het is aan de scholen om voor leerlingen die extra ondersteuning krijgen een ontwikkelingsperspectief op te stellen. De inspectie controleert dat.
Niet alleen focussen op thuiszitters
Het succes van passend onderwijs moet niet alleen afgemeten worden aan het aantal thuiszitters, vindt de raad. Bij een te eenzijdige focus op het terugdringen van het aantal thuiszitters kunnen niet alleen de overige doelen en verwachtingen rondom passend onderwijs naar de achtergrond
verdwijnen, maar bestaat ook het gevaar dat de politiek te snel wijzigingen in de huidige koers wil aanbrengen.
Governance
Ook de governance van de samenwerkingsverbanden is een aandachtspunt uit het rapport dat de PO-Raad herkent. Nog niet overal zijn het interne toezicht en doorzettingsmacht goed geregeld en zijn rollen en posities van bij samenwerkingsverbanden aangesloten besturen voldoende helder. De PO-Raad
organiseerde hier al verschillende bijeenkomsten en workshops over. Om de regionale bestuurskracht verder te versterken biedt de PO-Raad diverse vormen van ondersteuning aan.
In de praktijk
`In de onderwijspraktijk bestaat een negatief beeld van passend onderwijs', luidt het rapport van de Onderwijsraad verder. Deze beeldvorming dateert al van ver voor de invoering en is lastig te kantelen, constateerde ook de PO-Raad al eerder. Waar passend onderwijs leidt tot een toename in
werkdruk en bureaucratie is die beeldvorming ook terecht, vindt de PO-Raad. De grote regionale verschillen maken echter duidelijk dat de oplossingen hiervoor ook in de regio gevonden moeten worden.
Uiteindelijk vindt de PO-Raad dat passend onderwijs gewoon goed onderwijs voor ieder kind moet zijn. Regulier waar het kan, speciaal waar nodig.
Lees hier het volledige advies van de Onderwijsraad.
Laatst gewijzigd:
dinsdag 6 december 2016