In hoger beroep eis van 16 jaar voor dodelijke ripdeal en geplande r..
31 maart 2016 - Ressortsparket
De advocaat-generaal (OM) in Den Haag heeft in hoger beroep een gevangenisstraf van zestien jaar geeist tegen een 25-jarige man, wegens het medeplegen van een dodelijke ripdeal op 20 januari 2013 in Rotterdam.
Ook wordt de man verdacht van het plannen van een volgende ripdeal, een paar weken later, en verboden vuurwapenbezit.
Op 20 januari 2013 belde het slachtoffer, een 37-jarige man uit Belgie, zelf met het alarmnummer van de politie. Hij was kort daarvoor van dichtbij in zijn gezicht geschoten en was nauwelijks verstaanbaar. In een aan de Essenburgsingel in Rotterdam-West geparkeerde auto vindt de uitgerukte
politie de Belg. Hij is dan inmiddels overleden. In de auto worden twee mobiele telefoons gevonden en een bon op naam van de verdachte, C.. Uit onderzoek van de telefoons blijkt dat het slachtoffer de twee maanden voor zijn dood vaak contact heeft gehad met de verdachte. Onderzoek leert dat
het slachtoffer op de dag van zijn dood vanuit zijn woonplaats in Belgie naar Rotterdam-Oost is gereden, de verdachte daar heeft opgehaald en met hem naar Rotterdam-West is gereden voor een ontmoeting met een andere man, J.
De betrokkenheid van de verdachte bij de gewelddadige dood van het slachtoffer bleek onder meer uit afgeluisterde telefoongesprekken in een ander onderzoek, dat zich richtte op de voorbereidingen van C.. en J. van een volgende ripdeal. J. bleek in het bezit van het vuurwapen waarmee het
Belgische slachtoffer is doodgeschoten. Onderzochte pinggesprekken tussen J. en de leverancier van het vuurwapen leren dat J. het vuurwapen op 20 januari nodig had. De leverancier heeft verklaard dat hij wist dat het wapen nodig was voor de beroving van een Belg. Volgens het OM heeft J. in het
bijzijn van C. het slachtoffer doodgeschoten.
Het slachtoffer is op de bewuste dag naar Nederland gereden om een partij speed te verkopen. J. en C. waren zijn afnemers, maar zijn volgens het OM nooit van plan geweest te betalen. Om dat kracht bij te zetten hadden zij zich bewapend. Hoewel J. heeft geschoten, moet in de visie van het OM C.
als medepleger van gekwalificeerde doodslag worden gezien. C. wist dat zijn mededader zich had bewapend en heeft de kans aanvaard dat het wapen - met fataal gevolg - zou worden gebruikt.
Een paar weken na het doodschieten van het Belgische slachtoffer hebben J. en C. voorbereidingen getroffen voor een volgende ripdeal. De politie arresteerde het tweetal bij afzonderlijke gelegenheden voordat zij hun plannen ten uitvoer hebben kunnen brengen. Voor het OM hebben de criminele
plannen, gesmeed kort na de dodelijke ripdeal in Rotterdam, een strafverhogende werking.
De rechtbank veroordeelde C. tot 13 jaar cel. De verdachte tekende hoger beroep aan tegen dat vonnis. Verdachte J. is veroordeeld tot vijftien jaar gevangenisstraf en heeft zijn eerder ingestelde hoger beroep tegen deze straf later weer ingetrokken.
De advocaat-generaal benadrukte in de zaak tegen C. de ernst en het schokkende karakter van de doodslag. ,,Kennelijk telt een mensenleven meer of minder niet voor verdachte C. Dat hij, amper een maand na de noodlottige gebeurtenissen waarbij het Belgische slachtoffer om het leven is gekomen,
zich alweer voorzien van wapens en munitie naar Amsterdam begeeft om weer iets `'ganga'' (kwaadaardigs) te gaan doen, rekent het OM de verdachte ernstig aan. Dit doet voor de toekomst het ergste vrezen.''
Het hof doet (naar verwachting) uitspraak over twee weken.
Deel dit op
*