Tuchtrecht | Geen of onvoldoende zorg | ECLI:NL:TGZCTG:2016:142

ECLI:NL:TGZCTG:2016:142

Datum uitspraak: 24-03-2016

Datum publicatie: 24-03-2016

Zaaknummer(s): c2015.240

Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg

Beroepsgroep: Arts

Beslissingen:

Inhoudsindicatie: Klager heeft PDD NOS met ADHD en is voor dagklinische behandeling aangemeld bij een instelling, gericht op complexe kinder- en jeugdproblematiek. Verweerster was als kinder- en jeugdpsychiater werkzaam bij deze instelling en was hoofdbehandelaar van klager. Klager stelt dat hij en zijn moeder slecht zijn behandeld door de psychiater en haar team. Zijn verwijten zien specifiek op het volgende:hij is te dik geworden door slecht eten en te weinig beweging; hij is vervuild geraakt, hij stonk en zijn tanden waren in zeer slechte staat;hij heeft de kans gekregen om twee avonden uit de instelling weg te lopen;hij heeft de kans gekregen om alcohol te drinken op zijn veertiende; hij heeft zonder toestemming van zijn moeder in de time out gezeten; hij is in de war gebracht door verkeerde adviezen over medicatiegebruik en het oppakken van contacten; hij heeft geen nazorg van de instelling gekregen. Klacht door Regionaal Tuchtcollege in al haar onderdelen ongegrond verklaard en afgewezen. Beroep verworpen.

-------------------

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2015.240 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

gemachtigde: mw. P.F. Ottenhof te Warnsveld ,

tegen

C., psychiater, werkzaam te D., verweerster in beide instanties,

gemachtigde: mr. E.P. Haverkate, jurist bij VvAA te Utrecht.

1. Verloop van de procedure

A. -hierna klager- heeft op 6 oktober 2014 bij het Regionaal Tuchtcollege te Groningen tegen psychiater C. -hierna de arts- een klacht ingediend. Bij beslissing van 2 juni 2015, onder nummer Rep.nr. G2014/97, heeft dat College de klacht in al haar onderdelen ongegrond verklaard en afgewezen.

Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in beroep ingediend. Tot slot is een brief van klager van 18 december 2015 aan het procesdossier toegevoegd.

De zaak is in beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaak C2015.239 behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 21 januari 2016, waar is verschenen de arts, bijgestaan door haar gemachtigde. De gemachtigde van klager heeft bij brief van 11 januari 2016 te kennen gegeven niet aanwezig te zullen zijn.

Mr. Haverkate heeft ter toelichting op de standpunten van de arts verwezen naar de schriftelijke stukken.

2. Beslissing in eerste aanleg

2.1. In eerste aanleg zijn de volgende feiten vastgesteld:

"2. Vaststaande feiten

Voor de beoordeling van de klacht gaat het College uit van de volgende feiten.

2.1

Klager heeft PDD NOS met ADHD. In juni 2013 is hij via E. aangemeld voor dagklinische behandeling bij G. G. is een instelling gericht op complexe kinder- en jeugdproblematiek.

2.2

Verweerster is als kinder- en jeugdpsychiater werkzaam bij de klinische zorg van F.. Verweerster was hoofdbehandelaar van klager van 15 november 2013 tot en met 21 februari 2014.

2.3

Op 31 januari, 27 februari en 4 maart 2014 heeft verweerster geanonimiseerd overleg gevoerd met Algemeen Meldpunt Kindermishandeling (hierna AMK) over de situatie van klager.

2.4

Op 6 maart 2014 heeft de moeder van klager een klacht over het handelen van verweerster ingediend bij F..

2.5

Op 21 maart 2014 heeft verweerster een melding gedaan bij AMK over de situatie van klager".

2.2. De in eerste aanleg ingediende klacht en het daartegen gevoerde verweer hielden volgens het Regionaal Tuchtcollege het volgende in:

"3. De klacht

3.1

Klager is tezamen met zijn moeder van mening dat hij slecht is behandeld door de behandelend psychiater, verweerster, en haar team. Hij heeft de navolgende klachten met betrekking tot de behandeling.

Eerste klachtonderdeel. Klager is te dik geworden door slecht eten en te weinig beweging. Tweede klachtonderdeel. Klager is vervuild geraakt, hij stonk en zijn tanden waren in zeer slechte staat.

Derde klachtonderdeel. Klager heeft de kans gekregen om twee avonden vanuit de instelling weg te lopen.

Vierde klachtonderdeel. Klager heeft de kans gekregen om alcohol te drinken op zijn veertiende levensjaar.

Vijfde klachtonderdeel. Klager heeft zonder toestemming van zijn moeder in de time out gezeten.

Zesde klachtonderdeel. Klager is in de war gebracht door verkeerde adviezen over medicatiegebruik en het oppakken van contacten.

Zevende klachtonderdeel. Klager heeft geen nazorg van F. gekregen.

3.2

Verder voert klager aan dat hij sinds februari 2014 zonder hulp vanuit het persoonsgebonden budget en hulp vanuit een andere instantie heeft gezeten, waardoor zijn moeder en hij onnodige last hebben ondervonden.

3.3

Bij repliek voert klager aan dat het AMK het onderzoek heeft afgerond. Het AMK heeft geadviseerd om de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing af te wijzen. Ook vindt het AMK de moeder van klager geen bedreiging voor zijn ontwikkeling. Het dossier is aldaar gesloten. De huisarts is dezelfde mening als het AMK toegedaan. Nergens blijkt uit dat de huisarts ofwel E. in een eerder stadium zorgen hebben geuit over de ontwikkeling van klager. Met klager gaat het inmiddels veel beter.

4. Het verweer

4.1

Verweerder heeft - zakelijk weergegeven - naar voren gebracht dat de verwijten onterecht zijn. Verweerster was hoofdbehandelaar van klager van 15 november 2013 tot en met 21 februari 2014. Omdat een dagklinische behandeling niet voldoende mogelijkheden bood om klager goed te behandelen, is besloten tot een klinische opname. Het behandelteam heeft zich tot het uiterste ingespannen om de toestand van klager en de zorgen die men had met de moeder van klager te bespreken. Helaas was het niet mogelijk om met de moeder van klager tot een gesprek te komen. Dit blijkt ook uit het dossier. De situatie van klager was complex, mede door de verwevenheid van de problematiek van klager zelf met factoren vanuit de omgeving. Van groot belang was om op korte termijn tot een correcte diagnose te komen zodat vervolgens een accurate behandeling kon worden ingezet. Door de situatie waarin een wederzijdse communicatie met zijn moeder niet tot stand kon worden gebracht, ontstond een vicieuze cirkel waarbij de moeder ook steeds meer ongenoegen kreeg over het beleid met betrekking tot klager op de afdeling. Ook de huisarts en E. hebben zorgen geuit over de ontwikkeling van klager. Uiteindelijk is bij klager een diagnose gesteld maar was het niet mogelijk om met zijn moeder in gesprek te gaan over een (vervolg)behandeling c.q. woonplek. Hierdoor kon er geen enkele vorm van behandeling gestart worden. Omdat dit wel van groot belang en noodzakelijk werd geacht, is uiteindelijk een melding gedaan bij het AMK.

4.2

De afzonderlijke verwijten hebben betrekking op de verzorging, opvoeding en sturing van klager op de afdeling. Verweerster heeft hiermee geen directe bemoeienis gehad. Van persoonlijke tuchtrechtelijke aansprakelijkheid is geen sprake. Dit zou anders kunnen zijn als de verzorging en sturing op de afdeling te wensen overliet maar ook hiervan is geen sprake.

4.3

Verweerster heeft de door klager genoemde punten betwist en daaromtrent kort gezegd het navolgende opgemerkt.

Aangaande het eerste klachtonderdeel. Er was geen sprake van overgewicht bij klager. Zijn BMI bij ontslag was 22,5 en pas bij een BMI van 23 kan bij een jongen met dezelfde leeftijd als klager worden gesproken van overgewicht. Wel is op de afdeling aandacht en zorg geweest voor de gewichtstoename van klager.

Aangaande het tweede klachtonderdeel. Op het gebied van hygiene was nog veel te leren voor klager. Hier is op de afdeling alle aandacht voor geweest.

Aangaande het derde klachtonderdeel. Het weglopen was een gezamenlijke actie van patienten uit de instelling. Klager is niet in gevaar geweest. Hij is er wel op aangesproken.

Aangaande het vierde klachtonderdeel. Klager is streng aangesproken op het nemen van alcoholhoudende dranken.

Aangaande het vijfde klachtonderdeel. Uit het medisch dossier blijkt niet dat klager in de time-out heeft gezeten. Zijn mentor kon geen informatie overleggen waaruit blijkt dat klager in de time-out heeft gezeten.

Aangaande het zesde klachtonderdeel. De medicatie is in nauw overleg met de betreffende specialist voorgeschreven. De moeder van klager stond niet open voor een gesprek over de medicatie. Er is een tweetal afspraken met haar gemaakt. Zij is daar niet verschenen.

4.4

Verweerster is van mening dat zij heeft gehandeld zoals dat van haar als kinder- en jeugdpsychiater verwacht mocht worden. Tuchtrechtelijk kan haar geen verwijt worden gemaakt".

2.3. Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd:

"5. De beoordeling

5.1

Het College overweegt in de eerste plaats dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen binnen de grenzen van een redelijke bekwame beroepsuitoefening is gebleven. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen ten tijde van het handelen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2 Aangaande het eerste klachtonderdeel.

Wat betreft het eerste klachtonderdeel geldt het volgende. Verweerster was hoofdbehandelaar van klager en eindverantwoordelijke op de afdeling. De moeder van klager heeft meerdere malen rechtstreeks jegens verweerster geuit dat zij belang hecht aan een gezond gewicht en eetpatroon van haar zoon. Bij opname in de instelling op 4 oktober 2013 woog klager 55 kg bij een lengte van 162 cm. Bij ontslag uit de instelling op 21 februari 2014 woog klager 61,5 kg bij een lengte van 165,5 cm. Uit vorenstaande blijkt dat klager in korte tijd snel in gewicht is toegenomen. Daar staat evenwel tegenover dat hij in de puberteit zit en dat hij ook duidelijk is gegroeid in de lengte, waardoor hij niet een BMI van 23, zijnde de bovengrens, heeft bereikt en van overgewicht als zodanig geen sprake is geweest. Klager heeft ter terechtzitting naar voren gebracht dat hij in de instelling onbegrensd kon eten en dat hij vaak van die gelegenheid gebruik maakte. Uit de verslagen van F. is niettemin ook gebleken dat verweerster en haar team veel aandacht en zorg hebben gehad voor de gewichtstoename en het eetpatroon van klager. Helaas hebben de moeder van klager en verweerster en haar team geen overeenstemming kunnen bereiken over het in dat kader benodigde dieet en de noodzakelijke aanpak. Niet gebleken is dat dit in overwegende mate is toe te schrijven aan verweerster noch is gebleken dat de gewichtstoename het gevolg is van onzorgvuldig handelen van verweerster ofwel haar team. Dit klachtonderdeel faalt.

5.3 Aangaande het tweede klachtonderdeel

Het tweede klachtonderdeel heeft betrekking op de algemene verzorging van klager tijdens zijn verblijf in F.. Uit het medisch dossier is gebleken dat de algemene verzorging van klager bij binnenkomst in de instelling te wensen overliet en dat de hygiene van klager voor het team op de afdeling een punt van aandacht is geweest. Nu de klacht betrekking heeft op de algemene verzorging van klager op de afdeling is de klacht niet direct te herleiden tot het handelen van verweerster en valt dit haar ook niet toe te rekenen. Het klachtonderdeel is ongegrond.

5.4 Aangaande het derde klachtonderdeel

Verweerster heeft bevestigd dat klager tweemaal is weggelopen. Klager verbleef in een open kliniek, waardoor deze mogelijkheid bestond. Bovendien verbleef klager in een kliniek met patienten van een puberale leeftijd die collectief leeftijdconform gedrag hebben vertoond. Dit is geen uitzonderlijk gedrag en niet gebleken is dat klager op enig moment in gevaar is geweest. Het klachtonderdeel slaagt niet.

5.5 Aangaande het vierde klachtonderdeel

Uit het medisch dossier is gebleken dat klager alcohol heeft gedronken tijdens zijn verblijf in de kliniek. Voorts is gebleken dat hij hierop is aangesproken. Ook dit betreft puberaal en geen uitzonderlijk gedrag. Bovendien is het gedrag niet toe te wijzen aan enig handelen of nalaten van verweerster. Dit klachtonderdeel slaagt evenmin.

5.6 Aangaande het vijfde klachtonderdeel

Het College heeft kennis genomen van het medisch dossier van klager. Daaruit is niet op te maken dat hij op enig moment in de time-out heeft gezeten. Verweerster en ook de mentor van klager hebben zulks ook betwist. Nu klager heeft nagelaten om zijn ter zake bedoelde klacht bij conclusie van dupliek nader te onderbouwen, zal uit worden gegaan van hetgeen in het medisch dossier is aangetroffen. Het klachtonderdeel behoeft gelet op vorenstaande geen verdere bespreking en treft geen doel.

5.7 Aangaande het zesde klachtonderdeel

Uit de door verweerster overgelegde stukken is op te maken dat de moeder van klager en verweerster hebben gesproken over de verschillende soorten voor te schrijven medicatie, waaronder Strattera. Voorts is gebleken dat zij niet tot overeenstemming zijn gekomen over de aan klager toe te dienen medicatie. Omdat er geen overeenstemming over de medicatie is bereikt, kan niet van het geven van een verkeerd advies door verweerster gesproken worden. In het kader van het onderzoek en de behandeling hebben gesprekken plaatsgevonden, ook met betrekking tot medicatie, die - zoals het College begrijpt - wellicht verwarrend voor klager kunnen zijn geweest. Dit wil echter nog niet zeggen dat verweerster hieromtrent een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Het klachtonderdeel treft geen doel.

5.8 Aangaande het zevende klachtonderdeel

Na het ontslag van klager op 21 februari 2014 keerde klager terug naar de verwijzende instelling E.. Om die reden was nazorg vanuit F. niet aan de orde. De klacht treft evenmin doel.

5.9 Het College is - gelet op het voorgaande - van oordeel dat de handelwijze van verweerster in de omstandigheden van dit geval niet als onprofessioneel of anderszins tuchtrechtelijk verwijtbaar kan worden aangemerkt.

5.10 In al hetgeen klager overigens nog naar voren heeft gebracht, ziet het College geen aanleiding voor een ander oordeel dan het navolgende.

6. Slotsom

De klachtonderdelen dienen alle ongegrond te worden verklaard".

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor zijn weergegeven onder 2.1.

4. Beoordeling van het beroep

4.1 In beroep heeft klager zijn klacht herhaald en nader toegelicht.

4.2 De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot het ongegrond verklaren van het beroep en het bevestigen van de uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege.

4.3 In beroep zijn geen feiten of omstandigheden naar voren gekomen die nopen tot een ander oordeel dan door het Regionaal Tuchtcollege gegeven. Het Regionaal Tuchtcollege is van oordeel dat alle klachtonderdelen ongegrond zijn. Het Centraal Tuchtcollege onderschrijft dat oordeel en de door dat College voor dat oordeel gegeven motivering. Het beroep moet dan ook worden verworpen.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter,

mr. drs. R. Prakke-Nieuwenhuizen en mr. A. Smeeing-van Hees, leden-juristen en

drs. A.C.L. Allertz en drs. M. Drost, leden-beroepsgenoten en mr. B.J. Broekema-Engelen, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 24 maart 2016.

Voorzitter w.g. Secretaris w.g.