Tuchtrecht | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose | ECLI:NL:TGZCTG:2016:146
ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2016:146
Datum uitspraak: 24-03-2016
Datum publicatie: 24-03-2016
Zaaknummer(s): c2015.277
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beroepsgroep: Arts
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager is opgenomen geweest in een GGZ-kliniek, waar de psychiater werkzaam was. Klager verwijt de psychiater dat hij hem ten onrechte en zonder uitleg Zyprexa heeft voorgeschreven. Klacht door Regionaal Tuchtcollege als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager kan niet in zijn beroep worden ontvangen voor zover de klachten zijn verjaard en voor zover sprake is van nieuwe klachten. Beroep voor het overige verworpen.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2015.277 van:
A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,
tegen
C., psychiater, werkzaam te D., verweerder in beide instanties,
gemachtigde: mw. mr. V.C.A.A.V. Daniels, advocaat bij VvAA te Utrecht.
1. Verloop van de procedure
A.-hierna klager-heeft op 28 november 2013 bij het Regionaal Tuchtcollege te Den Haag tegen psychiater C.-hierna de arts-een klacht ingediend. Bij beslissing van 21 april 2015, onder nummer 2015-278c, heeft dat College de klacht afgewezen.
Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen en heeft dat beroep nadien aangevuld. Daartoe is aan het procesdossier op zijn verzoek toegevoegd een brief
van klager van 4 augustus 2015 met bijlagen, zoals door hem ingediend in dossier C2015.008. De arts heeft een verweerschrift in beroep ingediend.
De zaak is in beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaken C2015.075, C2015.237 en C2015.275 behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 21 januari 2016, waar zijn verschenen de arts, bijgestaan door
mr. R.J. Peet. Klager heeft bij brief van 15 november 2015 te kennen gegeven niet ter terechtzitting aanwezig te zullen zijn. Bij brief van 4 januari 2016 heeft hij die mededeling herhaald en een pleitnota, gedateerd 5 januari 2016, ingestuurd.
De (gemachtigde van de) arts heeft de zaak kort toegelicht.
2. Beslissing in eerste aanleg
2.1. In eerste aanleg zijn de volgende feiten vastgesteld:
"2. De feiten
2.1 Klager is op 27 januari 2005 in E. opgenomen, alwaar verweerder toen werkzaam was. Klager was een week daarvoor na het slikken van cocainebolletjes opgenomen in het detentiecentrum op Schiphol. Daar was gestart met 5 mg Zyprexa en 15 mg Truxal. Deze medicatie is bij opname in de E. voortgezet met daarnaast Oxazepam 10 mg. Klager is tot eind april 2005 in de kliniek gebleven. Vanwege psychotische symptomen werd aan klager Zyprexa voorgeschreven".
2.2. De in eerste aanleg ingediende klacht en het daartegen gevoerde verweer hielden volgens het Regionaal Tuchtcollege het volgende in:
"3. De klacht
Klager verwijt verweerder zakelijk weergegeven dat hij in 2002 en in 2004 ten onrechte en zonder uitleg Zyprexa aan klager heeft voorgeschreven. Verweerder vertelde dat dit middel klager rustig zou maken, maar dat was niet het geval.
4. Het standpunt van verweerder
Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan".
2.3. Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd:
"5. De beoordeling
5.1 Verweerder is naar zijn zeggen slechts telefonisch bij klager betrokken geweest in de vorm van overleg met een collega. Klager heeft zijn verwijten niet met concrete feiten onderbouwd. Het College heeft geen aanwijzingen dat verweerder op de door klager gestelde of andere wijze tekort geschoten is in de zorg ten opzichte van klager.
5.2 Om bovenstaande redenen zal de klacht zonder nader onderzoek als kennelijk ongegrond worden afgewezen.Voor zover de verwijten betrekking hebben op handelen of nalaten meer dan tien jaar voor het indienen van de klacht, is klager in de klacht niet-ontvankelijk. De bevoegdheid tot het indienen van een klaagschrift op grond van artikel 65, vijfde lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) is dan vervallen door verjaring".
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor zijn weergegeven onder 2.1.
4. Beoordeling van het beroep
4.1 In beroep heeft klager zijn klacht herhaald en nader toegelicht.
4.2 De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot bevestiging van de uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege.
4.3 Voor zover de klachten van klager dateren uit de periode, gelegen meer dan tien jaar voor het indienen van de klacht op 28 november 2013 bij het Regionaal Tuchtcollege-dus van voor 28 november 2003-kan klager daarin niet worden ontvangen aangezien deze, gelet op artikel 65 lid 5 Wet BIG, zijn verjaard. Voor zover klager in beroep nieuwe klachten heeft ingediend, moet hij daarin eveneens niet-ontvankelijk worden verklaard nu in hoger beroep alleen klachten kunnen worden behandeld die ook in eerste aanleg reeds aan de orde zijn geweest.
4.4 De behandeling van de zaak in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege voor het overige geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot het geven van andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep voor zover de klachten dateren van voor28 november 2003
en voor zover sprake is van nieuwe klachten;
verwerpt het beroep voor het overige.
Deze beslissing is gegeven door: mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter,
mr. drs. R. Prakke-Nieuwenhuizen en mr. A. Smeeing-van Hees, leden-juristen en
drs. A.C.L. Allertz en drs. M. Drost, leden-beroepsgenoten en mr. B.J. Broekema-Engelen, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 24 maart 2016.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.