Tuchtrecht | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose | ECLI:NL:TGZCTG:2016:139

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2016:139

Datum uitspraak: 24-03-2016

Datum publicatie: 24-03-2016

Zaaknummer(s): c2015.075

Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose

Beroepsgroep: Arts

Beslissingen:

Inhoudsindicatie: Klager is opgenomen geweest in een GGZ-kliniek, waar de arts destijds als algemeen arts werkzaam was. De arts heeft een intakegesprek met klager gehad, waarbij klager ook lichamelijk is onderzocht. Klager maakt de arts tal van verwijten die door het Regionaal Tuchtcollege alle ongegrond zijn verklaard. Klager kan niet in zijn beroep worden ontvangen voor zover de klachten zijn verjaard en voor zover sprake is van nieuwe klachten. Beroep voor het overige verworpen.

------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2015.075 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

C., destijds als arts werkzaam te D., verweerder in beide instanties, gemachtigde: mw. mr. Ch.L. van den Puttelaar, advocaat te Rotterdam.

1. Verloop van de procedure

A.-hierna klager-heeft op 26 maart 2014 bij het Regionaal Tuchtcollege te Den Haag tegen arts C.-hierna de arts-een klacht ingediend. Bij beslissing van 9 december 2014, onder nummer 2014-085 heeft dat College de klacht afgewezen.

Klager is van die beslissing tijdig - bij brieven van 9 en 16 februari 2015 - in beroep gekomen. Bij brief van 2 maart 2015 heeft klager dat beroep aangevuld. De arts heeft een verweerschrift in beroep ingediend. Op verzoek van klager is aan het procesdossier nadien toegevoegd een brief van klager van 4 augustus 2015 met bijlagen, zoals door hem ingediend in dossier C2015.008.

De zaak is in beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaken C2015.237, C2015.275 en C2015.277 behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 21 januari 2016, waar is verschenen de arts, bijgestaan door zijn gemachtigde. Klager heeft bij brief van 4 januari 2016 te kennen gegeven niet ter terechtzitting aanwezig te zullen zijn en heeft een pleitnota, gedateerd 5 januari 2016, ingestuurd.

De (gemachtigde van de) arts heeft de zaak kort toegelicht.

2. Beslissing in eerste aanleg

2.1. In eerste aanleg zijn de volgende feiten vastgesteld:

"2. De feiten

2.1 Klager is in april 2004 opgenomen in het toenmalig E., locatie F. te D. (hierna: E.).

2.2 Verweerder is van maart 2004 tot oktober 2005 als algemeen arts in dienst geweest bij E..

2.3 Verweerder heeft op 29 april 2004 een intakegesprek gehad met klager, waarbij klager ook lichamelijk is onderzocht. Verweerder heeft het volgende in het dossier opgenomen:

"- hoort stemmen;

- bang voor lichamelijke kwalen;

- somber?

- suicide;

- TS 1990 door middel van medicatie."

2.4 Verweerder was niet de hoofdbehandelaar van klager".

2.2. De in eerste aanleg ingediende klacht en het daartegen gevoerde verweer hielden volgens het Regionaal Tuchtcollege het volgende in:

"3. De klacht

Klager verwijt verweerder zakelijk weergegeven dat hij (a) valsheid in geschrifte heeft gepleegd, (b) een valse diagnose heeft gesteld m.b.t. internet wanen, alsmede (c) hem geestelijk heeft mishandeld door zijn arm langdurig vast te houden. Vervolgens zou verweerder (d) vertrouwelijke informatie aan de sociale dienst hebben verstrekt en (e) hebben gevraagd naar de inhoud van een script. Ten slotte zou verweerder (f) in het dossier genoteerd hebben dat er geen ziekte-inzicht zou bestaan.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan".

2.3. Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd:

"5. De beoordeling

5.1 Met betrekking tot de klachtonderdelen (a) en (b) zijn geen aanwijzingen te vinden in het dossier waarover het College beschikt. Zo is niet terug te vinden dat verweerder genoteerd zou hebben dat klager veelvuldig suicidepogingen heeft ondernomen. Deze klachtonderdelen falen dan ook.

5.2 De klachtonderdelen (c), (d) en (e) zijn door verweerder betwist. Klager en verweerder verschillen van mening over hetgeen feitelijk is voorgevallen, maar het College kan niet uitmaken wie van beiden daarin gelijk heeft, omdat aan het woord van de een niet meer geloof gehecht kan worden dan aan het woord van de ander. Het is vaste tuchtrechtspraak in gevallen als deze, waarbij de lezingen van beide partijen uiteenlopen en niet kan worden vastgesteld wat de feitelijke gang van zaken is geweest, dat het verwijt van de klager op het desbetreffende onderdeel niet gegrond kan worden bevonden. Dit oordeel berust niet op het uitgangspunt dat het woord van de klager minder geloof verdient dan dat van de verweerder, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel of een bepaalde verweten gedraging tuchtrechtelijk verwijtbaar is, eerst moet worden vastgesteld welke feiten daaraan ten grondslag gelegd kunnen worden. Deze feiten kan het College dus hier niet vaststellen.

5.3 Dat klager geen ziekte-inzicht heeft, klachtonderdeel (f), is door verweerder wellicht in zijn dossier genoteerd. Dit kan echter niet leiden tot enig tuchtrechtelijk verwijt.

5.4 Om bovenstaande redenen zal de klacht zonder nader onderzoek als kennelijk ongegrond worden afgewezen".

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor zijn weergegeven onder 2.1.

4. Beoordeling van het beroep

4.1 In beroep heeft klager zijn klacht herhaald en nader toegelicht.

4.2 De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd en primair geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaren van klager in zijn beroep, subsidiair tot afwijzing van dat beroep.

4.3 Voor zover de klachten van klager dateren uit de periode, gelegen meer dan tien jaar voor het indienen van de klacht op 26 maart 2014 bij het Regionaal Tuchtcollege-dus van voor 26 maart 2004-kan klager daarin niet worden ontvangen aangezien deze, gelet op artikel 65 lid 5 van de Wet BIG, zijn verjaard. Voor zover klager in beroep nieuwe klachten heeft ingediend, moet hij daarin eveneens niet-ontvankelijk worden verklaard nu in hoger beroep alleen klachten kunnen worden behandeld die reeds in eerste aanleg aan de orde zijn geweest .

4.4 De behandeling van de zaak in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege voor het overige geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot het geven van andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep voor zover de klachten dateren van voor 26 maart 2004 en voor zover sprake is van nieuwe klachten;

verwerpt het beroep voor het overige.

Deze beslissing is gegeven door: mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter,

mr. drs. R. Prakke-Nieuwenhuizen en mr. A. Smeeing-van Hees, leden-juristen en

drs. A.C.L. Allertz en drs. M. Drost, leden-beroepsgenoten en mr. B.J. Broekema-Engelen, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 24 maart 2016.

Voorzitter w.g. Secretaris w.g.