Tuchtrecht | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose | ECLI:NL:TGZCTG:2016:120

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2016:120

Datum uitspraak: 15-03-2016

Datum publicatie: 15-03-2016

Zaaknummer(s): C2014.467

Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose

Beroepsgroep: Arts

Beslissingen:

Inhoudsindicatie: De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2014.467 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

C., keel-, neus- en oorarts, destijds werkzaam te D., verweerster in beide instanties.

1. Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft op 23 augustus 2013 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen C. - hierna de kno-arts - een klacht ingediend. Bij beslissing in raadkamer van 26 augustus 2014, onder nummer 13/295 heeft dat College de klacht afgewezen.

Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De kno-arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in hoger beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaken C2014.466, C2014.468 en C2014.469 behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 9 februari 2016. De kno-arts was - met kennisgeving - niet aanwezig. Klager is in persoon is verschenen en heeft zijn standpunten nader toegelicht.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

"2. De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1 De klacht betreft de mogelijke oorzaak van de malaiseklachten van klager.

2.2 Klager heeft in 1991 een Caldwell Luc operatie ondergaan, alsmede een endodontische behandeling van kies 26 in de bovenkaak. Dit element is, evenals buurelement 25 ongeveer drie jaar geleden verwijderd.

2.3 Sindsdien heeft klager last van groen snot, malaiseklachten en een drukkend gevoel op de aangezichtszenuw. Hij heeft hiervoor diverse KNO-artsen en kaakchirurgen geconsulteerd om een vermeend bultje in de linker kaakholte te laten verwijderen, dat volgens klager de oorzaak is van zijn klachten. In E. is hij daartoe twee maal geopereerd, waarbij geen bultje verwijderd is.

2.4 Op 26 augustus 2011 heeft verweerster klager gezien. Bij eigen onderzoek, nasendoscopie en een CT-scan-sinus heeft zij geen afwijkingen gevonden.

2.5 Aanvullend heeft zij een kaakchirurg geconsulteerd om een dentogeen focus uit te sluiten, is bloedonderzoek gedaan en werd een AST titer bepaling gedaan.

2.6 Verdere controle heeft verweerster overgedragen aan haar opvolger.

3. De klacht en het standpunt van klager

Klager stelt dat in zijn kaakholte een onnatuurlijk bultje zit, vrijwel zeker gevuld met palladiummateriaal, afkomstig van voornoemde zenuwbehandeling.

Een streptococcenbacterie in het bultje zou telkens groen snot veroorzaken.

Klager wijt zijn malaiseklachten aan dit bultje.

De klacht houdt, zakelijk weergegeven in, dat verweerster ontkent dat er een bultje zou bestaan, en onnodig - al eerder verricht- bloedonderzoek heeft laten doen.

4. Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college

5.1Voor de tuchtrechtelijke toetsing is niet van belang of het handelen van verweerster beter had gekund, maar of verweerster met haar handelen is gebleven binnen de grenzen die de professionele standaard ten tijde van dat handelen aan de beroepsuitoefening stelde.

Verweerster heeft, naar het oordeel van het college, uitgebreid en zeer zorgvuldig (KNO-) onderzoek, zoals inspectie van de neus, de neusbijholte en mondholte, gedaan naar de door klager gepresenteerde klachten. Ook heeft zij hulponderzoek, waaronder nasendoscopie en CT scan sinus laten verrichten.

Dat zij daarbij geen onnatuurlijk bultje heeft kunnen lokaliseren, en geen corpus alienum (palladium vulmateriaal) heeft vastgesteld, doet daar niet aan af.

5.2 Het gelasten van bloedonderzoek ter bepaling van de volgens klager bestaande chronische streptococcen infectie en de AST titer bepaling acht het college, gelezen de anamnese en het onderzoek, adequaat.

5.3 Hoewel het college het voor klager betreurt dat nog immer de oorzaak van zijn klachten niet gevonden is, acht het college dit niet te wijten aan enig handelen of nalaten van verweerster.

5.4 De conclusie van het voorgaande is dat de klacht als geheel kennelijk ongegrond is en zonder verder onderzoek in raadkamer zal worden afgewezen.

Verweerster kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt."

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

4. Beoordeling van het hoger beroep

4.1 Klager beoogt met zijn beroep zijn klacht in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege voor te leggen en concludeert tot gegrond verklaring van het beroep.

4.2 De kno-arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd en concludeert tot verwerping van het beroep.

4.3 De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. K.E. Mollema, voorzitter, prof. mr. J. Legemaate en mr. A.R.O. Mooy, leden-juristen en dr. C.J. Brenkman en prof. dr. A. Vissink, leden- beroepsgenoten en mr. M. van Esveld, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van

15 maart 2016. Voorzitter w.g. Secretaris w.g.