Probleemanalyse Duinpolderweg afgerond
De huidige verkeersstructuur kent bereikbaarheids-, veiligheids- en leefbaarheidsproblemen in het grensgebied van Zuid-Holland en Noord-Holland. Dat wordt bevestigd door de probleemanalyse, die het afgelopen jaar voor de Duinpolderweg is uitgevoerd.
Belangrijkste problemen
Uit de analyse van een extern bureau blijkt dat de regio Duin- en Bollenstreek, Zuid-Kennemerland en Haarlemmermeer slechter bereikbaar is dan andere delen van het land. Het bereikbaarheidsprobleem wordt naar verwachting als gevolg van ruimtelijk- economische ontwikkelingen steeds groter. In
Zuid-Kennemerland en de Bollenstreek met name omdat het aantal vervoersbewegingen blijft groeien. En in Haarlemmermeer, omdat nieuwe woonwijken en bedrijventerreinen voor een toename van verkeer zorgen. Bovendien ontbreken er goede alternatieve routes, waardoor het verkeer vastloopt bij
calamiteiten of topdrukte als de Keukenhof open is.
Er zijn ook knelpunten op het gebied van veiligheid en leefbaarheid. Er rijdt op diverse plekken veel verkeer door woonkernen over smalle wegen die hier niet geschikt voor zijn. Vrachtwagens, auto's en fietsen concurreren om dezelfde ruimte. Dat kan tot onveilige situaties leiden. Daarnaast
kunnen voetgangers de wegen moeilijk oversteken.
Aanleiding probleemanalyse
Begin 2015 is op verzoek van Provinciale Staten van Zuid-Holland besloten om in een tussenstap de analyse van de verkeerskundige knelpunten en regionale bereikbaarheid te concretiseren en de doelen aan te scherpen. In deze tussenstap hebben een bestuurlijke verkenner en de projectorganisatie
gesprekken gevoerd met belanghebbenden. De bevindingen hiervan worden samen met de door Gedeputeerde Staten van beide provincies vastgestelde probleemanalyse aan de Staten voorgelegd.
Herkenning problemen
De probleemanalyse is gepresenteerd aan de stuurgroep Duinpolderweg, waarin de gemeenten Noordwijkerhout, Lisse, Hillegom, Haarlemmermeer, Bloemendaal en Heemstede, Holland Rijnland, de Stadsregio Amsterdam en beide provincies deelnemen. De stuurgroepleden herkennen de problemen uit de analyse
en vinden deze voldoende basis om samen met de bestuurlijke verkenning voor te leggen aan Provinciale Staten van beide provincies.
Vervolg
De commissies van Zuid- en Noord-Holland buigen zich in april 2016 over de uitkomsten van de tussenstap. Als beide commissies de noodzaak voor verder onderzoek onderschrijven, wordt in juni aan hen voorgelegd welke alternatieven zij definitief willen opnemen in de MilieuEffectRapportage (MER)
en andere onderzoeken. Naar verwachting vindt definitieve besluitvorming hierover eind juni plaats.
Na definitieve besluitvorming organiseren de provincies een informatiebijeenkomst. Bij positieve besluitvorming worden de MER en andere onderzoeken naar verwachting eind 2016 afgerond. Dan is er zicht op effecten en haalbaarheid en kan in het voorjaar van 2017 een besluit worden genomen of
verder wordt gegaan met de studie Duinpolderweg en welk trace hierbij de voorkeur heeft.