Tuchtrecht | Overige klachten | ECLI:NL:TGZCTG:2016:117
ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2016:117
Datum uitspraak: 10-03-2016
Datum publicatie: 10-03-2016
Zaaknummer(s): C2015.411
Onderwerp: Overige klachten
Beroepsgroep: Arts
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster heeft enkele jaren geleden een tuchtklacht ingediend tegen een psychiater die haar in het verleden heeft behandeld in een psychiatrische instelling, de rechtsvoorganger van de instelling waarvan de hier aangeklaagde psychiater, thans geneesheer-directeur is. De destijds aangeklaagde psychiater is niet meer bij de betreffende instelling werkzaam. De nu aangeklaagde psychiater/ geneesheer directeur heeft de destijds aangeklaagde psychiater op diens verzoek inzage verleend in het medisch dossier van klaagster, voor zover het zijn deel van de behandeling betrof. De nu aangeklaagde psychiater/ geneesheer directeur heeft op verzoek van het tuchtcollege en met toestemming van klaagster een kopie van het medisch dossier aan het Regionaal Tuchtcollege gezonden.Klaagsters klacht houdt in dat de aangeklaagde psychiater/ geneesheer directeur heeft gehandeld in strijd met de zorgvuldigheid die hij jegens klaagster behoorde te betrachten door zonder haar voorafgaande toestemming aan een derde inzage te verstrekken in haar medisch dossier. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht als kennelijk ongegrond zonder verder onderzoek in raadkamer af. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2015.411 van:
A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,
tegen
C.,psychiater, werkzaam te D., verweerder in beide instanties,
gemachtigde: mr. M.J. Bos, als jurist verbonden aan
DAS Rechtsbijstand te Amsterdam.
1. Verloop van de procedure
A. - hierna klaagster - heeft op 24 juni 2015 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen psychiater tevens geneesheer directeur
C. - hierna de psychiater of C. - een klacht ingediend. Bij beslissing van 25 september 2015, onder nummer 15/182 heeft dat College de klacht in al haar onderdelen als kennelijk ongegrond zonder verder onderzoek in raadkamer afgewezen.
Klaagster is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De psychiater heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.
De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 11 februari 2016, waar alleen de psychiater bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. M.J. Bos, is verschenen.
Klaagster is, hoewel behoorlijk daartoe opgeroepen, niet verschenen. Bij faxbericht van 9 februari 2016 heeft mr. J.H.S. Vogel laten weten dat klaagster niet in staat is om op de zitting van 11 februari 2016 te verschijnen. Mr. J.H.S.Vogel geeft in deze fax uitdrukkelijk aan de belangen van klaagster in deze procedure niet te behartigen en dan ook niet om uitstel van de behandeling te verzoeken. Zij verwijst naar de curator. De secretaris van het Centraal Tuchtcollege heeft daags voorafgaand aan de zitting telefonisch contact opgenomen met de curator. De curator heeft onder meer aangegeven dat hij niets meer aan deze zaak heeft toe te voegen en dat de klacht buiten aanwezigheid van klaagster kan worden afgedaan. Ook klaagster heeft niet om uitstel van de behandeling van de klacht verzocht.
2. Beslissing in eerste aanleg
2.1 De in eerste aanleg vastgestelde feiten.
"2. De feiten
Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:
2.1 Klaagster heeft in 2013 een klacht ingediend tegen een psychiater (hierna: "de psychiater"), die haar in het verleden heeft behandeld in een psychiatrische instelling, de rechtsvoorganger van de instelling waarvan verweerder geneesheer directeur is. De psychiater was al geruime tijd niet meer bij de betreffende instelling werkzaam.
2.2 Verweerder heeft de psychiater op diens verzoek inzage verleend in het medisch dossier van klaagster betreffende het deel van zijn behandeling.
2.3 Verweerder heeft op verzoek van het tuchtcollege en met toestemming van klaagster op 29 oktober 2013 een kopie van het medisch dossier aan het tuchtcollege gezonden.
2.4 De klacht van klaagster tegen de psychiater is afgewezen."
2.2 De in eerste aanleg ingediende klacht en het daartegen gevoerde verweer houden het volgende in.
"3. De klacht en het standpunt van klager
De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de zorgvuldigheid die hij jegens klaagster behoorde te betrachten door zonder haar voorafgaande toestemming aan een derde inzage te verstrekken in haar medisch dossier.
4. Het standpunt van verweerder
Verweerder heeft aangevoerd dat het evident is dat de psychiater inzage moest hebben in het medisch behandeldossier over de periode waarin de psychiater als behandelaar betrokken was bij de behandeling en hij zelf in het dossier van klaagster rapporteerde. Alleen daardoor werd hij in staat gesteld om zich zorgvuldig te kunnen verweren in de door klaagster tegen hem ingestelde klachtzaak."
2.3 Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.
"5. De overwegingen van het college
5.1 Klaagster beroept zich op overtreding van het medisch beroepsgeheim door verweerder. Klaagster miskent daarbij evenwel dat verweerder niet aan een (willekeurige) derde inzage in het dossier heeft verstrekt, maar aan een behandelaar van klaagster, die zelf (mede) de inhoud van dat dossier heeft samengesteld. Het enkele feit dat de psychiater niet meer werkzaam is bij de instelling waar het dossier is gearchiveerd wil niet zeggen dat hij geen toegang meer zou mogen krijgen tot een dossier, waarvoor hij (mede) verantwoordelijk was. Het verstrekken van inzage aan een voormalig behandelaar van klaagster in de informatie over die behandeling, ten behoeve van de verdediging tegen een klacht betreffende die behandeling, kan niet worden beschouwd als een schending van het medisch beroepsgeheim.
5.2 Daarbij komt nog dat klaagster ieder mogelijk belang bij deze klacht heeft verloren nadat zij het tuchtcollege toestemming heeft verleend om het medisch behandeldossier bij de instelling op te vragen.
De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is en zonder verder onderzoek in raadkamer zal worden afgewezen.
Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt."
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.
Hieraan voegt het Centraal Tuchtcollege, naar aanleiding van het verklaarde ter zitting in beroep, nog het navolgende toe.
Psychiater L. verzocht op 12 juli 2013 om inzage in het dossier van klaagster betreffende zijn deel van de behandeling en met betrekking tot de periode waarover werd geklaagd. Hij had deze inzage nodig om zich te kunnen verweren in een tegen hem door klaagster aangespannen tuchtzaak. Het verzoek tot inzage van psychiater L. kwam binnen bij C. die als Geneesheer Directeur inhoudelijk beheerder was van dit dossier. C. heeft toen besloten dat psychiater L. inzage mocht hebben in genoemd deel van het dossier van klaagster. Doordat C. wegens vakantie afwezig was is de inzage aan psychiater L. uiteindelijk verstrekt door een waarnemer van C.. Het dossier is daarbij binnen de instelling gebleven.
4. Beoordeling van het hoger beroep
Procedure
4.1 Klaagster beoogt met haar beroep haar klacht in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege voor te leggen en concludeert - impliciet - tot gegrond verklaring van het beroep.
4.2 De psychiater heeft hiertegen verweer gevoerd en verzoekt het College de klacht als ongegrond af te wijzen.
Beoordeling
4.3 Klaagster verwijt de psychiater - zakelijk weergegeven - dat hij zonder haar voorafgaande toestemming aan een derde inzage heeft verstrekt in haar medisch dossier. Met andere woorden verwijt zij de psychiater schending van het medisch beroepsgeheim.
4.4 De psychiater stelt in zijn verweerschrift - zakelijk weergegeven - dat psychiater L. inzage is gegeven in het medische dossier van klaagster omdat hij zich moest kunnen verdedigen in een door klaagster tegen hem aangespannen tuchtrechtprocedure. Deze inzage is weliswaar verstrekt zonder voorafgaande toestemming van klaagster maar slechts betreffende de periode waarin psychiater L. als behandelaar bij de behandeling van klaagster was betrokken en betreffende het deel waar hij zelf over klaagster rapporteerde. Voorts geeft de psychiater aan dat klaagster zelf, op verzoek van het Regionaal Tuchtcollege op 29 oktober 2013, haar medisch dossier aan het secretariaat van het Regionaal Tuchtcollege heeft toegestuurd.
4. 5 Op grond van vaste jurisprudentie geldt dat voorafgaande toestemming niet vereist is voor degene die zich moet verdedigen tegen een tuchtrechtelijke aanklacht
(zie in dit verband: TvG 1997 no. 11, uitspraak van het CTG van 14 november 1996).
De strekking van het beroepsgeheim is dat door de patient aan de arts ter kennis gebrachte gegevens met betrekking tot de behandeling niet aan derden ter beschikking mogen worden gesteld zonder toestemming van de patient. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat de psychiater in beginsel aan zijn geheimhoudingsplicht is gebonden tenzij doorbreking van het geheim door een zwaarwegend belang wordt gevorderd. Een van die belangen is het recht van psychiater L. op een eerlijk proces. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat dit belang, dat vordert dat C. aan psychiater L. ter voorbereiding van zijn verdediging de medische gegevens aan psychiater L. ter beschikking moet kunnen stellen, prevaleert boven de op C. rustende plicht tot geheimhouding. In dit kader is van belang dat de gegevens binnen de kring van de betrokken behandelaars is gebleven.
4.6 Met het Regionaal Tuchtcollege is het Centraal Tuchtcollege van oordeel dat het C. was toegestaan om aan psychiater L. inzage te verstrekken in het medisch dossier van klaagster voor het deel betrekking hebbende op diens behandeling van klaagster. Dit om psychiater L. in staat te stellen zich te verdedigen in een tuchtprocedure die tegen hem door klaagster was aangespannen.
4.7 In dezelfde zin ook de KNMG Richtlijnen inzake het omgaan met medische gegevens (januari 2010). Deze richtlijn luidt voor zover hier van belang:
"Dossier inmiddels bij andere arts
Bevindt het dossier waaruit de arts gegevens nodig heeft voor het voeren van verweer zich inmiddels bij een andere arts, dan mag zonder toestemming van de patient slechts gebruik worden gemaakt van dat deel dat voorheen onder beheer van de opvragende arts stond. Met toestemming van de patient kan van het gehele dossier, voor zover van belang in het kader van het verweer, gebruik worden gemaakt."
4.8 Voor het overige heeft de behandeling in hoger beroep het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot het geven van andere beschouwingen en beslissingen dan die van het College in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: mr. J.M. Rowel-van der Linde, voorzitter,
mr. G.P.M. van den Dungen en mr. M. Wigleven, leden-juristen en drs. M. Drost en
prof. dr. P.P.G. Hodiamont, leden-beroepsgenoten en mr. H.J. Lutgert, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 10 maart 2016.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.