Wetenschappers: schooladvies verplicht bijstellen bij hogere eindtoets

Het sociale milieu van leerlingen is nog altijd van invloed op hun schoolloopbaan, concluderen wetenschappers van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) na een analyse van tientallen (inter)nationale onderzoeken naar de overgang tussen primair en voortgezet onderwijs. Basisscholen moeten daarom het advies naar boven bijstellen als de eindtoets daar aanleiding voor geeft. Of op z'n minst beargumenteren waarom men niet voor een hoger advies kiest, aldus de onderzoekers.

In de huidige wetgeving is het mogelijk om het advies op te schalen. De optie doet zich voor wanneer de verplichte eindtoets in mei hoger uitvalt dan het schooladvies dat voor 1 maart wordt afgegeven. In 2014/2015, het eerste jaar dat de nieuwe wet Eindtoetsing po van kracht was, kwamen 6.200 leerlingen hiervoor in aanmerking. Slechts bij 1 op de 6 van deze groep is het advies daadwerkelijk herzien. "Ik vraag mij dan af wat de overwegingen waren bij die andere leerlingen, aldus Hanke Korpershoek, die samen met zeven collega's van de RUG een half jaar aan de review-studie werkte.

De onderzoekers analyseerden in totaal 163 wetenschappelijke onderzoeken uit Nederland en andere westerse landen van na het jaar 2000. Niet alleen het magere aantal advies-herzieningen in 2015 bracht de wetenschapers tot hun aanbeveling. Korpershoek: "Uit de beleidsstukken blijkt ook dat steeds minder dubbele adviezen worden gegeven, terwijl die in het voordeel van leerlingen kunnen uitpakken. Daarnaast laten veel onderzoeken zien dat kinderen uit een lager sociaal milieu vaak een wat lager schooladvies krijgen dan kinderen van hoogopgeleide ouders."

Gelijke kansen

En als een leerling op de eindtoets hoger presteert, kan hij dat niveau cognitief gezien waarschijnlijk aan, stelt Korpershoek. "Een onafhankelijke toets maakt geen onderscheid tussen een lager en hoger sociaal milieu. Vanuit het idee van gelijke kansen zou die leerling dan een hoger advies moeten krijgen."

De onderzoekers pleiten daarnaast voor een zogenaamde `warme overdracht': het delen van relevante gegevens over de leerling tussen de onderwijssectoren. Al moet het kind daarbij wel centraal staan, aldus Korpershoek. "We zien dat er onder bepaalde voorwaarden wel ruimte is om informatie te delen, maar vroegen ons vaak af: waar is de leerling in dit verhaal? Voor de een is het gunstig als de middelbare school weet dat hij of zij faalangst heeft. De ander wil juist met een schone lei beginnen."

Van vmbo naar mbo

Voor hun literatuurstudie keken de onderzoekers ook naar de overgang tussen vmbo en mbo. Daar komt in grote lijnen hetzelfde beeld naar voren. Ook hier bepleiten zij een warme overdracht en samenwerking tussen de onderwijssectoren. "Leerlingen die goed zijn geinformeerd over de nieuwe school, die weten waar ze aan toe zijn en weten waar hun interesse ligt, volgen vervolgonderwijs op wat hogere niveaus en vallen minder vaak uit", aldus Korpershoek.