Tuchtrecht | Geen of onvoldoende zorg | ECLI:NL:TGZREIN:2016:17

ECLI:NL:TGZREIN:2016:17

Datum uitspraak: 02-03-2016

Datum publicatie: 02-03-2016

Zaaknummer(s): 15139

Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg

Beroepsgroep: Arts

Beslissingen: Ongegrond/afwijzing

Inhoudsindicatie: volgt

------------------

Uitspraak: 2 maart 2016

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 17 september 2015 binnengekomen klacht van:

[A]

wonende te [B]

klaagster

tegen:

[C]

psychiater

werkzaam te [D]

verweerder

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift

- het verweerschrift en de aanvulling daarop

- de brief van klaagster van 23 december 2015 met bewijsstukken

- psychiatrisch onderzoek GGZ [E] d.d. 28 december 2015

Na ontvangst van het verweerschrift heeft de secretaris de zaak naar een openbare zitting van het college verwezen.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid om in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare zitting van 20 januari 2016 behandeld. Partijen waren aanwezig.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende.

Verweerder is als psychiater/psychotherapeut verbonden aan de Stichting Psycho Eindhoven. Vanaf april 2011 is klaagster onder behandeling van verweerder. Voordien was klaagster, die sinds 2005 psychiatrische klachten heeft, in behandeling bij een psychiater in Helmond. Op verzoek van verweerder is klaagster op 8 juni 2011 neuropsychologisch onderzocht door de psycholoog [F]. De conclusie was dat klaagster zou lijden aan ADHD, ASS, dwangmatigheid en persoonlijkheidsproblematiek.

De behandeling van klaagster bestond - naast medicatie - op initiatief van verweerder uit relatietherapie, contextuele therapie[1], ondersteunende gesprekken met een sociaal psychiatrisch verpleegkundige[2] en gesprekken met verweerder zelf.

Verweerder heeft klaagster voor het laatst gesproken op 17 april 2015. In dat gesprek is de zelfmoord van een belangrijke vriend van klaagster besproken. Klaagster heeft een op verwerking van dat verlies gericht hulpaanbod van verweerder geweigerd. Wel heeft zij op 20 april 2015 contact gehad met de sociaal psychiatrisch verpleegkundige.

Wat de medicatie betreft combineerde klaagster in 2013 Seroquel met Strattera, Dextro-amphetamine, Nozinan, Zolpidem en Tranxene en in 2015 Seroquel met Dextro-amphetamine, Duloxetine. Gabapentin, Tranxene, Zolpidem en Mirtazapine.

Op 3 mei 2015 heeft klaagster verweerder gemaild met de mededeling dat zij vanaf de laatste afspraak 15 kilo is aangekomen en hem verzocht haar iets voor te schrijven zodat die kilo's er weer af zouden gaan.

Op 9 mei 2015 heeft klaagster een poging tot zelfmoord gedaan.

3. Het standpunt van klaagster en de klacht

Klaagster verwijt verweerder, zoals het college uit de processtukken van klaagster begrijpt, dat hij

1. Elk probleem oploste met meer medicatie waardoor onrust toenam en ook de medicatie;

2. voor een grote hoeveelheid medicatie zorgde, 30 pillen per dag, dit een psychose tot gevolg had en inname van een overdosis medicijnen;

3. de psychotische periode had moeten zien aankomen, omdat klaagster al 2 maal psychoses had doorgemaakt en aangaf psychisch snel achteruit te gaan

4. Het standpunt van verweerder

Op het verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. De overwegingen van het college

De klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Uit de stukken kan worden afgeleid dat verweerder regelmatig gesprekken met klaagster heeft gevoerd, met name als klaagster aangaf dat haar psychische toestand dat nodig maakte. Niet gebleken is dat verweerder de psychische problemen van klaagster oploste door steeds meer medicatie voor te schrijven. Weliswaar verschilde de medicatie, zoals hiervoor onder de feiten aangegeven, in 2013 van die in 2015 qua samenstelling maar was de medicatie in 2013 niet wezenlijk lichter dan die in 2015, terwijl de medicatie in de periode september 2014-mei 2015 slechts een keer is verhoogd. Van stelselmatige verhoging van de medicatie is derhalve geen sprake geweest. Ook ging klaagster, die door verweerder wordt beschreven als precies en betrouwbaar, (erg) zorgvuldig met haar medicatie om.

Daarbij komt dat verweerder - naast gesprekken met hem en naast medicatie - heeft gezorgd voor diverse vormen van ondersteuning, waaronder die van een sociaal psychiatrisch verpleegkundige. Op 17 april 2015 heeft verweerder klaagster voor het laatst gezien en gesproken. Tijdens dat consult is gesproken over de zelfmoord van een belangrijke vriend van klaagster -overigens weigerde klaagster een hulpaanbod van verweerder om het verlies van de vriend te verwerken -, over de ontwikkelingsproblematiek bij haar twee kinderen, de slaapproblemen van klaagster en haar plan om draagmoeder te worden[3]. Van een (naderende) psychose is verweerder tijdens het gesprek op 17 april 2015 niets gebleken: geen wanen, geen hallucinaties, geen onsamenhangende spraak of inhoudelijke incoherentie, geen chaos en vlak affect of apathie. Dat geldt ook voor de sociaal psychiatrisch verpleegkundige die op 20 april 2015 contact met klaagster heeft gehad en toen geen alarmsignaal heeft afgegeven. Ook nadien heeft klaagster geen teken van (naderende) psychische nood gegeven. Wel heeft klaagster verweerder op 3 mei 2015 gemaild in verband met haar eetproblemen maar zij heeft daarbij niet aangegeven dat zij psychisch snel achteruit ging, terwijl dit overigens uit de e-mail niet kon worden afgeleid.

Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de klacht in alle onderdelen ongegrond is en zal worden afgewezen.

6. De beslissing

Het college:

- Wijst de klacht af.

Aldus beslist door mr. J.H.C. Schouten als voorzitter, mr. H.P.H. van Griensven als lid-jurist, H.W.J. Koot, M.Ch. Doorakkers en H.J. Weltevrede, als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. C.H.S.M. van Balen als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 2 maart 2016 in aanwezigheid van de secretaris.

[1][G]contextueel therapeut

[2][H]

[3]De eiceldonatie had al in 2012 en 2013 plaatsgevonden (zie de verslagen van verweerder)