Tuchtrecht | Onjuiste verklaring of rapport | ECLI:NL:TGZRSGR:2016:21
ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2016:21
Datum uitspraak: 01-03-2016
Datum publicatie: 01-03-2016
Zaaknummer(s): 2015-079
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beroepsgroep: Arts
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen een (arbo-) arts. Gegrond. Betreft een verzuimspreekuur, hetgeen betekent dat de arts tijdens het consult diende te onderzoeken of er bij klaagster sprake was van ziekte en of zij daardoor ongeschikt was voor het verrichten van haar arbeid. Als er al onderzoek is gedaan, is dit onderzoek zeer summier geweest. Ook in het geval dat iemand boventallig wordt verklaard, geldt voor de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid als eigen werk de laatst uitgeoefende functie. Arts heeft niet de suggestie gewekt dat hij bedrijfsarts is. Het standpunt van de NVAB is niet dat bedrijfsartsen de STECR-werkwijzer niet meer dienen te hanteren, maar dat zij niet meer gebonden zijn aan de STECR-werkwijzer. De arts dient, gelet op het recht van patient om kennis te nemen van zijn eigen medische gegevens, de rapportage van het consult aan klaagster te verstrekken. Waarschuwing.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Datum uitspraak: 1 maart 2016
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:
A,
wonende te B,
klaagster,
tegen:
C, arts,
werkzaam te D,
verweerder,
gemachtigde: mr. J.H. Eleveld, werkzaam te Drachten en per 1 september 2015 mr. J.S. Dallinga, werkzaam te Alkmaar.
1. Het verloop van de procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het klaagschrift met bijlagen ontvangen op 30 maart 2015
- het verweerschrift
- de repliek
- de dupliek
- de brief van 9 december 2015
1.2 De partijen hebben afgezien van de mogelijkheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.
1.3 De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 5 januari 2016. Klaagster heeft bij brief van 9 december 2015 laten weten niet te zullen verschijnen ter terechtzitting. Verweerder is verschenen en heeft zijn standpunt mondeling toegelicht.
2. De feiten
2.1. Klaagster is uitgevallen voor haar werkzaamheden als hoofd financiele administratie bij E. Omdat haar functie is komen te vervallen is zij in februari 2015 boventallig verklaard.
2.2. Op 2 maart 2015 heeft klaagster een consult gehad bij verweerder als arboarts. Naar aanleiding van dit consult heeft verweerder een rapportage consult (hierna: `de rapportage') opgesteld.
In de rapportage staat onder meer het volgende vermeld:
"Eerste ziektedag 23-02-2015 (...) Opmerking / Is er sprake van ziekte en/of gebrek? (...)
Betrokkene ervaart gezondheidsklachten. De oorzaak is een ervaren arbeidsconflict. Er is sprake van een normale reactie op een vervelende, als bedreigend ervaren situatie.
Conform de STECR-richtlijnen heb ik telefonisch contact met de werkgever van betrokkene gehad.
(...)
Beoordelen of betrokkene arbeidsgeschikt is voor haar eigen werk of voor een andere
functie binnen het bedrijf is op datum consult (02-03-2015) niet van toepassing:
betrokkene heeft geen eigen werk meer, is sinds februari 2015 boventallig verklaard,
volgens de werkgever is geen andere functie voor betrokkene beschikbaar.
De oplossing voor de huidige problematiek ligt m.i. in het oplossen van de
arbeidsgerelateerde problematiek.
(...)
Ik raad betrokkene en haar WG aan om conform de STECR-richtlijnen z.s.m. met
elkaar in gesprek te gaan over de bestaande problemen en zo voorwaarden te scheppen om tot een succesvolle en duurzame werkhervatting te komen ofwel
afspraken te maken over hoe en per wanneer het contract wordt ontbonden. (...)
Arbeidsconflict Ja
Beroepsziekte Nee
(...)"
3. De klacht
Klaagster verwijt verweerder, zakelijk weergegeven, dat hij:
1. geen zorgvuldig onderzoek heeft verricht naar haar klachten, geen anamnese heeft afgenomen, geen medisch dossier heeft bijgehouden en zich onprofessioneel en volledig loyaal naar de werkgever heeft opgesteld;
2. het arbeidsongeschiktheidscriterium onjuist heeft gebruikt om de werkgever te bevoordelen;
3. ten onrechte de suggestie heeft gewekt dat hij bedrijfsarts is;
4. ten onrechte een richtlijn heeft gebruikt, de STECR Werkwijzer Arbeidsconflicten, waarvan het gebruik door de Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde (NVAB) is ontraden.
4. Het standpunt van verweerder
Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag liggende stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.
5. De beoordeling
5.1. Ten aanzien van de klacht dat er geen zorgvuldig onderzoek heeft plaatsgevonden, dat er geen anamnese is afgenomen en dat er een onjuist arbeidsongeschiktheidscriterium is gebruikt wordt het volgende overwogen.
5.2. Uit de rapportage volgt dat het consult heeft plaatsgevonden naar aanleiding van een ziekmelding van klaagster. In de rapportage staat als opmerking vermeld: "Is er sprake van ziekte en/of gebrek?". Gelet daarop moet er van uit worden gegaan dat het ging om een verzuimspreekuur en niet, zoals verweerder heeft aangevoerd, om een preventief spreekuur. Dat betekent dat verweerder, anders dan hij ter zitting heeft aangevoerd, tijdens het consult diende te onderzoeken of er bij klaagster sprake was van ziekte en of zij daardoor ongeschikt was voor het verrichten van haar arbeid.
5.3. Uit de rapportage blijkt niet dat verweerder enig onderzoek heeft gedaan naar de gezondheidsklachten van klaagster. Hij meldt slechts dat zij gezondheidsklachten ervaart en dat de oorzaak daarvan is gelegen in een arbeidsconflict. Waarop hij deze conclusie baseert blijkt uit de rapportage niet. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat hij naast de rapportage beschikt over een medisch dossier waaruit zou blijken dat er wel onderzoek is verricht naar de gezondheidsklachten van klaagster. Dit dossier is door hem echter niet overgelegd. Uit zijn eigen verklaring ten aanzien van het verloop van het consult kan bovendien worden afgeleid dat, als er al onderzoek is gedaan naar de gezondheidsklachten van klaagster, dit onderzoek zeer summier is geweest. Verweerder heeft namelijk aangegeven dat hij van de 30 minuten die voor het consult waren uitgetrokken slechts zo'n 5 minuten met klaagster heeft kunnen spreken nu haar echtgenoot het grootste gedeelte van het consult het woord heeft gevoerd. In die vijf minuten zou hij een anamnese hebben afgenomen en onderzoek hebben verricht naar haar gezondheidsklachten. Dat in een zo kort tijdsbestek een goed beeld kon worden verkregen van de gezondheidstoestand van klaagster acht het College niet aannemelijk. Ter zitting heeft verweerder hierover nog verklaard dat het in een geval als dit ook niet zijn taak is om te beoordelen of er sprake is van ziekte. Desondanks heeft hij na het consult een advies uitgebracht en is hij, zonder dat daaraan een gedegen onderzoek ten grondslag lag, tot de conclusie gekomen dat er geen sprake was van arbeidsongeschiktheid maar van een arbeidsconflict. Het College is van oordeel dat deze handelwijze van verweerder uit het oogpunt van vakkundigheid en zorgvuldigheid de tuchtrechtelijke toets der kritiek niet kan doorstaan. Dat verweerder naar eigen zeggen niet langer met klaagster heeft kunnen spreken omdat haar echtgenoot continu het woord voerde, maakt dit niet anders. Immers, als dat het geval was had het op zijn weg gelegen om, voordat hij advies uitbracht, een vervolgafspraak met klaagster te plannen.
De klacht is op dit onderdeel dan ook gegrond.
5.4. Verweerder heeft in de rapportage voorts aangegeven dat hij niet hoefde te beoordelen of klaagster al dan niet geschikt was voor haar eigen werk, omdat zij geen eigen werk meer had, nu zij sinds februari 2015 boventallig was verklaard en de werkgever geen andere functie voor haar had. Dit standpunt is onjuist. Immers, ook in het geval dat iemand boventallig wordt verklaard geldt voor de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid, als eigen werk de laatst uitgeoefende functie. Verweerder heeft daarom ten onrechte niet beoordeeld of klaagster geschikt was voor haar eigen werk als hoofd financiele administratie. Daarbij is niet relevant of klaagster zich, zoals zij stelt, op 6 januari 2015 en dus voordat zij boventallig is verklaard heeft ziek gemeld of pas daarna, zoals in de rapportage staat vermeld. Gelet op het voorgaande zal ook de klacht dat verweerder een onjuist arbeidsongeschiktheidscriterium heeft gebruikt gegrond worden verklaard.
5.5. De klacht dat verweerder ten onrechte de suggestie heeft gewekt dat hij bedrijfsarts is wordt verworpen. In de oproep voor het spreekuur staat vermeld dat verweerder bedrijfsarts/arboarts is. In de rapportage staat eveneens vermeld dat hij de functie van arbo-arts heeft. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat hij voorafgaand aan ieder consult meldt dat hij arbo-arts is. Gelet daarop kan niet worden gezegd dat hij de suggestie heeft gewekt dat hij bedrijfsarts is.
5.6. Ook de klacht dat verweerder in de rapportage naar de STECR Werkwijzer Arbeidsconflicten (hierna: `de STECR-werkwijzer') heeft verwezen terwijl de NVAB zich inmiddels heeft gedistantieerd van de STECR-werkwijzer wordt afgewezen. Ten eerste is dit door NVAB pas op 10 maart 2015 en dus na het spreekuur van 2 maart 2015 bekend gemaakt. Daarnaast is het standpunt van de NVAB niet dat bedrijfsartsen de STECR-werkwijzer niet meer dienen te hanteren, maar dat bedrijfsartsen niet meer gebonden zijn aan de STECR-werkwijzer. Overigens is verweerder wat tegenstrijdig in zijn stellingname, nu hij enerzijds met verwijzing naar de STECR Werkwijzer eventueel overleg over werkhervatting suggereert, maar anderzijds stelt dat hij de arbeidsgeschiktheid van klaagster (voor haar eigen werk) niet meer hoeft te beoordelen.
5.7. Bij de stukken bevindt zich ook de klacht dat verweerder de rapportage van het consult niet aan klaagster heeft verstrekt, maar dat ze deze via de werkgever heeft moeten ontvangen. Hoewel deze klacht niet in het klaagschrift is opgenomen, heeft het College deze wel ambtshalve ter zitting besproken. Anders dan verweerder aanvoert dient hij, gelet op het recht van patient om kennis te nemen van zijn eigen medische gegevens, de rapportage van het consult aan klaagster te verstrekken, eventueel onmiddellijk na het consult via de administratie van zijn eigen organisatie (in casu F). Het is ongepast en bovendien ongebruikelijk dat klaagster deze informatie van haar eigen werkgever moet ontvangen. Verweerder kan zich daarbij niet verschuilen achter andersluidende interne afspraken. Ook dit is dus niet goed gegaan, waarmee dit klachtonderdeel eveneens gegrond is.
5.8. Gelet op het slagen van een aantal klachtonderdelen, dient een maatregel te volgen. Een waarschuwing wordt passend geoordeeld.
6. De beslissing
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt:
legt op de maatregel van waarschuwing.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.A.F. Tan-de Sonnaville, voorzitter, mr. M.E. Groeneveld-Stubbe, lid-jurist, dr. G.J. Dogterom, H.N. Koetsier en M. Keus, leden-artsen, bijgestaan door mr. A.F. de Kok, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 1 maart 2016.
voorzitter secretaris
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:
a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;
b. degene over wie is geklaagd;
c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hem toevertrouwde belangen aangaat.
Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te
Den Haag, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.