Uitspraak 201503183/1/A3
Tegen: de burgemeester van Dordrecht
Proceduresoort: Hoger beroep
Rechtsgebied: Algemene kamer - Hoger Beroep - Verordeningen
ECLI: ECLI:NL:RVS:2016:519
201503183/1/A3.
Datum uitspraak: 2 maart 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op de hoger beroepen van:
1. [appellante sub 1], gevestigd te Dordrecht,
2. de stichting Stichting Bibelot, gevestigd te Dordrecht,
3. [appellante sub 3A] en [appellant sub 3B], beiden wonend te Dordrecht,
4. [appellant sub 4A] en [appellante sub 4B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 4]), wonend te Dordrecht,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 10 maart 2015 in zaak nrs. 13/8024, 13/8025 en 13/8181 in het geding tussen:
[appellante sub 3A] en [appellant sub 3B] en [appellant sub 4]
en
de burgemeester van Dordrecht.
Procesverloop
Bij besluit van 10 april 2013 heeft de burgemeester aan [appellante sub 1] een vergunning voor het exploiteren van een [bedrijf] aan de [locatie] te Dordrecht verleend.
Bij besluit van 18 april 2013 heeft de burgemeester aan Bibelot ontheffing van de openings- en sluitingstijden verleend.
Bij besluit van 2 mei 2013 heeft de burgemeester aan [appellante sub 1] ontheffing van de openings- en sluitingstijden verleend.
Bij besluit van 13 november 2013 heeft de burgemeester de door [appellante sub 3A], [appellant sub 3B] en [appellant sub 4] tegen die besluiten gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 10 maart 2015 heeft de rechtbank de door [appellante sub 3A] en [appellant sub 3B] en [appellant sub 4] daartegen ingestelde beroepen gegrond verklaard, het besluit van 13 november 2013 vernietigd en bepaald dat de burgemeester binnen 13 weken na verzending van het afschrift van deze uitspraak een nieuwe beslissing op de bezwaren neemt met inachtneming van deze uitspraak. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellante sub 1] en Bibelot hoger beroep ingesteld.
[appellante sub 3A] en [appellant sub 3B], [appellant sub 4] en de burgemeester hebben verweerschriften ingediend.
[appellante sub 3A] en [appellant sub 3B] en [appellant sub 4] hebben incidenteel hoger beroep ingesteld.
De burgemeester en Bibelot hebben naar aanleiding van de incidentele hoger beroepen zienswijzen ingediend.
Bij besluit van 22 juni 2015 heeft de burgemeester de bezwaren van [appellante sub 3A], [appellant sub 3B] en [appellant sub 4] opnieuw ongegrond verklaard, met dien verstande dat aan de exploitatievergunning en aan de ontheffingen van de openings- en sluitingstijden een nader voorschrift wordt verbonden ter bescherming van de woon- en leefomgeving.
[appellante sub 1] heeft gronden tegen dat besluit ingediend.
[appellante sub 1], [appellante sub 3A] en [appellant sub 3B] en [appellant sub 4] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 januari 2016, waar [appellante sub 1], vertegenwoordigd door mr. P.A. van Lange, advocaat te Dordrecht, Bibelot, vertegenwoordigd door mr. M.P.A. Oogjen, advocaat te Nieuwegein, [appellant sub 4], bijgestaan door mr. R. Brouwer, advocaat te Zoetermeer, [appellante sub 3A], bijgestaan door mr. M.J. Smaling, werkzaam bij DAS rechtsbijstand, en de burgemeester, vertegenwoordigd door E.A. van Dommelen-van der Lugt, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het Energiehuis is een voormalige elektriciteitscentrale aan de rand van het historisch centrum van Dordrecht die in 2011 is verbouwd tot een cultureel centrum. In het Energiehuis zijn onder meer [bedrijf] [appellante sub 1] en poppodium Bibelot gevestigd. Het Energiehuis heeft een hoofdingang aan de westzijde en aan de oostzijde (achterzijde), die beide toegang geven tot de centrale ruimte van het Energiehuis. Bibelot is gevestigd aan de oostzijde, aan welke kant ook de parkeerplaats is gelegen, en [appellante sub 1] is gevestigd aan de westzijde. Beide zijn via de centrale ruimte te bereiken. [appellante sub 1] is ook bereikbaar via een kleine ingang nabij de hoofdingang aan de westzijde (hierna: de kleine deur), via het bij [appellante sub 1] behorende terras. [appellante sub 3A], [appellant sub 3B] en [appellant sub 4] wonen allen nabij de hoofdingang aan de westzijde van het Energiehuis.
2. Aan de bij besluit van 10 april 2013 verleende exploitatievergunning van [appellante sub 1] is onder meer het voorschrift verbonden dat het niet is toegestaan het terras open te hebben voor bezoekers dan wel bezoekers op het terras te laten verblijven op maandag tot en met zondag tussen 21:30 en 11:00 uur en dat de exploitant is gehouden er alles aan te doen om (geluids)overlast voor de (woon)omgeving zoveel mogelijk te voorkomen.
Aan Bibelot is bij besluit van 18 april 2013 ontheffing van de sluitingstijden verleend voor dinsdag tot en met vrijdag van 00:00 uur tot 01:00 uur en voor zaterdag en zondag van 02:00 uur tot 04:00 uur. Voor de zaterdag en zondag geldt, telkens voor een van beide dagen, een ontheffing van de sluitingstijden tot 05:00 uur, met een maximum van twintig keer per jaar. Voorts is aan de ontheffing het voorschrift verbonden dat Bibelot erop toeziet dat bezoekers van het poppodium zich na afloop van het bezoek niet langdurig blijvend zullen ophouden in de buitenruimten op een aantal aangewezen locaties en dat na 03:00 uur de bezoekers het gebouw via de oostzijde (de achterzijde) moeten verlaten.
Aan [appellante sub 1] is bij besluit van 2 mei 2013 ontheffing verleend van de sluitingstijden voor maandag tot en met donderdag van 00:00 uur tot 01:00 uur, voor vrijdag van 00:00 uur tot 03:00 uur en voor zaterdag en zondag van 02:00 uur tot 03:00 uur. Voorts is aan de ontheffing het voorschrift verbonden dat [appellante sub 1] erop toeziet dat bezoekers zich na afloop van het bezoek niet langdurig blijvend zullen ophouden in de buitenruimten op een aantal aangewezen locaties.
3. Bij besluit van 13 november 2013 heeft de burgemeester het advies van de bezwaarschriftencommissie overgenomen om de besluiten van 10 en 18 april en 2 mei 2013 in stand te laten, met uitzondering van het onderdeel van het advies om aan de besluiten nog het voorschrift te verbinden dat de kleine deur vanaf 23:00 uur wordt gesloten. In plaats daarvan heeft de burgemeester het advies van de directeur van de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid van 12 november 2013 (hierna: het tegenadvies) overgenomen en aan de besluiten als extra voorschrift verbonden dat de hoofdingang aan de westzijde van het Energiehuis elke dag om 23:00 uur sluit en dat bezoekers dan de hoofdingang aan de oostzijde (aan de kant van het parkeerterrein) moeten gebruiken. Voorts heeft de burgemeester aan de exploitatievergunning het voorschrift verbonden dat [appellante sub 1] er zorg voor draagt dat de in- en uitstroom van bezoekers via de kleine deur na 23:00 uur beperkt blijft tot de bezoekers van het [bedrijf] en dat haar bezoekers zich na 23:00 uur niet langdurig ophouden rondom het aan de westzijde gelegen terras.
4. De rechtbank heeft overwogen dat de burgemeester onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hij is afgeweken van het advies van de bezwaarschriftencommissie en waarom de gestelde overlast met de in het tegenadvies voorgestelde voorschriften doeltreffender wordt voorkomen. Zo zouden er meer meldingen van overlast bij de politie en de Omgevingsdienst zijn gedaan dan het in het tegenadvies genoemde aantal van twee. Verder heeft de burgemeester de rechtbank er niet van kunnen overtuigen dat het sluiten van de kleine deur na 23:00 uur, zoals de bezwaarschriftencommissie had geadviseerd, niet bijdraagt aan het voorkomen of beperken van de gestelde overlast voor omwonenden. Ook heeft de burgemeester niet duidelijk gemaakt waarom bij de vraag of de kleine deur na 23:00 uur al dan niet open mag blijven meer belang moet worden gehecht aan het bedrijfsbelang van [appellante sub 1] dan aan het belang dat omwonenden hebben bij de voorkoming en beperking van overlast, aldus de rechtbank.
Het hoger beroep van Bibelot.
5. Bibelot betoogt dat de rechtbank ten onrechte niet heeft onderkend dat de beroepen niet zijn gericht tegen de bedrijfsvoering van Bibelot, maar vooral betrekking hebben op de door omwonenden ervaren hinder die wordt veroorzaakt door het gebruik van het terras van [appellante sub 1] en de op dat terras uitkomende kleine deur. De opgelegde voorschriften, voor zover de burgemeester daarmee is afgeweken van het advies van de bezwaarschriftencommissie en waartegen [appellante sub 3A], [appellant sub 3B] en [appellant sub 4] zijn opgekomen, zien op de exploitatie van [appellante sub 1]. De rechtbank heeft derhalve ten onrechte het besluit van 13 november 2013 voor zover dat ziet op de ontheffing van de sluitingstijden van Bibelot niet in stand gelaten, aldus Bibelot.
5.1. In de beroepen van [appellante sub 3A], [appellant sub 3B] en [appellant sub 4] tegen het besluit van 13 november 2013 lag de nadruk op het aan de exploitatievergunning voor [appellante sub 1] verbonden voorschrift over het gebruik van de kleine deur. Ter zitting bij de Afdeling hebben [appellante sub 3A], [appellant sub 3B] en [appellant sub 4] te kennen gegeven dat het hun daar om te doen was. De beroepen van [appellante sub 3A], [appellant sub 3B] en [appellant sub 4] waren derhalve niet gericht tegen de ontheffing van de sluitingstijden van Bibelot. Bibelot heeft dan ook terecht betoogd dat de rechtbank ten onrechte het besluit van 13 november 2013 voor zover dat ziet op de ontheffing van de sluitingstijden van Bibelot niet in stand heeft gelaten.
Het betoog slaagt.
6. Hetgeen Bibelot verder heeft betoogd behoeft geen bespreking meer.
Het hoger beroep van [appellante sub 1].
7. [appellante sub 1] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het besluit van 13 november 2013 onvoldoende is gemotiveerd. Daartoe voert zij aan dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat bij de politie en de Omgevingsdienst veel meer klachten zijn binnengekomen dan de twee door de burgemeester genoemde klachten. Van het merendeel van de klachten is niet specifiek te bepalen of deze wel aan de bezoekers van [appellante sub 1] zijn toe te rekenen, aangezien in de omgeving van het Energiehuis meer overlast gevende activiteiten plaatsvinden, aldus [appellante sub 1]. Voorts betoogt zij dat, anders dan de rechtbank heeft overwogen, de burgemeester wel voldoende heeft gemotiveerd waarom hij van het advies van de bezwaarschriftencommissie is afgeweken. De door de bezwaarschriftencommissie geadviseerde voorschriften zouden tot meer overlast voor een grotere groep omwonenden hebben geleid. Het sluiten van de kleine deur leidt namelijk tot meer verkeersbewegingen in de omgeving, omdat bezoekers dan helemaal om het Energiehuis heen moeten om gebruik te maken van de hoofdingang aan de oostzijde. [appellante sub 1] betoogt dat de rechtbank dan ook ten onrechte heeft overwogen dat het sluiten van de kleine deur na 23:00 uur toegevoegde waarde zou hebben bij het voorkomen en beperken van overlast voor omwonenden. Voorts heeft de rechtbank ten onrechte overwogen dat de burgemeester ten onrechte meer belang heeft gehecht aan het bedrijfsbelang van [appellante sub 1].
7.1. De rechtbank heeft terecht overwogen dat er meer overlastmeldingen bij de politie en de Omgevingsdienst zijn gedaan dan de twee door de burgemeester in het besluit van 13 november 2013 genoemde klachten. Niet in geschil is dat daarbij ook meldingen zijn gedaan die zien op luid pratende en rokende mensen op het terras van [appellante sub 1], ook na sluitingstijd van het terras, en op het open zijn van de kleine deur. De burgemeester is bekend met de problematiek rondom het Energiehuis en [appellante sub 1] en had die bij de beoordeling moeten betrekken. Nu de motivering van het besluit van de burgemeester van 13 november 2013 is gebaseerd op de bekendheid met maar twee klachten, kan de motivering reeds daarom geen stand houden.
Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank terecht overwogen dat de burgemeester onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hij is afgeweken van het advies van de bezwaarschriftencommissie en waarom de gestelde overlast met het in het tegenadvies voorgestelde voorschrift doeltreffender wordt voorkomen dan met het door de bezwaarschriftencommissie geadviseerde voorschrift. De rechtbank heeft dan ook het besluit van 13 november 2013, voor zover dat niet ziet op de ontheffing van de sluitingstijden van Bibelot, terecht vernietigd. Nu de burgemeester reeds een nieuw besluit op de bezwaren van [appellante sub 3A], [appellant sub 3B] en [appellant sub 4] heeft genomen, behoeft hetgeen [appellante sub 1] voor het overige heeft betoogd geen bespreking meer.
Het betoog faalt.
8. Het hoger beroep van [appellante sub 1] is ongegrond. Het hoger beroep van Bibelot is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd, voor zover de rechtbank het besluit van 13 november 2013 met betrekking tot de ontheffing van de sluitingstijden van Bibelot heeft vernietigd en heeft bepaald dat de burgemeester in zoverre een nieuwe beslissing op de bezwaren moest nemen.
9. De burgemeester heeft gevolg gevend aan de aangevallen uitspraak op 22 juni 2015 een nieuw besluit genomen. Bij dat besluit heeft de burgemeester de exploitatievergunning en de ontheffingen in stand gelaten, met dien verstande dat aan de exploitatievergunning voor [appellante sub 1] nu wel het voorschrift wordt verbonden dat de kleine deur om 23:00 uur gesloten dient te worden. Voorts is in de begroting van de gemeente een bedrag opgenomen dat zal worden aangewend om isolatie van ramen van omwonenden te subsidieren. Dit besluit wordt, gelet op artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), gelezen in samenhang met artikel 6:19, eerste lid, van die wet, van rechtswege geacht voorwerp te zijn van dit geding.
10. Nu, gelet op hetgeen is overwogen onder rechtsoverweging 5.1, het besluit van 13 november 2013 in stand is gebleven voor zover dat ziet op de ontheffing van de sluitingstijden van Bibelot, was de burgemeester niet gehouden daarover opnieuw een besluit te nemen. De grondslag daartoe is immers komen te vervallen. Het besluit van 22 juni 2015 dient dan ook in zoverre te worden vernietigd.
11. In beroep is alleen het aan de aan [appellante sub 1] verleende exploitatievergunning verbonden voorschrift dat de kleine deur vanaf 23:00 uur gesloten moet zijn in geschil.
12. [appellante sub 1] betoogt dat de burgemeester onbevoegd was het besluit van 22 juni 2015 te nemen, omdat het voorschrift tot sluiting van de kleine deur is opgenomen in verband met inrichting gebonden geluidhinder, die wordt gereguleerd door het Activiteitenbesluit milieubeheer. Op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer is het college van burgemeester en wethouders het bevoegde gezag, aldus [appellante sub 1]. Indien de burgemeester in zoverre wel bevoegd moet worden geacht, betoogt [appellante sub 1] verder dat de burgemeester op oneigenlijke gronden gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om voorschriften te verbinden aan de exploitatievergunning. Die bevoegdheid is gegeven om overlast in de leefomgeving te voorkomen, niet om ambtelijk gedane toezeggingen over het sluitingsuur na te komen of om verkeersstromen te reguleren. Deze belangen hadden in ieder geval niet bij de afweging in het kader van de verlening van de exploitatievergunning mogen opwegen tegen de belangen van [appellante sub 1]. Ook is het voorschrift tot sluiting van de kleine deur overbodig naast het aan de ontheffing verbonden voorschrift dat [appellante sub 1] ervoor moet zorgen dat bezoekers zich niet langdurig in de omgeving ophouden. Het verbinden van het voorschrift aan de exploitatievergunning is bovendien in strijd met het gelijkheidsbeginsel ten opzichte van andere horecagelegenheden in Dordrecht, aldus [appellante sub 1].
[appellante sub 1] betoogt voorts dat de burgemeester het besluit van 22 juni 2015 onvoldoende heeft gemotiveerd en onvoldoende zorgvuldig heeft voorbereid. De burgemeester heeft zich volgens [appellante sub 1] gebaseerd op oude meldingen van overlast. De burgemeester heeft verder ten onrechte niet onderzocht of meer overlast voor de woon- en leefomgeving wordt veroorzaakt dan tevoren mocht worden verwacht en of de overlast wordt veroorzaakt door bezoekers van [appellante sub 1] en door het gebruik van de kleine deur. De burgemeester heeft zich verder ten onrechte op het standpunt gesteld dat met de sluiting van de kleine deur bezoekers zich niet meer aan die zijde van het Energiehuis zullen ophouden. De bezoekers komen met name uit de binnenstad en zullen zich via de straten om het Energiehuis naar huis begeven, aldus [appellante sub 1].
Voorts heeft de burgemeester niet onderkend dat de kleine deur de enige directe toegangsdeur van [appellante sub 1] is. Ook heeft de burgemeester zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat het voorschrift dat alleen bezoekers van [appellante sub 1] vanaf 23:00 uur van de kleine deur gebruik mogen maken niet voldoende handhaafbaar zou zijn. Gelet op de afstand tussen [appellante sub 1] en Bibelot, ongeveer 250 meter, zullen bezoekers van Bibelot parkeren aan de oostzijde van het Energiehuis en het pand derhalve niet via het [bedrijf] verlaten, aldus [appellante sub 1].
Verder betoogt zij dat de burgemeester ten onrechte meer belang heeft gehecht aan de belangen van omwonenden. Het sluiten van de kleine deur na 23:00 uur zal ervoor zorgen dat veel gasten de moeite niet meer zullen nemen om naar het [bedrijf] te komen, aldus [appellante sub 1].
12.1. Ingevolge artikel 1:4, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening Dordrecht (hierna: APV) kunnen aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen strekken slechts tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.
Ingevolge artikel 1:8, aanhef en onder a, kan de vergunning of ontheffing door het bevoegd gezag of het bevoegde bestuursorgaan worden geweigerd in het belang van de openbare orde.
Ingevolge artikel 2:28B, derde lid, kan de burgemeester in aanvulling op artikel 1:8 de exploitatievergunning geheel of gedeeltelijk weigeren, indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de inrichting of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beinvloed.
12.2. Het voorschrift dat [appellante sub 1] de kleine deur vanaf 23:00 uur moet sluiten is opgelegd in verband met hinder die wordt veroorzaakt doordat bezoekers zich luidruchtig rond het Energiehuis en op en rond het terras van [appellante sub 1] begeven of ophouden. Het gaat hier om verstoringen van de openbare orde. Op grond van de Gemeentewet is de burgemeester ter zake het bevoegde orgaan. Reeds hierom ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de burgemeester niet bevoegd zou zijn een dergelijk voorschrift aan de exploitatievergunning te verbinden.
Niet is gebleken dat de burgemeester op oneigenlijke gronden gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid voorschriften te verbinden aan de exploitatievergunning. De toezegging over het sluitingsuur aan omwonenden is voor de burgemeester niet van doorslaggevend belang geweest voor het opleggen van het voorschrift. Voor zover de burgemeester het voorschrift heeft opgelegd om verkeersstromen te reguleren, heeft hij dit gedaan ter bescherming van de openbare orde en het woon- en leefklimaat.
12.3. Aan de komst van het Energiehuis als zodanig is inherent dat er meer bezoekersstromen zullen ontstaan met de daarbij behorende overlast. Dit is met de vaststelling van het bestemmingsplan voorzien en acceptabel geacht. Die omstandigheid maakt echter niet dat de burgemeester bij het verlenen van een exploitatievergunning geen rekening meer hoeft te houden met de woon- en leefsituatie van omwonenden en dat geen voorschriften aan die vergunning kunnen worden verbonden om de ontstane overlast te beperken.
Het al dan niet verbinden van voorschriften aan de exploitatievergunning is een discretionaire bevoegdheid. Ook bij de vaststelling van de voorschriften zelf heeft de burgemeester een zekere mate van vrijheid. De bestuursrechter dient te beoordelen of de burgemeester in redelijkheid de voorschriften aan de exploitatievergunning heeft kunnen verbinden.
12.4. De burgemeester heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat uit meldingen bij de politie en de Omgevingsdienst blijkt dat omwonenden overlast ervaren van bezoekers van het Energiehuis, waaronder die van [appellante sub 1]. Dit blijkt ook uit het verslag van het gesprek van de burgemeester met omwonenden gehouden op vrijdag 12 juni 2015 ter voorbereiding van het nieuwe besluit op bezwaar van 22 juni 2015. Er waren voor de burgemeester derhalve genoeg aanwijzingen dat nog steeds overlast werd ervaren. Voorts bevindt de kleine deur zich op korte afstand van woningen. De burgemeester heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat er per definitie minder overlast zal zijn als de kleine deur na 23:00 uur gesloten is. Er zullen zich dan minder bezoekers aan de westzijde van het Energiehuis ophouden. Gelet op de ervaren overlast en de korte afstand van de kleine deur tot de woningen, heeft de burgemeester, om de overlast te beperken, in redelijkheid het voorschrift dat de kleine deur na 23:00 uur gesloten dient te zijn, nodig kunnen achten.
Voorts heeft de burgemeester zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het bedrijfsbelang van [appellante sub 1] bij het gebruik van de kleine deur niet opweegt tegen het belang van de omwonenden bij de sluiting van de kleine deur na 23:00 uur. Daarbij heeft de burgemeester terecht in overweging genomen dat de exploitatie van het [bedrijf] in eerste instantie is bedoeld als ondersteuning van de overige activiteiten in het Energiehuis. Voor de bezoekers van die activiteiten is het gebruik van de kleine deur niet van belang. Het gebruik van de kleine deur als directe toegangsdeur is voor [appellante sub 1] derhalve alleen van belang voor het realiseren van een zelfstandige bezoekersstroom. [appellante sub 1] heeft niet met cijfers onderbouwd dat het sluiten van de kleine deur vanaf 23:00 uur dusdanig nadelig is voor haar bedrijfsvoering, omdat zij bijvoorbeeld vooral omzet behaalt door een zelfstandige bezoekersstroom, dat de burgemeester niet in redelijkheid tot dit voorschrift heeft kunnen komen. Ook heeft [appellante sub 1] niet nader toegelicht waarom dit voorschrift in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. De enkele stelling daartoe is niet voldoende om tot een ander oordeel te komen.
Het betoog faalt.
13. Het beroep van [appellante sub 1] is ongegrond. Het besluit van 22 juni 2015 dient te worden vernietigd, voor zover dat ziet op de ontheffing van de sluitingstijden van Bibelot.
De incidentele hoger beroepen van [appellante sub 3A] en [appellant sub 3B] en [appellant sub 4].
14. [appellante sub 3A] en [appellant sub 3B] en [appellant sub 4] hebben ter zitting bij de Afdeling te kennen gegeven dat hun incidentele hoger beroepen moeten worden geacht voorwaardelijk te zijn ingesteld en afhankelijk te zijn van het in stand blijven van het voorschrift dat de kleine deur vanaf 23:00 uur gesloten dient te zijn. Nu het beroep van [appellante sub 1] tegen dat besluit ongegrond is en dat besluit in zoverre in stand blijft, zijn de incidentele hoger beroepen vervallen.
15. De burgemeester dient ten aanzien van Bibelot op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep van [appellante sub 1] ongegrond;
II. verklaart het hoger beroep van de stichting Stichting Bibelot gegrond;
III. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 10 maart 2015 in zaak nrs. 13/8024, 13/8025 en 13/8181, voor zover de rechtbank het besluit van 13 november 2013 met betrekking tot de ontheffing van de sluitingstijden van stichting Stichting Bibelot heeft vernietigd en heeft bepaald dat de burgemeester in zoverre een nieuwe beslissing op de bezwaren moest nemen;
IV. bevestigt de onder III. genoemde uitspraak voor het overige;
V. verklaart het beroep van [appellante sub 1], tegen het besluit van 22 juni 2015 van de burgemeester van Dordrecht, kenmerk 1415050, ongegrond;
VI. vernietigt dat besluit van 22 juni 2015, voor zover dat ziet op de ontheffing van de sluitingstijden van stichting Stichting Bibelot;
VII. veroordeelt de burgemeester van Dordrecht tot vergoeding van bij de stichting Stichting Bibelot in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van EUR 1.488,00 (zegge: veertienhonderdachtentachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VIII. gelast dat de burgemeester van Dordrecht aan de stichting Stichting Bibelot het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van EUR 497,00 (zegge: vierhonderdzevenennegentig euro) voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, en mr. A. Hammerstein en mr. D.J.C. van den Broek, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, griffier.
w.g. Van Altena w.g. Klein
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 2 maart 2016
176-773.