175 jaar Noord-Holland: democratisering ging langzaam


02 maart 2016 - Nieuwsartikel

Met leedgevoel. Zo woonden veel Statenleden de eerste Statenvergadering van Noord-Holland op 22 december 1840 bij. Afgelopen december was het precies 175 jaar geleden dat de eerste vergadering na de splitsing van Holland in een noordelijk en zuidelijk deel plaatsvond.

Een vergadering van het college van Gedeputeerde Staten in 1916.

Een vergadering van het college van Gedeputeerde Staten in 1916.

Het was niet het idee van de Provinciale Staten van Holland: zij waren tegen de splitsing, maar de Tweede Kamer besloot anders. Het argument was dat de provincie Holland "bij vergelijking met alle andere te groot was in uitgestrektheid, bevolking, rijkdom en opbrengst." Bovendien was er in
feite al sprake van gescheiden besturen: er waren twee colleges van Gedeputeerde Staten en twee gouverneurs, er was alleen een college van Provinciale Staten. Een voordeel van de splitsing: Amsterdam kreeg een eigen gerechtshof. Tot aan die tijd was er maar een gerechtshof per provincie
toegestaan en dat stond in Den Haag.

Dubbele Tweede Kamer

Omdat de splitsing van Holland onderdeel was van een wetsvoorstel dat de grondwet aanpaste, moest ook de zogenoemde dubbele Tweede Kamer, bestaand uit de `gewone' Kamerleden plus 55 buitengewone Kamerleden, zich erover buigen. Nogal wat leden, waaronder Thorbecke en Groen van Prinsterer, zagen
het nut van de scheiding niet in. Toch stemde uiteindelijk een meerderheid voor splitsing, want tegen stemmen betekende dat ook andere grondwetsherzieningen niet doorgingen.

Het provinciaal bestuur, bestaande uit 72 Statenleden, bleef in de provinciehoofdstad Haarlem zitten. In het begin kwamen de Noord-Hollandse Staten bijeen in het Prinsenhof in Haarlem. Later, in 1930, verhuisden ze naar Paviljoen Welgelegen, tegelijk met het dagelijks bestuur dat tot die tijd
in de Jansstraat was gevestigd.

Gedeputeerde Staten in de vergaderkamer van GS, onder voorzitterschap van mr. dr. Anthonie baron Roeell.

Gedeputeerde Staten in de vergaderkamer van GS, onder voorzitterschap van mr. dr. Anthonie baron Roeell.

Twee zittingen

Vanaf 1840 kwamen de Staten eenmaal per jaar een aantal dagen bij elkaar. In 1850 veranderde dit door de inwerkingtreding van de Provinciewet van Thorbecke. Hierin werden de organisatie en bevoegdheden van de provincie vastgelegd en werd bepaald dat de Staten voortaan twee `gewone zittingen'
zouden hebben.
Tot die tijd werden de Staten gekozen door drie standen: de ridderschap, de steden en de landeigenaren. Maar door de wetswijziging werden ze voortaan gekozen door de meerderjarige ingezetenen die een bepaald bedrag belasting betaalden. De democratisering ging echter langzaam. In 1896 werd het
censuskiesrecht vervangen door het capaciteitskiesrecht.

Stemmen bij stembuskamerbewaarder Stoute.

Stemmen bij stembuskamerbewaarder Stoute.

Dit zorgde voor een uitbreiding van het aantal kiezers, maar nog steeds stemden niet de gewone man en vrouw. In eerste instantie konden alleen mannen lid zijn van Provinciale Staten. Pas in 1919 kwam het vrouwenkiesrecht. Toen werden ook de eerste algemene Statenverkiezingen gehouden.

Toezicht, waterstaat en rijksregelingen

Een van de belangrijkste taken van de provincie was destijds het toezicht op gemeenten en waterschappen. Verder beperkten de activiteiten zich tot de natte en droge waterstaat en het uitvoeren van enkele rijksregelingen. En langzamerhand werd ruimtelijke ordening belangrijker: tijdens het
interbellum ontwikkelden de provincies meer beleid op dit gebied, omdat steeds meer ruimtelijke problemen de schaal van de gemeenten overstegen.

De wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog vroeg veel van gemeenten en provincies. De acute woningnood zorgde voor bouwactiviteiten die tot stand kwamen met de drie bestuurslagen. De nieuwe Provinciewet van 1962 zorgde voor meer zelfstandigheid van de provincie ten opzichte van het Rijk.
Provinciale Staten mochten vaker dan twee keer per jaar bijeenkomen zonder toestemming en geleidelijk werd het provinciaal bestuur professioneler. Zo introduceerde commissaris van de Koningin Kranenburg in 1964 vaste Statencommissies die het beleid moesten voorbereiden.

Langzamerhand kwamen er steeds meer verantwoordelijkheden bij: vanaf de jaren zestig kregen de provincies nieuwe taken op het gebied van de milieuzorg. Daarnaast behield de provincie belangrijke taken op het gebied van het toezicht op de lokale overheden.

Gaandeweg veranderde de positie tussen Rijk, provincie en gemeenten, zeker nu ook Europa een plekje aan de bestuurlijke tafel opeist. En natuurlijk de verhouding van de provincie richting inwoners en het maatschappelijk middenveld - ondernemers, professionals, vrijwilligers, medebestuurders.
Het enige dat nog herinnert aan de tijd van Thorbecke is dat de Eerste Kamer niet door de koning wordt benoemd. Sinds de nieuwe Grondwet van 1848 tot de dag van vandaag worden de leden van de Eerste Kamer indirect gekozen, door Provinciale Staten.



Dit artikel is gebaseerd op een speech die commissaris van de Koning Johan Remkes op 8 februari 2016 uitsprak. De integrale tekst is beschikbaar op de website.



------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Tweet
Deel