Tuchtrecht | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose | ECLI:NL:TGZRSGR:2016:24

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2016:24

Datum uitspraak: 01-03-2016

Datum publicatie: 01-03-2016

Zaaknummer(s): 2014-209b

Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose

Beroepsgroep: Arts

Beslissingen:

Inhoudsindicatie: Klacht tegen een huisarts. Klachten van patiente in de periode 2011-2014 slechts toegeschreven aan jicht, waardoor de diagnose botkanker te laat is gesteld. Ongegrond: Pas eind 2013 en zeker in januari 2014 was er sprake van afwijkende waarden die verdacht waren voor mogelijke andere (ziekte)processen dan jicht en artrose, waarvoor de arts patiente heeft verwezen naar de internist bij wie na twee weken een afspraak zou zijn. Klacht afgewezen.

------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Datum uitspraak: 1 maart 2016

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A,

wonende te B,

klager,

tegen:

C, huisarts

werkzaam te B,

verweerder,

gemachtigde: mr. C.J. van Weering, werkzaam te Utrecht.

1. Het verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het klaagschrift, ontvangen op 11 augustus 2014

- het verweerschrift en het aanvullende verweerschrift

- de brief van 10 november 2014 van de gemachtigde van verweerder met als bijlage: het medisch dossier van D

- de repliek ondertekend door klager en zijn echtgenote D

- de dupliek

1.2 De partijen hebben afgezien van de mogelijkheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

1.3 De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 5 januari 2016. Klager is verschenen. Verweerder, ook verschenen, werd bijgestaan door zijn gemachtigde mr. C.J. van Weering. Partijen hebben hun standpunten mondeling toegelicht.

1.4 De klacht is behandeld tezamen met de andere, met de klacht samenhangende, klacht zoals bedoeld in artikel 57, eerste lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, die bekend is onder het dossiernummer 2014-209a.

2. De feiten

2.1 Klager is de echtgenoot van D (hierna: patiente), geboren op in 1938.

2.2 Patiente is van 2008 tot en met juli 2014 patiente geweest in de praktijk van verweerder en diens collega E (hierna: E), tegen wie klager eveneens een klacht heeft ingediend bekend onder zaaknummer 2014-209a .

2.3 Patiente is in 1993 behandeld voor borstkanker met uitzaaiingen. In 1998 is zij ontslagen uit de behandeling door de specialist.

2.4 Op 25 september 2013 heeft patiente de reumatoloog in F te G bezocht, alwaar lichamelijk onderzoek en uitgebreid bloedonderzoek is verricht. De conclusie luidde toen: frequente jicht.

2.5 In de periode 2011-2014 bezocht patiente, die al sinds haar 16^e jaar bekend was met jicht en bij wie na roentgenfoto's in 2005 en 2007 artrose was vastgesteld, regelmatig de praktijk van verweerder onder andere vanwege pijnaanvallen. Onder meer in juli 2011 was er sprake van een rode gezwollen rechtervoet, in het najaar van 2012 van pijnklachten in de rechterenkel met terugkerende pijnaanvallen, in mei en juni 2013 van een pijnlijke teen, klachten in nek en arm. In die periode is patiente diverse malen gezien in de huisartsenpraktijk, aanvankelijk voornamelijk door E; vanaf oktober 2013 veelal door verweerder. Er is in voornoemde periode, naast een roentgenfoto van de voeten in november 2012, verschillende keren bloedonderzoek verricht op verzoek van E danwel verweerder (op 14 juli 2011, 13 november 2012, 14 mei 2013, 12 juni 2013, 5 november 2013 en 13 januari 2014), waaruit naast verhoogde urinezuurbepalingen onder andere ook wisselende BSE-waarden zijn geconstateerd. Op 5 en 8 november 2013 heeft verweerder een BSE van 78 genoteerd, zijn verontrusting met patiente besproken en verwijzing naar de internist geadviseerd. Op 13 januari 2014 was het BSE gedaald naar 54 en werd een ferritinegehalte van >1330 ug/L geconstateerd. Op dat moment heeft verweerder patiente verwezen naar de internist, bij wie zij op 14 februari 2014 terecht kon.

2.6 De internist heeft vervolgens op 25 april 2014, door middel van een botbiopt van het bekken, vastgesteld dat bij patiente sprake was van metastasering van een adenocarcinoom, welk beeld past bij metastasering van de eerder doorgemaakte borstkanker in 1993.

2.7 Patiente heeft zich medio 2014 aangemeld bij een andere huisartsenpraktijk.

3. De klacht

Klager verwijt verweerder nalatig te zijn geweest door de klachten van patiente in de periode 2011-2014 slechts toe te schrijven aan jicht, waardoor de diagnose botkanker te laat is gesteld.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De beoordeling

5.1 Uit het goed bijgehouden en goed te volgen medisch dossier van patiente blijkt dat de resultaten van de diverse onderzoeken, waaronder frequente bloedonderzoeken en beoordeling door de reumatoloog, mede gelet op de aard van de klachten, tot in november 2013 geen aanleiding hoefden te geven voor verdenking van (bot)metastasen. Veeleer werd door deze onderzoeken de verdenking van jicht en artrose bevestigd. Pas in november 2013 en zeker in januari 2014 was er sprake van afwijkende waarden die verdacht waren voor mogelijke andere (ziekte)processen, waarvoor verweerder patiente dan ook terecht op 21 januari 2014 heeft verwezen naar de internist bij wie op 14 februari 2014 een afspraak zou zijn. Voor zover klager heeft gesteld dat patiente in strijd met haar wens in december 2013 niet terecht kon bij verweerder in verband met zijn verhuizing naar het nieuwe gezondheidscentrum, heeft verweerder dit gemotiveerd weersproken en gesteld dat de praktijk maar een paar dagen gesloten is geweest. Dit is dus niet vast komen te staan, terwijl daarenboven niet aannemelijk is dat om deze reden patienten in december zorg werd onthouden. Daarnaast heeft verweerder aangevoerd dat de verwijzing niet in november 2013 maar pas in januari 2014 (overigens nadat nieuwe zorgelijke bloeduitslagen bekend werden) is geeffectueerd, omdat patiente het bezoek aan de internist over de feestdagen heen wilde tillen. Dit laatste lijkt ook te volgen uit het medisch dossier waarin door verweerder is genoteerd dat patiente na de feestdagen in januari 2014 een afspraak met hem maakt. Gelet op dit alles is niet aannemelijk geworden dat de gang van zaken anders is geweest. Dat verweerder met een afwachtende houding in november 2013 heeft volstaan is in de gegeven omstandigheden verdedigbaar en levert althans geen tuchtrechtelijk verwijt op.

5.2 De conclusie is kortom dat verweerder, zoals gezegd, een verdedigbaar beleid heeft gevoerd. De klacht zal dan ook als ongegrond worden afgewezen.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt:

wijst de klacht af.

Deze beslissing is gegeven door: mr. M.A.F. Tan-de Sonnaville, voorzitter,

mr. M.E. Groeneveld-Stubbe, lid-jurist, dr. G.J. Dogterom, H.N. Koetsier en M. Keus, leden-artsen, bijgestaan door mr. A.F. de Kok, secretaris en uitgesproken in het openbaar op 1 maart 2016.

voorzitter secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hem toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te

Den Haag, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.