Tuchtrecht | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose | ECLI:NL:TGZRSGR:2016:22
ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2016:22
Datum uitspraak: 01-03-2016
Datum publicatie: 01-03-2016
Zaaknummer(s): 2015-078
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beroepsgroep: Arts
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen een huisarts. Pogingen van klaagster om hulp te krijgen genegeerd. Te weinig gedaan naar aanleiding van klaagsters vermoeden dat haar ex-man een narcistische persoonlijkheidsstoornis had met misbruik en uitbuiting van klaagster en haar kinderen tot gevolg. Ongegrond: De arts heeft actie ondernomen, maar heeft op goede gronden geweigerd hierover verdere informatie prijs te geven, omdat dit anders in strijd zou zijn met medisch beroepsgeheim jegens haar patient (de ex-man). Geen omstandigheden gesteld of gebleken die tot doorbreking van het beroepsgeheim noodzaakten. De arts heeft onder meer gereageerd met verwijzingen naar specialisten, met een luisterend oor en medicatie. Daarnaast heeft de arts zich de echtscheidingsproblematiek aangetrokken. Klacht afgewezen
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Datum uitspraak: 1 maart 2016
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:
A,
wonende te B,
klaagster,
tegen:
C,huisarts,
werkzaam te D,
verweerster.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het klaagschrift, ontvangen op 27 maart 2015
- het verweerschrift
- de processtukken van klaagster, ingekomen 12 mei 2015, waaronder (delen van) het
medische dossier van klaagster
- het aanvullend verweerschrift
- de repliek (met bijlage)
- de dupliek
- brieven van klaagster d.d. 26 augustus 2015 (met bijlagen) en (2x) d.d. 1 september 2015
(de eerste met bijlage)
- brief van de gemachtigde van verweerster d.d. 14 september 2015
- brief van klaagster d.d. 8 augustus 2015 (met bijlage), ingekomen op 12 oktober 2015
- brief van klaagster (ongedateerd) ingekomen op 19 november 2015, inhoudende bijlagen
- brief van klaagster d.d. 17 december 2015 (met bijlagen)
- brief van de gemachtigde van verweerster d.d. 22 december 2015 (met bijlagen)
De partijen hebben afgezien van de mogelijkheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.
De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 5 januari 2016. De partijen, verweerster bijgestaan door haar gemachtigde, zijn verschenen en hebben hun standpunten mondeling toegelicht.
2. De feiten
2.1 Verweerster heeft in 2012 de praktijk van haar voorganger overgenomen. Zij is
vanaf dat moment tot in het najaar van 2014 huisarts van klaagster geweest. Verweerster was en is nog steeds huisarts van de voormalige echtgenoot (hierna ook: de ex-man) van klaagster en hun twee minderjarige kinderen.
2.2 Het huwelijk van klaagster is in 2014 door echtscheiding ontbonden. De twee
kinderen zijn door de rechter, tegen de wens van klaagster, aan de ex-man toegewezen. Klaagster woont sinds najaar 2013 niet meer in de echtelijke woning in D.
2.3 Het (volgens verweerster slechts gedeeltelijk overgelegde) medische dossier
betreffende klaagster maakt onder meer melding van:
- Eerdere psychiatrische problematiek en relatieproblematiek (notitie 21-06-2011).
- Mededelingen van klaagster omtrent de echtscheidingsproblemen, haar zorgen om de kinderen en slechte ervaringen met jeugdzorg; moeder wil hier niet meer heen; verwijzing kinderen naar kinderpsycholoog (23-11-2012).
- Diverse consulten in 2013. Bij 16 augustus 2013 en 28 november 2013 is genoteerd dat het volgens klaagster goed gaat met de kinderen.
- Een telefoongesprek van 26 september 2013, waarbij klaagster als resultaten van een 2^e screening van F voor ADD en bipolaire stoornis heeft doorgegeven dat haar psychiater heeft laten weten dat dit beide verkeerd is gediagnostiseerd.
- Diverse consulten en gesprekken in 2014, waarbij klaagster heeft verteld over haar thuissituatie, de ex-man die niet wil praten, psychisch partnergeweld bestaande uit dreiging met wegnemen kinderen (04-06-2014) en klaagsters ongerustheid over de kinderen.
- Contact tussen verweerster en de family coach E in juli 2014.
2.4 Klaagster heeft op enig moment aan verweerster laten weten dat zij vermoedde
dat haar ex-man een narcistische persoonlijkheidsstoornis had in verband waarmee zij verder onderzoek eiste. Verweerster heeft naar aanleiding hiervan gezegd dat zij dit met de (behandelaar van de) ex-man zou bespreken, hetgeen zij ook heeft gedaan
3. De klacht
Klaagster verwijt verweerster, zakelijk weergegeven, dat zij de ontelbare pogingen van klaagster om hulp te krijgen heeft genegeerd. Meer in het bijzonder wordt haar verweten dat zij ondanks verzoek van klaagster heeft nagelaten om onderzoek te doen naar narcistisch misbruik c.q. uitbuiting door ex-man van zowel klaagster als de kinderen. Volgens klaagster vervult verweerster een zeer kwalijke rol in het geheel en heeft zij aldus gehandeld in strijd met de van haar te vergen zorg.
4. Het standpunt van verweerster
Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.
5. De beoordeling
5.1 Ter toetsing staat of verweerster bij het beroepsmatig handelen (het verlenen van medische bijstand als bedoeld in artikel 47 van de Wet BIG) is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening.
5.2 Verweerster wordt met name verweten dat zij te weinig heeft gedaan naar aanleiding van klaagsters vermoeden dat haar ex-man een narcistische persoonlijkheidsstoornis had met misbruik en uitbuiting van klaagster en haar kinderen tot gevolg.
5.3 Deze klacht wordt verworpen. Vast staat dat verweerster wel degelijk actie heeft ondernomen naar aanleiding hiervan (zie 2.4). Verweerster heeft echter op goede gronden geweigerd hierover verdere informatie prijs te geven. Dit zou immers in strijd komen met het medisch beroepsgeheim dat verweerster jegens haar patient (de ex-man) in acht dient te nemen. Er zijn geen omstandigheden gesteld of gebleken die tot doorbreking van het beroepsgeheim noodzaakten. In dit verband wijst het College er nog op dat zowel de Rechtbank, de Raad voor kinderbescherming als Jeugdzorg - bij uitstek instanties met kennis en kunde
terzake - bij de echtscheidingsproblematiek en de kinderen waren betrokken.
5.4 Klaagster heeft in dit verband nog gesteld (bij repliek) dat zij jarenlang ten onrechte bij F is behandeld en gediagnostiseerd (wegens bipolaire stoornis en vermoeden ADD) ten gevolge van `gaslighting' van haar ex-man - dit is volgens klaagster een kenmerk van psychopathie en narcistische persoonlijkheidsstoornis. Deze stelling verandert voormeld oordeel van het College niet.
Overigens verdient nog opmerking dat de brief van 28 november 2013 van F omtrent de indertijd gestelde diagnose bipolaire stoornis (klaagster beroept zich op deze brief), slechts vermeldt dat deze diagnose na second opinions niet werd bevestigd en dat de medicatie is afgebouwd. Het vermoeden ADD is volgens deze brief niet komen vast te staan.
5.5 Omtrent het algemene verwijt dat klaagster talloze malen tevergeefs hulp heeft
gevraagd aan verweerster, wordt als volgt geoordeeld. Voorop wordt gesteld dat het met name de taak en deskundigheid is van verweerster om medische bijstand te verlenen. Uit dien hoofde heeft klaagster ook diverse malen de bijstand van verweerster ingeroepen. Verweerster heeft daarop (blijkens het medisch dossier, voor zover overgelegd) onder meer gereageerd met verwijzingen naar specialisten, met een luisterend oor en medicatie. Daarnaast heeft verweerster zich de echtscheidingsproblematiek aangetrokken. Zij heeft onder meer gesproken met de family coach, intervisiegesprekken hierover gehad met collega's en heeft de praktijkondersteuner (POH) GGZ bij klaagsters problemen betrokken. Van `ontelbare hulpvragen' aan verweerster is overigens niet gebleken, nog daargelaten dat een aanzienlijk deel van de problematiek niet op het terrein van verweerster lag.
5.6 Voor zover klaagster ter zitting nog heeft gesproken over haar angst voor geweld tegen de kinderen, heeft verweerster naar voren gebracht dat dit haar niet is gemeld. Weliswaar blijkt uit het medisch dossier dat klaagster zorgen heeft geuit over de kinderen, maar dit ging met name over klaagsters angst dat deze van haar zouden worden afgenomen. Hoe verdrietig dit ook is voor klaagster, verweerster heeft in redelijkheid kunnen menen dat zij zich neutraal moest opstellen, zeker nu de daartoe geeigende instanties zich met deze kwestie bezig hielden.
5.7 De slotsom is dat de klacht in al haar onderdelen ongegrond is en moet worden afgewezen.
6. De beslissing
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt:
wijst de klacht af.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.A.F. Tan-de Sonnaville, voorzitter,
mr. M.E. Groeneveld-Stubbe, lid-jurist, dr. G.J. Dogterom, H.N. Koetsier en M. Keus,
leden-artsen, bijgestaan door mr. A.F. de Kok, secretaris en uitgesproken in het openbaar op
1 maart 2016.
voorzitter secretaris
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:
a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;
b. degene over wie is geklaagd;
c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hem toevertrouwde belangen aangaat.
Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te
Den Haag, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.