De drive van Bart Vrolijk, hoofd Onderwijs UNICEF Syrie


29 februari 2016, Aleppo

Bart Vrolijk (59) is hoofd Onderwijs van UNICEF Syrie. Al meer dan 25 jaar zet hij zich in voor kinderen in de brandhaarden van de wereld, van Afghanistan tot Rwanda, van Guatemala tot Kosovo. Wat inspireert hem om al decennia lang de positie van kinderen te verbeteren?

Tekst: Tirza de Fockert

Ik ontmoette laatst een jongen van veertien. Hij was al drie jaar op de vlucht voor het geweld, woonde in de provincie. Hij had een UNICEF-rugzakje met zelfstudiematerialen gekregen, waarmee hij driftig aan de slag was gegaan. Drie jaar lang was hij niet naar school geweest. Maar dat rugzakje
en de lesboeken gaven hem de hoop dat hij zijn droom kon verwezenlijken. Arts worden, dat was zijn diepste wens. Die drive, die enorme weerbaarheid van mensen om er in de meest verschrikkelijke situaties toch nog wat van te maken, dat is al vijfentwintig jaar mijn belangrijkste inspiratiebron.

Geloven in goedheid

Mijn vader was schoolhoofd, mijn moeder verpleegkundige in de psychiatrie. Ik heb dat gecombineerd. De goedheid van de mens, daar heb ik altijd in geloofd. We hebben allemaal een verantwoordelijkheid om de situatie van mensen te verbeteren. Als student was ik daar al actief mee bezig, in
allerlei studiegroepjes met vluchtelingen en migranten. Aan de Universiteit van Amsterdam ontwikkelden we een pakket voor jeugdzorg in ontwikkelingslanden. Ik deed onderzoek naar gehandicaptenzorg in Colombia. Gezondheidszorg, onderwijs, verschillende culturen, ik heb dat altijd heel
interessant gevonden.

Ik kreeg in 1990 mijn eerste baan bij de humanitaire organisatie van de VN in Afghanistan, vlak nadat de Sovjet-troepen waren vertrokken. Na een paar jaar in Guatemala en El Salvador kwam ik in 1994 in de vluchtelingenkampen in Goma terecht, waar ik voor UNICEF werkte. Dat is in de
Democratische Republiek Congo - toen nog Zaire - aan de grens met Rwanda. Onderwijs werd toen door de internationale gemeenschap allerminst als basisbehoefte gezien. Na heel veel lobbyen door UNICEF en andere organisaties is dat nu gelukkig veranderd.

Kamp in brand

In Goma werkte ik aan de kinderbeschermingskant. Children in Especially Difficult Circumstances, noemden we dat. Ruim elfduizend kinderen hebben we met hun familie kunnen herenigen. Na heel veel onderhandelen was het ons ook gelukt een tijdelijk leercentrum op te zetten in het Mugunga-kamp. De
Congolese dictator Mbutu stuurde vlak daarna een van zijn meest gevreesde generalen en liet het kamp platbranden. Een van de plaatselijke onderwijsmedewerkers kon drie dagen niet praten.

Mijn linkerbeen is kinderbescherming, mijn rechterbeen onderwijs, al mijn hele carriere lang. Die twee kunnen niet zonder elkaar. Onderwijs kan niet wachten tot na de oorlog. Het geeft bescherming, routine, een gevoel van normaliteit. In de klas krijgen kinderen ook psychische hulp om hun
trauma's te verwerken. We lichten hen voor over de gevaren van mijnen, bermbommen, overblijfselen van artillerie. En onderwijs kan helpen voorkomen dat kinderen gerekruteerd worden door strijdende partijen, of dat meisjes uitgehuwelijk worden aan rebellen of ISIS-leden. We weten niet wanneer
de oorlog voorbij is, maar we kunnen wel nu al heel hard eraan werken dat er geen generaties kinderen verloren gaan. Zij zullen meehelpen aan de wederopbouw van het land.

Ouders gaan ver

Wat me hier in Syrie steeds weer raakt, is hoe ver ouders gaan om hun kinderen onderwijs te kunnen bieden. Ik leerde een bouwvakker kennen in de oude binnenstad van Homs. Nadat zijn bestaan jarenlang onder vuur had gelegen was hij weer enigszins veilig. Hij leek wel twintig jaar ouder dan hij
was, met zijn zes kinderen was hij vijf keer gevlucht. Maar uiteindelijk zei hij: "Ik ga terug. Ik bouw mijn eigen huis weer op. En mijn kinderen gaan weer naar school." Of denk aan de ouders die met gevaar voor eigen leven vanuit de door rebellen gecontroleerde gebieden door de frontlinies
reizen, zodat hun kinderen examen kunnen doen in overheidsscholen.

Daar denk ik aan, als het me zelf even te veel wordt. Het gebrek aan vrijheid, de veiligheidsbeperkingen, ze zijn niet altijd even gemakkelijk. Maar dat is natuurlijk niets vergeleken met wat de Syrische burgers moeten doorstaan. Ik heb voor dit leven gekozen, zij niet. Maar ze hebben een
enorme veerkracht, zowel de kinderen als de ouders. Een enorme weerbaarheid. Hoe verschrikkelijk de situatie ook is, mensen weten er against all odds altijd sterker uit te komen. Daarmee te kunnen helpen, dat is mijn drive.