Psychosociale zorgvraag huisarts verschilt per gemeente
29-01-2016
Psychosociale zorgvraag huisarts verschilt per gemeente
Sinds de invoering van de basis GGZ in 2014 staat de huisarts veel centraler in de psychische zorgverlening. Dit vraagt vaak aanpassingen in de organisatie van de huisartspraktijk. Met behulp van de cijfers van de VAAM (Vraag en Aanbod Analyse Monitor) kan een huisartsenpraktijk bijvoorbeeld
een inschatting maken of een extra praktijkondersteuner voor geestelijke gezondheidszorg (POH-GGZ) nodig is. Wat opvalt is dat de vraag naar psycho-sociale zorg in de huisartsenpraktijk sterk verschilt per gemeente.
Zorg in de buurt wordt belangrijker
Het Nederlandse zorgstelsel is de afgelopen tijd ingrijpend hervormd, met nadruk op toegankelijke zorg dicht bij huis. De rol van de eerstelijnsgezondheidszorg is cruciaal in het organiseren van de lokale gezondheidszorg. Daardoor neemt ook de behoefte aan gegevens over zorggebruik en
zorgaanbod op lokaal niveau toe. Die gegevens zijn alleen niet altijd beschikbaar. De Vraag en Aanbod Analyse Monitor ondersteunt de afstemming tussen zorgvraag en -aanbod daarom door de vraag naar eerstelijnszorg op buurtniveau te schatten. Dit gebeurt op basis van de sociaaldemografische
samenstelling van de buurt. Deze schattingen zijn nu geactualiseerd.
Voorbeeld: huisartsenzorg voor psychische klachten
Op de VAAM zijn onder meer cijfers te raadplegen over de zorgvraag in de huisartsenpraktijk voor psychische klachten. Op basis van de sociaaldemografische samenstelling van een gemeente wordt het aantal contacten met de huisarts voor psychische klachten geschat. De specifieke
bevolkingskenmerken van een gemeente kunnen leiden tot een relatief hoog of juist laag aantal geschatte contacten.
Relatief veel contacten met de huisarts voor psychische klachten zijn er bijvoorbeeld in de gemeenten Heerlen, Rijswijk en Vaals (221 tot 206 per 1000 inwoners, Nederlands gemiddelde 180 per 1000 inwoners). Er wonen in deze gemeenten veel ouderen, Vaals en Heerlen hebben daarnaast veel
huishoudens met een laag inkomen. In Rijswijk wonen relatief veel vrouwen. In gebieden met dergelijke bevolkingssamenstellingen ziet de huisarts dus veel patienten met psychische klachten. Met behulp van deze geschatte cijfers kan een huisarts een afweging maken of er extra ondersteuning door
een POH-GGZ nodig is.
De samenstelling van de gemeenten Haaren, Rozendaal en Zeevang leidt juist tot relatief weinig contacten voor psychische klachten met de huisarts (115 tot 131 contacten per 1000 inwoners). In deze gemeenten zijn er weinig eenpersoonshuishoudens, wonen weinig niet-Westerse allochtonen en weinig
25-39 jarigen. In gemeente Haaren wonen veel mannen, in Rozendaal juist meer vrouwen. Het aantal 75 plussers is in Rozendaal hoog, maar in Haaren juist laag. Hoewel de bevolkingssamenstelling van deze gemeenten dus divers is, leidt de verhouding van de kenmerken tot een vergelijkbaar laag
aantal contacten met de huisarts.
Schattingen van lokale zorgvraag- en aanbod
Met de methodiek van de VAAM worden de zorgcijfers voor gebieden waarvoor gegevens beschikbaar zijn, gekoppeld aan sociaaldemografische kenmerken van het betreffende gebied. Vervolgens wordt de samenhang tussen de zorggegevens en de sociaaldemografische kenmerken bepaald. Deze samenhang wordt
daarna doorberekend voor gebieden zonder zorggegevens, op basis van de sociaaldemografische kenmerken van dat gebied. Zo biedt de VAAM ondersteuning voor het lokaal organiseren van zorg, voor het grootste deel van Nederland.
Subsidient
Ministerie van VWS, Cooeperatieve Basiszorg in de Buurt.
Samenwerkingspartner(s)
NPCF, Cooeperatieve Basiszorg in de Buurt (CBB).