Tuchtrecht | Overige klachten | ECLI:NL:TGZCTG:2016:50

ECLI:NL:TGZCTG:2016:50

Datum uitspraak: 21-01-2016

Datum publicatie: 21-01-2016

Zaaknummer(s): c2015.056

Onderwerp: Overige klachten

Beroepsgroep: Arts

Beslissingen:

Inhoudsindicatie: Klager verwijt de arts, zakelijk weergegeven, dat zij klager heeft beschuldigd van het maken van een indiscreet filmpje van en van het plaatsen van het filmpje op YouTube, terwijl elk bewijs daarvoor volgens klager ontbreekt. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen.De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg. Het beroep wordt verworpen.

-----------------

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2015.056 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

C., arts, werkzaam te B., verweerster in beide instanties,

gemachtigde: mr. drs. P.A. de Zeeuw, werkzaam bij DAS Rechtsbijstand te Amsterdam.

1. Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft op 28 januari 2014 bij het Regionaal Tuchtcollege te Den Haag tegen C. - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 18 november 2014, onder nummer 2014-029 heeft dat College de klacht afgewezen.

Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen.

De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 1 december 2015, waar zijn verschenen klager en de arts, bijgestaan door mr. De Zeeuw.

Klager heeft zijn standpunten nader toegelicht aan de hand van een pleitnotitie die hij aan het Centraal Tuchtcollege heeft overhandigd.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

"2. De feiten

1.

2.

2.1 Klager, geboren in 1952, is sinds 1985 in behandeling bij D.. Klager wordt thans thuis ambulant begeleid.

2.2 Verweerster is de poliklinisch behandelaar van klager.

2.3 Klagers toenmalige vriend E.. (hierna: E.) is in 2009 opgenomen geweest op deF. (hierna: F.) in D. Klager bezocht E. op de F.

2.4 Verweerster was tevens behandelaar van E.

2.5 Omstreeks 13 oktober 2009 hebben twee verpleegkundigen (werkzaam in D.) gemeld, dat zij hadden gehoord dat op YouTube een filmpje was geplaatst waarin de wond bij de anus van E. werd getoond. Bij controle op YouTube werd een zwart vlak gezien met de vermelding: "filmpje verwijderd". Omdat er een sterk vermoeden bestond dat klager het bewuste filmpje had gemaakt en op YouTube had geplaatst (en weer verwijderd), is hem op 13 oktober 2009 de toegang tot de F. ontzegd. Deze beslissing is door verweerster aan klager meegedeeld.

2.6 Op 6 november 2009 is, op verzoek van de broer van E., het verbod tot toegang opgeheven en kon klager E. weer bezoeken op de F..

2.7 Op 11 november 2009 heeft verweerster gesproken met klager.

Klager is vanaf 11 november 2009 herhaalde malen meegedeeld dat hij was gerehabiliteerd.

3. De klacht

Klager verwijt verweerster zakelijk weergegeven, dat zij klager heeft beschuldigd van het maken van een indiscreet filmpje van E. en van het plaatsen van het filmpje op YouTube, terwijl elk bewijs daarvoor volgens klager ontbreekt.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerster stelt dat zij het bewuste filmpje nooit heeft gezien, dat zij de inhoud en de herkomst van het filmpje niet heeft kunnen beoordelen en daarmee ook klagers betrokkenheid daarbij niet.

Voorts stelt verweerster dat zij geen rol heeft gehad bij de sancties (geen toegang tot de F.) ten opzichte van klager en/of bij de overwegingen daartoe. Verweerster was slechts de boodschapper van het slechte bericht en aan haar was, vanwege de commotie die rond het filmpje was ontstaan, een bemiddelende rol toebedeeld.

5. De beoordeling

Uit de stukken is het College gebleken dat de rol van verweerster in de kwestie met het YouTube-filmpje beperkt is geweest tot die van de 'bemiddelende contactpersoon' tussen klager en de medewerkers van de F.. Van beschuldigingen door verweerster aan het adres van klager is geen sprake geweest. Op grond van het vorenstaande dient de klacht dan zonder nader onderzoek als kennelijk ongegrond te worden afgewezen."

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet is bestreden.

4. Beoordeling van het hoger beroep

4.1 Blijkens zijn (aanvullend) beroepschrift kan klager zich niet vinden in het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege dat zijn klacht tegen de arts ongegrond is. Klager legt in hoger beroep zijn klacht daarom opnieuw en in volle omvang ter beoordeling aan het Centraal Tuchtcollege voor.

4.2 De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

4.3 Desgevraagd heeft de arts tijdens de mondelinge behandeling op 1 december 2015 (nogmaals) een toelichting gegeven op haar rol in de kwestie met het YouTube-filmpje. Het Centraal Tuchtcollege ziet in de door haar geschetste handelwijze, die klager niet heeft weersproken, -dit is het optreden als bemiddelaar tussen klager en de medewerkers van de F.- geen tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Ook overigens heeft de behandeling van de zaak in hoger beroep geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg. Dat betekent dat het beroep zal worden verworpen.

4.4 Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep;

Deze beslissing is gegeven door: mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, mr.A.R.O. Mooy en

mr. W.P. Bruinsma, leden-juristen en drs. M. van Bergeijk en drs. A.A. Keizer, leden- beroepsgenoten en mr. R. Blokker, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting

van 21 januari 2016. Voorzitter w.g. Secretaris w.g.