Tuchtrecht | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose | ECLI:NL:TGZCTG:2016:42
ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2016:42
Datum uitspraak: 19-01-2016
Datum publicatie: 20-01-2016
Zaaknummer(s): c2014.425
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beroepsgroep: Arts
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen een longarts. Klager verwijt de longarts grove nalatigheid, valsheid in geschrifte, toebrengen van lichamelijk letsel en weigering van medische hulp. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen.De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg. Het beroep wordt verworpen.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2014.425 van:
A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,
tegen
C., longarts, werkzaam te D., verweerster in beide instanties,
gemachtigde: mr. S. Slabbers, werkzaam bij DAS Rechtsbijstand te Amsterdam.
1. Verloop van de procedure
A. - hierna klager - heeft op 30 april 2014 bij het Regionaal Tuchtcollege te Groningen tegen C. - hierna de longarts - een klacht ingediend. De klacht is door het Regionaal Tuchtcollege te Groningen doorgezonden aan het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle, welk College bij beslissing van 27 oktober 2014, onder nummer 110/2014, de klacht heeft afgewezen. Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De longarts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.
De zaak is in hoger beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaak met nummer C2014.426 behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 17 december 2015, waar namens de longarts is verschenen mr. Slabbers.
Klager heeft het Centraal Tuchtcollege schriftelijk meegedeeld wegens gezondheids-redenen niet ter zitting te zullen verschijnen.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.
"2. FEITEN
Op grond van de stukken (waaronder het medisch dossier zoals bij verweer overgelegd) dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.
Verweerster zag klager voor het eerst op 4 april 2012 op verwijzing van de huisarts. Klager kende een uitgebreide cardio-pulmonale voorgeschiedenis. Klager gaf aan benauwd te zijn (bij bekende COPD in de voorgeschiedenis en roken). Bij lichamelijk onderzoek vond verweerster een piepend ademgeruis en ronchi beiderzijds. Verweerster stelde voor te starten met inhalatiemedicatie maar klager wilde dit niet. Verweerster heeft Prednisontabletten en een antihistaminicum voorgeschreven. Er werd een controleafspraak voor over een maand gemaakt. Klager werd op 4 mei 2012 gezien op de spoedeisende hulp door een collega van verweerster. Daar werd geconcludeerd dat er sprake was van dyspnoe en hypoxaemie zonder aanwijzingen voor longembolie en geen duidelijke pneumonie. Klager werd vervolgens wegens COPD-exacerbatie opgenomen in het ziekenhuis. Er werd gestart met vernevelen en Prednisolon 30 mg.iv. Klager bleef een hypoxaemie houden. Klager is vervolgens tegen het advies in naar huis gegaan.
Op 8 mei 2012 kwam klager weer op de poli. Hij was erg benauwd, was gestopt met roken en had slaapproblemen. Verweerster sprak af dat de longverpleegkundige zou langskomen om de mogelijkheid van zuurstof thuis te beoordelen. Er werd een controleafspraak voor 25 juni 2012 gemaakt.
Op 15 juni 2012 stond een longfunctieonderzoek gepland. Klager werd die dag echter gezien op de spoedeisende hulp door een collega van verweerster. Hij werd opgenomen met het beeld van een exacerbatie COPD. Er werd gestart met Prednisolon, verneveling en zuurstof. Klager had veel vragen en de collega van verweerster heeft uitleg gegeven over de diagnose COPD. Op 18 juni 2012 ging klager met ontslag.
Verweerster zag klager op 25 juni 2012 op de controleafspraak. Klager gaf aan dat het niet goed ging en dat hij weer was gaan roken. Klager wilde graag opnieuw overleg met de longverpleegkundige om te kijken of toch zuurstof thuis geregeld kon worden. Ook wilde hij verneveling proberen. Verweerster heeft de longverpleegkundige opnieuw opdracht gegeven om op huisbezoek te gaan en heeft de huisarts geinformeerd.
Op 26 november 2012 zag verweerster klager weer op de poli. Er waren klachten van moeheid en bloed ophoesten. De zuurstof thuis was inmiddels geregeld. Verweerster sprak aanvullend onderzoek af, te weten X-thorax en bloedonderzoek. Gezien de klachten en de uitgebreide voorgeschiedenis heeft verweerster klager voorgesteld te revalideren in E.. Klager wilde hier over nadenken. Verweerster heeft een fietstest en een poliafspraak gemaakt voor 19 februari 2013. De uitslagen van de onderzoeken d.d.26 november 2012 leverden geen bijzonderheden op. Klager is op 19 februari 2013 niet verschenen. Op 2 mei 2013 zag verweerster klager weer op de poli. Het ging wat beter. Hij gebruikte de laatste tijd geen korset meer in verband met een navelbreuk. Hij had nieuwe buikklachten. De galblaas kwam daarbij ook ter sprake. Ook waren er klachten van moeheid en bloedneuzen. Klager wilde graag opgenomen worden. Verweerster heeft op basis van de klachten een consult geregeld bij de chirurgen. Aanvullend onderzoek liet geen bijzonderheden zien.
Op 8 mei 2013 is klager in verband met benauwdheidsklachten en pijn op de borst gezien door een collega van verweerster. Bij ontbreken van acute en pulmonale en cardiale pathologie is klager voorgesteld om begeleid en voorzien van zuurstof naar huis te gaan. In de brief aan de huisarts staat genoteerd: " dhr zegt dat hij door niemand opgehaald kan/wil worden en dat hij wel zonder zuurstof naar huis gaat zoals hij hier ook is gekomen. Hij zegt dat hij dan wel ziet wat gebeurd. Op dat moment verwijderd hij de neusbril en loopt weg".
Op 23 mei 2013 vond er in voorbereiding op de navelbreukoperatie een preoperatief consult plaats en heeft verweerster het advies gegeven om de dag van de operatie en de dag erna Prednison, verneveling en zuurstof te gebruiken.
3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT
Klager verwijt verweerster -zakelijk weergegeven- grove nalatigheid, valsheid in geschrifte, toebrengen van lichamelijk letsel en weigering van medische hulp.
4. HET STANDPUNT VAN VERWEERSTER
Verweerster voert -zakelijk weergegeven- aan dat de verwijten ten onrechte worden gemaakt en op een verkeerde voorstelling van zaken berusten. Verweerster verzoekt dan ook de klachten af te wijzen. Voor zover nodig zal hierna verder op het verweer worden ingegaan.
5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE
5.1
Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.
5.2
Klager stelt dat hij zijn longen uit zijn lijf hoestte en dat hij verweerster een bloeduitstorting van 20 cm. aan de buitenkant van zijn lichaam liet zien maar dat zij daar niet op reageerde en hem wegstuurde.
Klager lijkt te doelen op het hematoom dat op 4 mei 2012 op de spoedeisende hulp was vastgesteld. Klager werd toen gezien door een collega van verweerster. In het overdrachtsformulier Spoedeisende hulp staat hierover genoteerd:
Abdomen: Hematoom buikwand, voelt oppervlakkig. Pijnlijk bij palpatie. Peristaltiek normaal, geen palpabele afwijkingen in de buik, geen drukpijn of loslaatpijn los van het hematoom.
Uit het dossier blijkt niet dat klager tijdens de poliklinische contacten met verweerster hier wederom over heeft geklaagd. Tijdens een consult op 2 mei 2013 heeft klager buikklachten genoemd waarvoor verweerster hem naar de chirurg heeft verwezen.
Voorts blijkt uit het dossier dat verweerster controleafspraken heeft gegeven en op geen enkele manier is dan ook aannemelijk geworden dat er sprake is van weigering van medische hulp.
Verweerster heeft vanaf het eerste polibezoek aangegeven dat er een indicatie was voor behandeling met inhalatiemedicatie. Klager heeft dit echter meermaals geweigerd. Het revalideren in E. is in november 2012 met klager besproken. Klager wilde hier over nadenken. Klager is hier echter niet op teruggekomen. In 2014 tijdens de procedure bij de klachtencommissie is aan klager ook het voorstel gedaan om hem naar het revalidatiecentrum in E. te verwijzen. Klager heeft hier van afgezien. Ook van grove nalatigheid, valsheid in geschrifte, en het toebrengen van lichamelijk letsel is niet gebleken.
5.3
Gelet op het voorgaande is de klacht kennelijk ongegrond en dient als volgt te worden beslist."
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet is bestreden.
4. Beoordeling van het hoger beroep
4.1 In hoger beroep heeft klager zijn klacht (schriftelijk) herhaald en nader toegelicht.
4.2 De longarts heeft gemotiveerd (schriftelijk) verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
4.3 De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: mr. C.H.M. van Altena, voorzitter,
mr. L.F. Gerretsen-Visser en prof. mr. J. Legemaate, leden-juristen en
dr. F.J.J. van den Elshout en prof. dr. J.W.J. Lammers, leden-beroepsgenoten en
mr. R. Blokker, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 19 januari 2016.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.