Uitspraak 201503477/1/A4
Tegen: het college van burgemeester en wethouders van Voorst
Proceduresoort: Hoger beroep
Rechtsgebied: Algemene kamer - Hoger Beroep - Overige
ECLI: ECLI:NL:RVS:2016:83
201503477/1/A4.
Datum uitspraak: 20 januari 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Teuge, gemeente Voorst,
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 19 maart 2015 in zaak nr. 14/6677 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Voorst.
Procesverloop
Bij besluit van 27 maart 2014 heeft het college aan de naamloze vennootschap NV Luchthaven Teuge omgevingsvergunning verleend voor het uitbreiden van de openingstijden van de luchthaven Teuge aan De Zanden 15A te Teuge (hierna: de luchthaven).
Bij besluit van 29 juli 2014 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 19 maart 2015 heeft de rechtbank onder meer het door [appellant] tegen dit besluit ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 november 2015, waar [appellant], bijgestaan door mr. A. Vinkenborg, en het college, vertegenwoordigd door mr. R. van der Plank, werkzaam bij de gemeente, drs. H.W. Niezen, R. Bingen en J.A.B. van Kessel, zijn verschenen. Voorts is ter zitting NV Luchthaven Teuge, vertegenwoordigd door M.H. de Groot, als partij gehoord.
Overwegingen
1. Het beroep is uitsluitend gericht tegen de uitspraak van de rechtbank voor zover daarbij de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit van 29 juli 2014 in stand zijn gelaten.
2. Bij besluit van 19 december 2008 heeft het college van gedeputeerde staten van Gelderland aan NV Luchthaven Teuge revisievergunning (thans omgevingsvergunning) verleend voor het veranderen en in werking hebben van de luchthaven.
De bij besluit van 27 april 2014 door het college verleende omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, sub 2, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo) voorziet in een verruiming van de tijden waarop de luchthaven in werking mag zijn van voorheen in de periode tussen 07.00 uur en 20.00 uur naar thans in de periode tussen 07.00 uur en 23.00 uur. Het college heeft de omgevingsvergunning verleend met toepassing van artikel 3.10, derde lid, van de Wabo, omdat deze wijziging volgens hem milieuneutraal is, nu deze niet leidt tot andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu dan volgens de omgevingsvergunning van 19 december 2008 reeds zijn toegestaan. De rechtbank heeft aan het in stand laten van de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit de overweging ten grondslag gelegd dat het college de wijziging terecht als milieuneutraal heeft aangemerkt.
3. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de vergunde verruiming van de openingstijden niet als een milieuneutrale wijziging kan worden aangemerkt. Daartoe voert hij aan dat deze verruiming leidt tot een uitbreiding van de uren waarop vliegtuigen kunnen starten en landen, en daarmee tot een uitbreiding van zogenoemde "engine run-ups" die direct voor het vertrek van een vliegtuig worden uitgevoerd bij wijze van controle van diverse vliegtuig- en motorsystemen. [appellant] stelt ter plaatse van zijn woning ernstige geluidhinder te ondervinden van deze run-ups. Geluidbelasting als gevolg van de run-ups wordt volgens hem, anders dan ten tijde van verlening van de revisievergunning, niet langer gereguleerd door de Wet luchtvaart en daarop gebaseerde regelgeving. Daarbij wijst hij erop dat in de Regeling burgerluchthavens is voorgeschreven dat bij de bepaling van geluidbelasting van startende en landende vliegtuigen het geluid van run-ups buiten beschouwing dient te blijven. Volgens [appellant] hadden de run-ups daarom bij de beoordeling van de vergunningaanvraag moeten worden betrokken als binnen de inrichting plaatsvindende activiteit.
3.1. Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, sub 2, van de Wabo is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het veranderen of veranderen van de werking van een inrichting.
Ingevolge artikel 2.14, vijfde lid, wordt in gevallen als bedoeld in artikel 3.10, derde lid, de omgevingsvergunning verleend indien wordt voldaan aan de in het laatstgenoemde lid gestelde voorwaarden.
Ingevolge artikel 3.10, derde lid, is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing op de voorbereiding van de beschikking op de aanvraag om een omgevingsvergunning met betrekking tot een verandering van een inrichting of de werking daarvan, die niet leidt tot andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu dan volgens de geldende omgevingsvergunning is toegestaan, waarvoor geen verplichting bestaat tot het maken van een milieueffectrapport als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer, en die niet leidt tot een andere inrichting dan waarvoor eerder een omgevingsvergunning is verleend.
3.2. Ten gevolge van de verruiming van de openingstijden van de inrichting kunnen daarin gedurende meer uren activiteiten plaatsvinden. Ter beoordeling staat of de gevraagde verruiming van de tijden waarop de luchthaven in werking mag zijn tot meer geluidhinder leidt dan volgens de op 19 december 2008 verleende vergunning is toegestaan. Dat betekent dat beoordeeld dient te worden of de bij die vergunning gestelde geluidgrenswaarden bij verruiming van de tijden kunnen worden nageleefd.
In voorschrift 3.1 zijn grenswaarden voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau opgenomen voor de dagperiode (van 7.00 tot 19.00 uur), de avondperiode (van 19.00 tot 23.00 uur) en de nachtperiode (van 23.00-7.00 uur). Voorschrift 3.2 bevat grenswaarden voor het maximale geluidsniveau in die perioden.
Blijkens het besluit van 19 december 2008 is vergunning verleend voor het leveren van brandstoffen ten behoeve van luchtverkeer, het proefdraaien en beproeven van vliegtuigmotoren voor en na onderhoudswerkzaamheden en na motorrevisie en het bewaken van orde en veiligheid op het luchtvaartterrein. De vergunning ziet niet op het taxien van vliegtuigen en uitvoeren van testprocedures direct voor de start, waarbij de door [appellant] bedoelde run-ups plaatsvinden. Bij uitspraak van 2 december 2009 in zaak nr. 200901639/1/M1 heeft de Afdeling ten aanzien van het besluit van 19 december 2008 overwogen dat omdat het luchtvaartterrein Teuge is aangewezen als luchtvaartterrein op grond van de Luchtvaartwet, zoals die destijds luidde, voor landende en opstijgende luchtvaartuigen een apart regime geldt wat betreft geluid. Daarbij heeft de Afdeling overwogen dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de door [appellant] bedoelde activiteiten tot het landen dan wel opstijgen moeten worden gerekend en dat het college, gelet hierop, bij het beoordelen van de geluidbelasting vanwege de inrichting de geluidbelasting van taxiende vliegtuigen en van testprocedures vlak voor de start op goede gronden buiten beschouwing heeft gelaten.
[appellant] betoogt tevergeefs dat gewijzigde luchtvaartregelgeving aanleiding geeft voor het oordeel dat het geluid tijdens het uitvoeren van run-ups door het college ten onrechte niet is meegenomen bij het antwoord op de vraag of bij verruiming van de tijden waarop de inrichting in werking mag zijn, aan de geluidgrenswaarden van de vergunning van 19 december 2008 kan worden voldaan. Daartoe overweegt de Afdeling allereerst dat de door [appellant] bedoelde gewijzigde luchtvaartregelgeving daarvoor geen aanknopingspunten biedt. De krachtens de Wijzigingswet luchtvaart (Regelgeving burgerluchthavens en militaire luchthavens) vastgestelde Omzettingsregeling luchthaven Teuge voorziet voor startende en landende vliegtuigen, waartoe ook taxiende en proefdraaiende vliegtuigen worden gerekend, in een apart geluidregime. Geen aanleiding bestaat om aan te nemen dat, anders dan de geluidbelasting van startende en landende vliegtuigen, de geluidbelasting van run-ups niet wordt bestreken door dat regime. De omstandigheid dat in bijlage 1, Deel I, paragraaf 1.3, van de Regeling burgerluchthavens staat dat bij de berekening van de geluidbelasting van startend en landend vliegtuigverkeer de geluidbelasting als gevolg van taxien en proefdraaien direct voor de start buiten beschouwing wordt gelaten, biedt daarvoor geen grond. In de desbetreffende paragraaf is immers vermeld dat hieraan ten grondslag ligt dat het in de praktijk onwaarschijnlijk is dat de effecten van taxien en proefdraaien van invloed zijn op de berekende geluidscontouren rond luchthavens. Reeds gelet hierop kan niet worden aangenomen dat is beoogd de geluidbelasting van taxiende en proefdraaiende vliegtuigen, waaronder het uitvoeren van run-ups, anders dan voorheen, onder het regime van de omgevingsvergunning voor de luchthaven te brengen.
Daar komt bij dat - ook indien [appellant] gevolgd zou moeten worden in het betoog dat run-ups niet langer worden gereguleerd door luchtvaartregelgeving, hetgeen zoals hiervoor is overwogen niet het geval is - vastgesteld moet worden dat de aanvraag om de in geding zijnde omgevingsvergunning geen betrekking heeft op het thans onder de vergunning van 19 december 2008 brengen van nieuwe activiteiten, zoals het uitvoeren van run-ups. De aanvraag betreft uitsluitend de verruiming van tijden waarop de inrichting in werking is, oftewel verruiming van de tijden waarop de reeds bij besluit van 19 december 2008 vergunde activiteiten mogen worden verricht. Zoals hiervoor reeds is overwogen, ziet de vergunning van 19 december 2008 niet op het uitvoeren van run-ups.
Derhalve heeft het college terecht het uitvoeren van run-ups niet betrokken bij het antwoord op de vraag of de aangevraagde wijziging tot meer geluidhinder leidt dan ingevolge de op 19 december 2008 verleende vergunning was toegestaan.
Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank met juistheid overwogen dat het college, bij het antwoord op de vraag of de aangevraagde wijziging milieuneutraal is, de geluidbelasting van run-ups terecht buiten beschouwing heeft gelaten. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd, heeft de rechtbank dan ook terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat bij de verruiming van de openingstijden van de luchthaven niet aan de geluidvoorschriften van de omgevingsvergunning van 19 december 2008 kan worden voldaan en heeft zij terecht geoordeeld dat de aangevraagde wijziging milieuneutraal is.
Het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak, voor zover aangevallen, dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevallen.
Aldus vastgesteld door mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, griffier.
w.g. Timmerman-Buck w.g. Van Heusden
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 januari 2016
163-727.