Tuchtrecht | Geen of onvoldoende zorg | ECLI:NL:TGZRZWO:2016:8
ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2016:8
Datum uitspraak: 18-01-2016
Datum publicatie: 18-01-2016
Zaaknummer(s): 055/2015
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beroepsgroep: Arts
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen psychiater over de diagnose PDD-NOS en de behandeling en begeleiding. Klacht kennelijk ongegrond
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE
Beslissing d.d. 18 januari 2016 naar aanleiding van de op 12 maart 2015 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van
A, wonende te B,
k l a g e r
-tegen-
C, psychiater, werkzaam te B,
bijgestaan door mr. S. Dik, verbonden aan DAS-rechtsbijstand te Amsterdam,
v e r w e e r d e r
1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Dit blijkt uit het volgende:
- het klaagschrift;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- de repliek;
- de dupliek.
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid mondeling gehoord te worden in vooronderzoek.
2. FEITEN
Op grond van de stukken (waaronder het medisch dossier) dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.
Verweerder is werkzaam als psychiater bij de instelling voor geestelijke gezondheidszorg D. Hij is hoofd van het Centrum voor ontwikkelingsstoornissen (COS) bij D. Het COS heeft een adviserende functie.
Verweerder heeft, op verzoek van de behandelaar van klager, de klinisch psycholoog E, het dossier van klager (die geboren is in 1961) beoordeeld om te bezien of er bij klager mogelijk sprake zou zijn van een autismespectrumstoornis. Verweerder heeft klagers dossier bestudeerd en op 5 februari 2013 voorgesteld om bij klager nader onderzoek, waaronder een autisme diagnostisch observatie schema (ADOS), te doen. Op 5 maart 2013 heeft verweerder klager in dat kader voor het eerst gezien. Op 11 maart 2013 heeft verweerder contact gehad met klager over het onderzoek en op 2 april 2015 heeft verweerder de ADOS en andere op autisme gerichte onderzoeken gedaan en afgesproken dat hij een week later het verslag zou afronden. Verweerder heeft op 17 april 2013 het definitieve verslag gedicteerd en de diagnose PDD-NOS bevestigd. Op 25 april 2013 heeft verweerder de uitslag met klager besproken. Klager was geemotioneerd en gaf aan dat zijn grootste zorgbehoefte in de vermindering van zijn isolement lag. Verweerder heeft klager aangemeld bij het team ontwikkelingsstoornissen (TOS-team) in B. Klager is nog enkele malen bij verweerder geweest ter overbrugging van de periode tot de behandeling bij het TOS-team zou beginnen. In juli 2013 kon het TOS-team een intake doen voor behandeling bij het TOS-team. De behandeling bij het TOS-team is op 11 oktober 2013 begonnen.
Verweerder heeft als bijlage bij het verweerschrift het medisch dossier van klager gedeeltelijk overgelegd.
3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT
Klager verwijt verweerder -zakelijk weergegeven-
1. dat hij moeite had met het justitieel verleden van klager;
2. dat hij geen directe ondersteuning heeft geboden na de diagnose;
3. dat de begeleiding, nadat deze eenmaal was aangevangen, summier was en niet toereikend;
4. dat de heer F klager niet toestond over zijn verleden te praten en na een eenmalig contact niets meer van zich heeft laten horen;
5. het COS-team klager kil heeft ontvangen en de dat de aangeboden begeleiding te summier was;
6. dat hij verantwoordelijk is voor het uitblijven van adequate behandeling;
7. dat hij klager aan zijn lot heeft overgelaten waardoor klager overspannen is geraakt;
8. dat hij door zijn handelwijze bewust of onbewust het risico heeft genomen dat klager zichzelf iets zou aandoen;
9. er klager geen alternatief is geboden om de wachttijd voor een eventuele behandeling makkelijker of minder zwaar te maken;
10.dat klager door de diagnose PDD-NOS flink in de problemen is gekomen`omdat hij meer heeft moeten vechten tegen D dan dat er naar een oplossing werd gezocht om zijn problemen en klachten te verminderen;
11.dat verweerder het medisch dossier van klager heeft gestolen;
12.dat verweerder zich schuldig maakt aan chantage en het college beinvloedt door klager zwart te maken.
4. HET STANDPUNT VAN VERWEERDER
Verweerder voert -zakelijk weergegeven- op gronden genoemd in het verweerschrift en de conclusie van dupliek aan dat de tegen hem ingediende klacht ongegrond is. Voor zover nodig wordt hierna meer specifiek op het verweer ingegaan.
5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE
5.1
Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.
5.2
Met betrekking tot de gegrondheid van de klacht heeft het college zich in grote lijnen kunnen verenigen met hetgeen verweerder in zijn verweerschrift heeft doen aanvoeren met betrekking tot de klacht en de gegrondheid daarvan -hetgeen gesteund wordt door de daarbij overgelegde producties- en neemt die overwegingen over. Daaraan voegt het college het volgende toe.
5.3
Met verweerder is het college van oordeel dat het onwenselijk is als er veel tijd zit tussen het stellen van een (psychiatrische) diagnose en het starten van de behandeling. Tussen het stellen van de diagnose en het starten van de behandeling lag een periode van ongeveer een half jaar. Verweerder heeft om de tussentijd zoveel mogelijk te beperken op 29 april 2013 zelf de verwijzing naar het TOS-team gedaan in plaats van deze verwijzing weer via de behandelaar van klager te laten lopen. En verder is verweerder klager zelf blijven zien voor behandelcontacten totdat klager terecht kon bij het
TOS-team en heeft verweerder gezorgd voor medicatie voor klager. Verweerder heeft naar het oordeel van het college voor klager gedaan wat hij kon. Het college acht dat zorgvuldig.
5.3
Voor de behandeling door andere hulpverleners zoals F en de behandeling bij het
TOS-team is verweerder, nu het in het tuchtrecht gaat om persoonlijke verwijtbaarheid en verweerder geen deel uitmaakt van dat team, niet verantwoordelijk te houden. De klachten die zien op de behandeling door F en door het TOS-team slagen dan ook niet.
5.4
Volgens vaste jurisprudentie is het inderdaad, zoals verweerder aanvoert, toegestaan dat een verweerder in het kader van zijn verdediging de relevante delen van het medisch dossier van diens patient aan het tuchtcollege doet toekomen. Verweerder heeft dat in het onderhavige geval gedaan. Verweerder treft op dit punt dan ook evenmin een verwijt.
5.5
Gelet op het voorgaande is de klacht kennelijk ongegrond en dient als volgt te worden beslist.
6. DE BESLISSING
Het college wijst de klacht af.
Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, prof. dr. R.J. Verkes en
T.S. van der Veer, leden-arts, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 18 januari 2016 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.
voorzitter
secretaris
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:
a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;
b. degene over wie is geklaagd;
c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.
Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.