Onderwijspersoneel goed bekend met meldcode kindermishandeling

In het onderwijs is het personeel goed op de hoogte van de meldcode kindermishandeling. 91 procent van de ondervraagden uit het onderwijs weet dat ze verplicht zijn om met de meldcode te werken. Het gesprek aangaan met ouders of kinderen is een punt van aandacht, dat wordt, ook door andere beroepsgroepen, als lastig ervaren.

Staatssecretaris Martin van Rijn van Volksgezondheid stuurde gisteren de rapportage over de bekendheid met de meldcode naar de Tweede Kamer. Hij scherpt de meldcode verder aan. Als docenten of andere professionals hulp regelen bij kindermishandeling moeten ze het voortaan verplicht melden bij Veilig Thuis, voorheen Advies en Meldpunt Kindermishandeling. Daar moeten verschillende meldingen voortaan samenkomen.

Sinds 1 juli 2013 zijn onderwijzers en andere beroepsgroepen verplicht om volgens de meldcode te handelen als zij vermoeden dat er sprake is van kindermishandeling. Twee jaar naar de invoering maakt het ministerie de balans op.

Houvast

Uit het onderwijs zijn intern begeleiders, schooldirecteuren en leraren ondervraagd. 65 procent geeft aan dat de meldcode structuur en houvast geeft. Iets minder dan 40 procent zegt sneller te handelen als ze denken dat er sprake is van kindermishandeling of huiselijk geweld. Dat komt, volgens de onderzoekers, doordat leerkrachten alerter zijn geworden op het signaleren. In gesprekken met ouders kan bovendien gewezen worden naar de wettelijke verplichting.

Ook weet het overgrote deel, 84 procent, wat ze moeten doen als ze denken dat er sprake is van geweld en heeft 90 procent weleens in de praktijk met vermoedens van kindermishandeling of geweld te maken gehad.

In zijn brief aan de Kamer schrijft staatssecretaris Van Rijn: `Het voeren van een gesprek met het kind of de ouders wordt in de praktijk als lastig ervaren. De ondervraagde professionals hebben aangegeven dat ze behoefte hebben aan gesprekstechnieken', aldus de bewindsman.

Obstakel

De angst dat ouders hun kind van school halen na een gesprek is een lastig obstakel voor docenten. Ouders kunnen dan namelijk ook toestemming weigeren voor de overdracht van het dossier. Leraren zijn dan bang dat het kind uit het zicht verdwijnt. Andere redenen om geen gesprek te voeren zijn dat ze onzeker zijn over hun vermoedens (44 procent), bang zijn voor de veiligheid van het kind (37 procent) en bang zijn om de vertrouwensrelatie te verstoren met de leerling (26 procent).