Tuchtrecht | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose | ECLI:NL:TGZCTG:2016:10
ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2016:10
Datum uitspraak: 12-01-2016
Datum publicatie: 13-01-2016
Zaaknummer(s): c2015.053
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beroepsgroep: Arts
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.Korte geanonimiseerde samenvatting van de zaak, zoals steeds per zaak te vinden is op de site www.tuchtrecht.nl
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2015.053 van:
A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,
tegen
C., psychiater, werkzaam te B., verweerder in beide instanties,
gemachtigde: mr. F. Westenberg te Hoorn.
1. Verloop van de procedure
A. - hierna klager - heeft op 27 november 2013 bij het Regionaal Tuchtcollege te Den Haag tegen C. - hierna de psychiater - een klacht ingediend. Bij beslissing van 27 januari 2015, onder nummer 2013-285 heeft dat College de klacht afgewezen.
Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De psychiater heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.
De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 8 december 2015, waar zijn verschenen klager en de psychiater, de psychiater bijgestaan door zijn gemachtigde.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.
"2. De feiten
2.1 Klager, geboren in 1961, kwam op 24 januari 2011 bij verweerder in behandeling. Op dat moment gebruikte klager 300 mg Seroquel per dag. Klager was al langere tijd bekend met en in psychiatrische behandeling voor een bipolaire stoornis, ADHD en chronische paranoide denkbeelden en een in wisselende mate suicidaal
risico. Klager gebruikte langere tijd wiet, hetgeen de klachten mogelijk zouden kunnen verklaren.
2.2 Op 21 januari 2011 is laboratoriumonderzoek verricht waaruit verhoogde cholesterolwaarden bleken.
2.3 Klager gaf aan verweerder aan baat te hebben bij het gebruik van Seroquel. Afgesproken werd de dosering te gaan verhogen. De dosering werd in overleg met klager en vanwege verergering van zijn klachten achtereenvolgens vervolgens steeds meer verhoogd naar 350 mg per dag vanaf 24 januari 2011, naar 400 mg per dag vanaf 7 februari 2011, naar 600 mg per dag vanaf 26 april 2011 en tenslotte naar
800 mg per dag vanaf 29 juli 2011.
2.4 In september 2011 kreeg klager een hartinfarct. Nadat klager verweerder daarover op 3 oktober 2011 geinformeerd had werd voor de volgende dag een afspraak gemaakt.
In de tussentijd nam klager kennis van de laboratoriumuitslagen van 21 januari 2011 in klagers dossier. In het gesprek op 4 oktober 2011 adviseerde verweerder klager om in afwachting van overleg met de apotheker de Seroquel te staken. Verweerder heeft klager laten weten dat op grond van de laboratoriumuitslagen van 21 januari 2011 gezien had kunnen worden dat er sprake was van afwijkingen die invloed op de voorschrijving van Seroquel zouden hebben.
2.5 Klager gaf een week later aan op zijn eigen verzoek, op voorschrift van een andere arts weer met Seroquel te zijn begonnen. Klager is in maart 2012, toen hij
500 mg per dag gebruikte, gestopt met Seroquel.
3. De klacht
Klager verwijt verweerder - zakelijk weergegeven - dat hij Seroquel althans een te hoge dosering daarvan heeft voorgeschreven. Klager stelt dat hij als gevolg van het gebruik van Seroquel zijn LDL cholesterol en bloeddruk zodanig zijn gestegen dat hij een hartinfarct heeft gekregen. Verweerder had nooit Seroquel mogen voorschrijven, omdat in klagers familie ernstige hartproblemen voorkwamen. Dit was een contra-indicatie voor het gebruik van Seroquel. Daarnaast verwijt klager verweerder dat hij in de jaren dat hij Seroquel gebruikte tot aan zijn hartinfarct nooit zijn LDL cholesterol en bloeddruk heeft gecontroleerd.
4. Het standpunt van verweerder
Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.
5. De beoordeling
5.1 Het College stelt voorop dat uit de tot 2012 geldende Multidisciplinaire Richtlijn Antipsychotica (en ingevolge het destijds toepasselijk Farmacotherapeutisch Kompas 2010) geen directe contra-indicaties volgen tegen het gebruik van Seroquel. Seroquel is een geaccepteerd antipsychoticum waarvan het gebruik ook na een hartinfarct niet ongebruikelijk en niet gecontra-indiceerd is. Wel is ingevolge deze richtlijn voorzichtigheid geboden onder andere bij QT-verlenging in de familie-anamnese, cardio-of cerebrovasculaire aandoeningen of andere predispositie voor hypotensie. Als bijwerking wordt genoemd (>10%) onder andere een verhoging van serum triglyceriden en totaal cholesterol (voornamelijk LDL).
5.2 Het staat vast dat klager meerdere jaren Seroquel gebruikte voor aanvang van de behandelrelatie met verweerder op 24 januari 2011. Klager was naar verweerder gegaan omdat hij niet tevreden was met zijn vorige behandelaar. Verweerder heeft aangevoerd dat hij aanvankelijk tijd heeft geinvesteerd om een vertrouwensrelatie met klager op te bouwen en dat dit, mede door klagers ernstige psychische problematiek, gecompliceerd was. Het College is van oordeel dat er geen aanwijzingen waren voor verweerder om klager vanaf overname van de behandeling op 24 januari 2011 het gebruik van Seroquel te laten staken. Tot de uitslag van het laboratoriumonderzoek op 21 januari 2011 was klager van onbesproken vasculaire status. Verweerder mocht ervan uitgaan dat een zorgvuldige beoordeling van onder andere eventuele familiaire belasting voor het voorschrijven van Seroquel aan de orde was geweest.
5.3 De uitslag van het laboratoriumonderzoek van 21 januari 2011 gaf aanleiding voor voorzichtigheid en controles bij het gebruik van Seroquel. Verweerder heeft gesteld dat de laboratoriumuitslagen van 21 januari 2011 bij aanvang van de behandelrelatie op 24 januari 2011 nog niet aan het dossier waren toegevoegd, als gevolg waarvan hij hiervan pas later kennis heeft genomen. Het College heeft geen aanwijzingen dat er voor verweerder op dat moment of in de navolgende periode aanleiding was om navraag te doen naar (deze) uitslagen van laboratoriumonderzoek alsmede om controles van het cholestrol en bloeddruk te laten plaatsvinden. In dit verband kan het College derhalve niet tot het oordeel komen dat verweerder een verwijt te maken valt.
5.4 Nadat verweerder met het hartinfarct en vervolgens alsnog met de laboratoriumuitslagen bekend was geworden, heeft hij zorgvuldig gehandeld door klager het gebruik van Seroquel te laten staken en in overleg te treden met de apotheker alsmede via laboratoriumonderzoek controles van de cholesterol en bloeddruk (waarop Seroquel verlagend werkt) te laten plaatsvinden toen bleek dat klager weer met het gebruik van Seroquel was aangevangen.
5.5 De conclusie is dat verweerder met betrekking tot de klacht geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. De klacht zal dan ook als ongegrond worden afgewezen."
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.
4. Beoordeling van het hoger beroep
4.1 Klager beoogt met zijn beroep zijn klacht in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege voor te leggen en concludeert tot gegrondverklaring van het beroep.
4.2 De psychiater heeft gemotiveerd verweer gevoerd en concludeert tot verwerping van het beroep.
4.3 De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen. Het Centraal Tuchtcollege voegt hieraan nog toe dat de psychiater ter terechtzitting nader heeft toegelicht dat de werkwijze ten aanzien van laboratoriumuitslagen (ook in het geval dat sprake is van een overdracht van een patient) inmiddels in die zin is aangescherpt dat deze laboratoriumuitslagen steeds door de behandelaar op papier worden gezien.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: mr. T.L de Vries, voorzitter, mr. J.P. Balkema en
mr. A. Smeeing-van Hees, leden-juristen en drs. A.C.L. Allertz en mr. drs. R.H. Zuijderhoudt, leden-beroepsgenoten en mr. M. van Esveld, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 12 januari 2016. Voorzitter w.g. Secretaris w.g.