Uitspraak 201500991/1/R1

Tegen: de raad van de gemeente Gennep

Proceduresoort: Eerste aanleg - meervoudig

Rechtsgebied: Ruimtelijke-ordeningskamer - Bestemmingsplannen Limburg

ECLI: ECLI:NL:RVS:2016:30

201500991/1/R1.

Datum uitspraak: 13 januari 2016

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. [appellante sub 1], gevestigd te Gennep,

2. de vereniging Vereniging Geen Zand Erover, gevestigd te Milsbeek, gemeente Gennep,

3. [appellante sub 3], wonend te Milsbeek, gemeente Gennep,

en

de raad van de gemeente Gennep,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 15 december 2014 heeft de raad geweigerd het bestemmingsplan "Rondweg Milsbeek" vast te stellen.

Tegen dit besluit hebben [appellante sub 1], de Vereniging en [appellante sub 3] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Vereniging, [appellante sub 1] en de raad hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 november 2015, waar [appellante sub 1], vertegenwoordigd door mr. A.P.J. Blokland, advocaat te Ede, J.R. Deutekom en G.J.M. Franken, de Vereniging, vertegenwoordigd door mr. T.P. Gruenbauer, advocaat te Ede, en P.W. Wersch, [appellante sub 3], bijgestaan door G.G. Prinsen, en de raad, vertegenwoordigd door mr. T.E.P.A. Lam, advocaat te Nijmegen, S. Peters en F. Geurts, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

Overwegingen

1. [appellante sub 1] exploiteert een ontgrondingslocatie gelegen ten noorden van Milsbeek, plaatselijk bekend als ontgrondingslocatie De Banen. [appellante sub 1] en de vereniging Vereniging Natuurmonumenten hebben in september 2007 gezamenlijk het initiatiefplan Koningsven-De Diepen gepresenteerd voor de ontwikkeling van ruim 200 hectare nieuwe natuur in combinatie met een zandwinning aan de voet van de stuwwal van het Duitse Reichswald. De provincie Limburg, de gemeente Gennep, de Dienst Landelijk Gebied en initiatiefnemers hebben op 22 juni 2010 een intentieovereenkomst gesloten om tot de realisatie van het initiatiefplan Koningsven-De Diepen te komen. In juni 2012 zijn aanvullende projectafspraken gemaakt inzake een alternatieve route voor het doorgaande (vracht)verkeer door de kern van Milsbeek. Om de ontwikkeling van het initiatiefplan Koningsven-De Diepen mogelijk te maken is door de raad op 17 februari 2014 het bestemmingsplan "Koningsven-De Diepen" vastgesteld.

In het kader van het initiatiefplan Koningsven-De Diepen is onder meer aandacht besteed aan de aan- en afvoerroute van de transporten voor dit nieuwe project. Hoewel de huidige verkeerssituatie op de Zwarteweg, inclusief de zandtransporten, vanuit verkeerskundig oogpunt acceptabel werd geacht, heeft de gemeente Gennep op bestuurlijke en maatschappelijke gronden besloten alternatieven te laten onderzoeken. In maart 2013 is een tracestudie uitgevoerd naar de meerwaarde, het probleemoplossend vermogen en de kosten van alternatieve routes rondom Milsbeek. Op basis van het door Goudappel Coffeng opgestelde rapport "Tracestudie Rondweg Milsbeek" van 11 maart 2013 (hierna: Tracestudie) heeft de raad op 17 juni 2013 de beslissing genomen om een rondweg om Milsbeek aan te leggen overeenkomstig de zogenoemde roze variant. Om de rondweg planologisch mogelijk te maken is op 20 maart 2014 het ontwerpbestemmingsplan "Rondweg Milsbeek" ter inzage gelegd. Volgens het ontwerp zou een nieuwe verbinding van de Zwarteweg, via de Ringbaan en een nieuw aan te leggen trace langs de Kroonbeek, naar de provinciale weg N271 mogelijk worden gemaakt. Bij het bestreden besluit heeft de raad geweigerd het bestemmingsplan "Rondweg Milsbeek" vast te stellen.

Het toetsingskader

2. Bij het besluit omtrent de vaststelling van een bestemmingsplan komt de raad beleidsvrijheid toe. De Afdeling toetst dit besluit terughoudend. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of de raad in redelijkheid heeft kunnen afzien van de vaststelling van het plan en voorts of bij het nemen van dat besluit anderszins niet is gehandeld in strijd met het recht.

Inhoudelijk

Stemverklaring

3. [appellante sub 1] voert allereerst aan dat de tijdens de raadsvergadering voorgelezen stemverklaring geen eigen afweging van de raad bevat, maar een door een externe juridische adviseur opgestelde stemverklaring. Hierbij wijst zij erop dat na de gemeenteraadsverkiezingen van 19 maart 2014 de nieuwe coalitie reeds heeft besloten dat de rondweg niet zal worden aangelegd en dat de door de raad gegeven motivering uitsluitend dient om het eerdere besluit van de coalitie van een deugdelijke motivering te voorzien.

3.1. In de besluitenlijst van de raadsvergadering van 15 december 2014 staat met betrekking tot het voorstel tot vaststelling van het bestemmingsplan "Rondweg Milsbeek" dat dit voorstel wordt verworpen en dat de fracties van de SP, D66 en KERN hebben verzocht hun bijdrage als bijlage bij deze besluitenlijst te voegen. In deze bijlage wordt door deze partijen gezamenlijk een motivering gegeven voor het niet-vaststellen van het bestemmingsplan. Door de raad is te kennen gegeven dat deze motivering is opgesteld door een extern juridisch adviseur, omdat hij het wenselijk vond dat het standpunt van de meerderheid van de raad volledig en in juridisch juiste bewoordingen zou worden vastgelegd. De Afdeling stelt voorop dat het de raad vrij staat juridisch advies in te winnen alvorens hij een besluit neemt. De Afdeling ziet voorts geen aanleiding voor het oordeel dat de raad bij het bestreden besluit vanwege het voorlezen van een gezamenlijke, door een juridisch adviseur opgestelde motivering geen eigen afweging van de betrokken belangen heeft gemaakt.

Het betoog van [appellante sub 1] faalt.

Uitvoerbaarheid bestemmingsplan "Koningsven-De Diepen"

4. [appellante sub 3] voert aan dat het bestemmingsplan "Koningsven-De Diepen" niet uitvoerbaar is zonder de aanleg van de rondweg.

4.1. De Afdeling is van oordeel dat het bestemmingsplan "Koningsven-De Diepen" in de onderhavige procedure niet ter beoordeling staat.

Het betoog van [appellante sub 3] faalt.

Vertrouwensbeginsel

5. [appellante sub 1], de Vereniging en [appellante sub 3] betogen dat de raad met zijn beslissing van 17 juni 2013 heeft besloten tot aanleg van de rondweg en dat hiermee het gerechtvaardigde vertrouwen is gewekt dat de rondweg gerealiseerd zou worden. De Vereniging wijst tevens op het besluit van de raad van 10 december 2012 waarbij het Gemeentelijke verkeers- en vervoersplan (hierna: GVVP) is vastgesteld en waarin volgens haar de bestuurlijke afweging omtrent de aanleg van de rondweg reeds is gemaakt.

5.1. In de Tracestudie staat dat het de opgave van deze studie is om een alternatief trace in de vorm van een ontsluitingsroute dan wel een rondweg voor Milsbeek te onderzoeken op de route tussen de aansluiting Ringbaan/ Zwarteweg, Ringbaan en vervolgens in zuidelijke richting aangesloten op de N271. In plenaire expertwerksessies zijn mogelijke varianten geselecteerd en geoptimaliseerd. Hierdoor resteren uiteindelijk vier nader onderzochte varianten te weten variant bruin, roze, groen en blauw.

5.2. In zijn beslissing van 17 juni 2013 heeft de raad onder meer besloten om in principe medewerking te verlenen aan de delfstofwinning en natuurontwikkeling Koningsven-De Diepen, om het zand- en grindtransport van en naar [appellante sub 1] niet via de Zwarteweg af te wikkelen maar via een aan te leggen rondweg om Milsbeek en om deze rondweg aan te (laten) leggen overeenkomstig de bruine of roze variant uit de Tracestudie met daarbij een maximale gemeentelijke bijdrage van EUR 1,8 miljoen aan de fysieke aanleg.

In het raadsvoorstel behorend bij de beslissing van 17 juni 2013 staat dat allereerst een principe-uitspraak dient te worden gedaan over het project Koningsven-De Diepen. Uiteraard vindt hierover pas definitieve besluitvorming plaats bij vaststelling van een bestemmingsplan. Indien geconcludeerd wordt dat de raad in principe mee wil werken aan de realisatie van het project, dan zal een keuze moeten worden gemaakt om het zandverkeer af te wikkelen via de Zwarteweg of via een alternatief trace. Indien voor een alternatief trace wordt gekozen, is er de mogelijkheid om dit te realiseren via een rondweg of een alternatieve route die alleen voor zandverkeer kan worden gebruikt. Daarna is het de vraag via welk trace dit dient te geschieden. In het raadsvoorstel staat verder dat in het milieueffectrapport "Koningsven-De Diepen" van 26 september 2013 (hierna: het MER) wordt geconcludeerd dat de inrichting en het gebruik van de Zwarteweg verkeerskundig past binnen de huidige (milieu)wetgeving en -normering. Dit neemt niet weg dat het aandeel zwaar vrachtverkeer voor een dergelijke weg hoog is. Daarnaast is bekend dat dit type verkeer bijdraagt aan de onveiligheidsbeleving van medeweggebruikers. De omvang en impact van zwaar vrachtverkeer op de Zwarteweg blijft dusdanig dat een alternatief noodzakelijk en verdedigbaar is. Bij een alternatief trace kan onderscheid worden gemaakt tussen een alternatieve route die alleen gebruikt gaat worden voor het zandverkeer van [appellante sub 1] en een rondweg waarover al het doorgaande verkeer van en naar de N271 wordt afgewikkeld. De optie om alleen het zandverkeer via een alternatieve route te laten rijden levert onvoldoende meerwaarde op, omdat het vrachtverkeer op de Zwarteweg hoog blijft en de milieueffecten nagenoeg onveranderd aanwezig blijven. In de Tracestudie wordt dit bevestigd, aldus het raadsvoorstel. Verder is in deze studie inzichtelijk gemaakt dat een rondweg in alle varianten de verkeersintensiteit en de daarmee gepaarde (milieu)effecten aan de Zwarteweg aanzienlijk vermindert.

5.3. De Afdeling overweegt dat voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel nodig is dat er aan het bestuursorgaan toe te rekenen concrete, ondubbelzinnige toezeggingen zijn gedaan door een daartoe bevoegd persoon, waaraan rechtens te honoreren verwachtingen kunnen worden ontleend.

Naar het oordeel van de Afdeling konden [appellante sub 1], de Vereniging en [appellante sub 3] aan de naar haar aard nog niet op rechtsgevolg gerichte beslissing van de raad van 17 juni 2013 niet het gerechtvaardigd vertrouwen ontlenen dat de rondweg planologisch mogelijk zou worden gemaakt. Hierbij is van belang dat, hoewel de raad zich met de beslissing van 17 juni 2013 op dat moment had uitgesproken voor de aanleg van de rondweg en daarmee enige verwachtingen heeft gewekt, voor alle partijen duidelijk was of had moeten zijn dat definitieve besluitvorming omtrent de aanleg van de rondweg pas bij de vaststelling van het bestemmingsplan plaats zou vinden, omdat met de beslissing van 17 juni 2013 niet de in de Wet ruimtelijke ordening dwingend voorgeschreven en met waarborgen omklede bestemmingsprocedure was gevolgd. Het is voorts inherent aan het besluitvormingstraject voor een bestemmingsplan en de daaraan voorafgaande voorbereiding dat de ingenomen standpunten en geuite voornemens op grond van gewijzigde (politieke) inzichten in de loop van de tijd kunnen wijzigen, mede gelet op feiten en belangen, waaronder de belangen van derden. Dat met de beslissing van 17 juni 2013 bij [appellante sub 1], Vereniging en [appellante sub 3] derhalve enige verwachtingen zijn gewekt, betekent niet dat de raad in de bestemmingsplanprocedure geen andere afweging heeft mogen maken. Gelet op het voorgaande heeft de raad het bestreden besluit niet in strijd met het vertrouwensbeginsel vastgesteld.

De betogen van [appellante sub 1], de Vereniging en [appellante sub 3] falen.

5.4. Voor zover de Vereniging heeft betoogd dat door het vaststellen van het GVVP door de raad op 10 december 2012 eveneens gerechtvaardigde verwachtingen zijn gewekt dat een rondweg zou worden aangelegd, slaagt ook dat betoog niet. In het GVVP staat immers slechts dat een studie wordt uitgevoerd naar een mogelijke rondweg. Hieraan kan niet het gerechtvaardigde vertrouwen worden ontleend dat de rondweg zou worden aangelegd.

Belangenafweging

6. [appellante sub 1], de Vereniging en [appellante sub 3] betogen dat, gelet op het gewekte vertrouwen, een zware motivering is vereist van de raad voor het niet-vaststellen van het bestemmingsplan en dat alleen vanwege zwaarwegende belangen afgezien had kunnen worden van de aanleg van de rondweg. Zij wijzen daarbij op de uitspraak van de Afdeling van 29 april 2015, zaak nr. 201406172/1/R2 waaruit volgt dat de raad niet zonder relevante, inhoudelijke motivering en afweging mag besluiten een bestemmingsplan niet vast te stellen.

[appellante sub 1] voert hierbij aan dat, anders dan de raad doet voorkomen, bij de aanleg van de rondweg geen sprake is van aantasting van de landschappelijke openheid en de landschappelijke waarden ter plaatse. Zij wijst er daarbij op dat de rondweg niet of nauwelijks boven het maaiveld uit zal steken. Bovendien waren al deze aspecten volgens [appellante sub 1] ten tijde van het nemen van de beslissing van 17 juni 2013 bij de raad reeds bekend, omdat verschillende onderzoeken, zoals de Tracestudie, hier aandacht aan hebben besteed. De Vereniging betoogt dat aantasting van natuurwaarden niet of nauwelijks aan de orde is, te meer nu de gronden waarop de rondweg is voorzien een agrarische bestemming hebben. Volgens haar heeft de raad onvoldoende gemotiveerd waarom het natuurbelang aan de vaststelling van het plan in de weg staat.

[appellante sub 1] wijst er verder op dat, hoewel de rondweg niet noodzakelijk is voor haar bedrijfsvoering, de weg wel van belang is. Niet alleen zullen de bewoners aan de Zwarteweg minder overlast ondervinden van (zwaar) vrachtverkeer, maar ook wordt de door haar gebruikte aan- en afvoerroute verkort, wat leidt tot een efficientere bedrijfsvoering. Volgens de Vereniging en [appellante sub 3] voorziet de rondweg in de oplossing van een dringend maatschappelijk en verkeerstechnisch probleem op de Zwarteweg. Hierbij voert de Vereniging allereerst aan dat het MER, waar door de raad naar wordt verwezen, verouderd is in die zin dat in de huidige situatie veel meer verkeer via de Zwarteweg moet worden afgewikkeld. De verkeersbelasting van middelzwaar en zwaar vrachtverkeer op de Zwarteweg bedraagt thans 14%, wat hoger is dan de voorkeursgrenswaarde van 5%. Dit vrachtverkeer zorgt volgens de Vereniging voor onveiligheidsgevoelens en overlast door geluid en trillingen. Er is derhalve sprake van een onwenselijke situatie die met een rondweg kan worden opgelost, aldus de Vereniging. Volgens [appellante sub 3] tast het vrachtverkeer de leefbaarheid en de verkeersveiligheid op de Zwarteweg aan, hetgeen een negatief effect heeft op de gezondheid en het woon- en leefklimaat van de omwonenden.

Ten slotte betoogt [appellante sub 1] dat de raad onvoldoende rekening heeft gehouden met de omstandigheid dat zij, erop vertrouwend dat de rondweg er zou komen, investeringen heeft gedaan. De Vereniging betoogt ten slotte dat de raad onvoldoende rekening heeft gehouden met de door [appellante sub 1] met de gemeente gesloten samenwerkingsovereenkomst van 14 januari 2014.

6.1. Het besluit van de raad om het bestemmingsplan niet vast te stellen steunt op het standpunt van de raad - kort weergegeven - dat de verkeerssituatie en -belasting op de huidige wegen vanuit verkeerskundig opzicht acceptabel is, zodat er derhalve geen verkeerskundige noodzaak bestaat voor de aanleg van de rondweg. Verder wil de raad uit oogpunt van zorgvuldig ruimtegebruik onnodige ingrepen, die gevolgen (zouden) hebben voor het open landschap en de natuurwaarden, voorkomen en weegt voor de raad het belang van zorgvuldig ruimtegebruik zwaarder dan het belang bij onverkorte nakoming van de beslissing van 17 juni 2013 en de met de gemeente gesloten overkomst.

6.2. De Afdeling overweegt dat de raad bij een besluit omtrent de vaststelling van een bestemmingsplan een afweging dient te maken van alle betrokken belangen. De belangen van [appellante sub 1] en de bewoners van de Zwarteweg zijn derhalve omstandigheden die de raad bij de vaststelling van het plan in zijn overwegingen dient te betrekken.

6.3. In de plantoelichting behorend bij het ontwerpplan staat dat wat betreft de ontsluitingsroute van het zandtransport kan worden geconstateerd dat de huidige route verkeerskundig voldoet. Puur geredeneerd vanuit het initiatiefplan voor de ontgronding is er daarom geen aanleiding een andere route te overwegen.

In de Tracestudie staat dat het zandtransport naar de huidige ontzandinglocatie De Banen via de Ringbaan en de Zwarteweg van en naar de N271 rijdt. De huidige situatie is verkeerskundig gezien acceptabel, mede vanwege de in 2004 genomen maatregelen op de Zwarteweg. Zo zijn bewoners financieel gecompenseerd voor maatregelen aan woningen en zijn fietssuggestiestroken aangebracht. Maatschappelijk vormt het relatief hoge aandeel vrachtverkeer op de Zwarteweg een knelpunt. De hoeveelheid middelzwaar en zwaar vrachtverkeer, ongeveer 14% van het totale verkeer op de Zwarteweg, zorgt voor subjectieve onveiligheidsgevoelens, maar ook ervaren de bewoners overlast van geluid en trillingen. Ongeveer een kwart van dit vrachtverkeer, ongeveer 3,5% van het totale verkeer op de Zwarteweg, is afkomstig vanuit de zandwinlocaties. Vanuit een bestuurlijke verantwoordelijkheid die de gemeente Gennep heeft en neemt, zoekt de gemeente naar een mogelijke oplossing voor dit maatschappelijke probleem.

In het MER staat dat de huidige situatie op de Zwarteweg verkeerskundig gezien acceptabel is. Ook zonder het aan [appellante sub 1] gerelateerde zware vrachtverkeer vindt op de Zwarteweg nog steeds een overschrijding plaats van het gewenste percentage vrachtverkeer ten opzichte van de totale intensiteiten (passend bij de huidige functie is dat aandeel idealiter 10 %). Vanuit verkeerskundig oogpunt zijn de intensiteiten acceptabel. De totale hoeveelheid vrachtverkeer zorgt er wel voor dat bewoners de situatie als onveilig ervaren en hinder ondervinden door trillingen en geluid. In het MER wordt uiteindelijk geconcludeerd dat de huidige route over de Ringbaan/Zwarteweg objectief gezien ook geschikt is voor de verkeersafwikkeling van het initiatiefplan Koningsven-De Diepen.

6.4. Uit kaart 4b "Groene waarden" van het ten tijde van het bestreden besluit geldende Provinciaal Omgevingsplan 2006, geactualiseerde versie van 2011, volgt dat het gebied waar de rondweg was voorzien is aangewezen als Provinciale Ontwikkelingszone Groen (hierna: POG) en tevens als Ecologische Verbindingszone (hierna: EVZ). Bij de realisatie van de rondweg ontstaat een doorsnijding van de EVZ en de POG over een lengte van ongeveer 800 m. Tevens volgt uit kaart 4b dat de rondweg de Kroonbeek doorsnijdt, welke beek een specifieke ecologische functie heeft. Volgens de raad dient de Kroonbeek met haar oevers als verbinding tussen de omliggende gebieden, zoals de zandafgraving De Banen, welke in de toekomst ook als natuurgebied ingericht en beheerd zal worden. Binnen de POG geldt een ontwikkelingsgerichte basisbescherming. Het beleid is gericht op het versterken van natuur- en landschapswaarden en op realisatie van de verbindingszones die de verspreiding, migratie en uitwisseling van soorten tussen natuurgebieden in Ecologische Hoofdstructuur en POG mogelijk maken. Uitgangspunt is dat ontwikkelingen leiden tot een kwalitatieve en kwantitatieve versterking van de ecologische structuur.

Verder heeft de raad er ter zitting op gewezen dat de rondweg, ondanks dat de Flora- en faunawet niet aan de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in de weg zou staan, negatieve gevolgen heeft voor de in (de directe nabijheid) van het plangebied voorkomende dier- en plantensoorten. Uit het door Grontmij opgestelde rapport "Flora en faunaonderzoek Rondweg Milsbeek" van 30 oktober 2014 volgt dat het als gevolg van de aanleg van de rondweg aannemelijk is dat een tijdelijke verstoring van het leefgebied van de beekprik en/of rivierprik, rivierdonderpad en kleine modderkruiper in de Kroonbeek kan optreden. Binnen het plangebied zijn tevens een drietal groeiplaatsen van het rapunzelklokje waargenomen, waarvan een enkele binnen het trace van de voorgenomen rondweg. Om de groeiplaats te behouden dienen bestaande groeiplaatsen binnen het werkgebied verplaatst worden naar een geschikte locatie buiten de invloedsfeer van werkzaamheden.

6.5. Gelet op het voorgaande heeft de raad zich naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de aanleg van de rondweg in een thans open gebied tot een te grote aantasting van de aanwezige natuur- en landschapswaarden zou leiden. De omstandigheid dat de weg niet of nauwelijks boven het maaiveld uit zou steken, betekent niet dat het landschap niet zou worden aangetast. Dat de desbetreffende gronden in het vigerende bestemmingsplan een agrarische bestemming hebben, maakt het voorgaande eveneens niet anders, nu dit niet betekent dat ter plaatse geen natuur- of landschapswaarden aanwezig zijn of tot ontwikkeling kunnen komen. Hoewel de Vereniging en [appellante sub 3] er ter zitting terecht op hebben gewezen dat het woon- en leefklimaat van bewoners aan de Zwarteweg niet optimaal is vanwege het vrachtverkeer op de Zwarteweg, heeft de raad zich naar het oordeel van de Afdeling voorts in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat sprake is van een aanvaardbare verkeerssituatie op de Zwarteweg. Hierbij is van belang dat raad ter zitting onweersproken heeft gesteld dat uit onderzoek volgt dat ter plaatse van de woningen aan de normen uit de Wet geluidhinder wordt voldaan. Voor het aspect trillingen heeft de raad gewezen op het MER waarin staat dat voor alle drie de gemeten woningen op de percelen Zwarteweg 5, 10 en 49 wordt voldaan aan de zogenaamde bovenste streefwaarden uit de SBR-richtlijn. Enkel de woning aan de Zwarteweg 5 voldoet niet aan de zogenaamde onderste streefwaarden, wat echter een gevolg is van de staat van het wegdek op de Zwarteweg ter plekke van deze woning. Indien de wegbeheerder dit deel van de weg in de juiste staat van onderhoud zal brengen, zullen er op dit punt waarschijnlijk minder trillingen ontstaan, aldus de raad. Gelet op het voorgaande heeft de raad derhalve aan de belangen van het landschap en de natuur in redelijkheid een groter gewicht kunnen toekennen dan aan het belang van de bewoners bij minder zandtransporten over de Zwarteweg.

Wat betreft het betoog van de Vereniging dat het MER verouderd is, overweegt de Afdeling als volgt. Het MER is slechts iets meer dan een jaar voorafgaand aan het bestreden besluit opgesteld, zodat de Afdeling geen aanleiding ziet voor het oordeel dat het MER zodanig is verouderd dat de raad zich bij het bestreden besluit hierop niet heeft mogen baseren. Daarbij is verder van belang dat in het door Goudappel Coffeng opgestelde rapport "Ontwerp Rondweg Milsbeek" van 26 februari 2014 eveneens staat dat de huidige verkeerssituatie op de Zwarteweg (inclusief de zandtransporten) vanuit verkeerskundig oogpunt acceptabel is.

De betogen van [appellante sub 1], de Vereniging en [appellante sub 3] falen.

6.6. Voor zover [appellante sub 1] erop heeft gewezen dat zij reeds investeringen heeft gedaan, overweegt de Afdeling dat dit een omstandigheid is die de raad bij de besluitvorming over het plan in zijn overwegingen diende te betrekken. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat [appellante sub 1] voor de raadsvergadering van 15 december 2014 schriftelijk aan de raad te kennen heeft gegeven dat zij als gevolg van het niet vaststellen van het plan schade zal leiden. In de motivering behorend bij het bestreden besluit staat dat het college van burgemeester en wethouders in overweging wordt gegeven om in overleg te treden met [appellante sub 1] over de gestelde schade en dat, voor zover sprake mocht zijn van schade die voor vergoeding in aanmerking komt, de daadwerkelijke geleden schade in mindering kan worden gebracht op de overeengekomen compensatieopgave. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad dit aspect daarmee op voldoende wijze in zijn besluitvorming betrokken.

Het betoog van [appellante sub 1] faalt.

6.7. Voor zover de Vereniging heeft gewezen op de samenwerkingsovereenkomst van 14 januari 2014, overweegt de Afdeling dat, daargelaten dat de door de Vereniging bedoelde samenwerkingsovereenkomst blijkens de bewoordingen daarvan voor zover het betreft het verlenen van planologische medewerking slechts een inspanningsverplichting inhoudt, volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling (vgl. bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 24 februari 2014 in zaak nr. 201304817/1/R2) een overeenkomst als de onderhavige niet kan leiden tot een verplichting van de raad voor gronden een planregeling vast te stellen die de raad niet in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening zou achten. Dat tussen [appellante sub 1] en de gemeente een overeenkomst is gesloten, is echter eveneens een omstandigheid die de raad bij de vaststelling van het plan in zijn overwegingen diende te betrekken. Naar het oordeel van de Afdeling volgt uit de motivering behorend bij het bestreden besluit dat de raad dat in het onderhavige geval heeft gedaan en kan niet worden gezegd dat de raad daaraan doorslaggevend gewicht had moeten toekennen.

Het betoog van de Vereniging faalt.

Conclusie en proceskostenveroordeling

7. Gelet op al het voorgaande heeft de raad naar het oordeel van de Afdeling bij de afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid kunnen besluiten het bestemmingsplan "Rondweg Milsbeek" niet vast te stellen. De door [appellante sub 1], de Vereniging en [appellante sub 3] genoemde uitspraak van de Afdeling van 29 april 2015 met zaak nr. 201406172/1/R2 betrof voorts een geval waarin, anders dan in de onderhavige zaak, een kenbare belangenafweging bij het besluit ontbrak.

8. De beroepen zijn ongegrond.

9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart de beroepen ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzitter, en mr. P.J.J. van Buuren en mr. E.A. Minderhoud, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.J.G. Driessen, griffier.

w.g. Polak w.g. Driessen

voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 13 januari 2016

634.