Centrale Raad van Beroep legt bijstandboetes verder aan banden
maandag 11 januari 2016 10:39 Binnenland
Dit is een origineel bericht van Centrale Raad van Beroep
De Centrale Raad van Beroep beslist in zijn uitspraak van 11 januari 2016 dat de hoogte van een boete zo moet worden vastgesteld, dat een betrokkene deze binnen een redelijke termijn kan betalen. Zo wordt voorkomen dat het opleggen van een boete tot gevolg heeft dat een betrokkene zeer langdurig op het absolute minimum moet leven. De Centrale Raad van Beroep gaat uit van een maximale termijn van twee jaar. Bij de vaststelling van die termijn moet ook rekening worden gehouden met de mate van verwijtbaarheid van betrokkene, zodat de periode ook korter kan zijn. In deze uitspraak wordt ook grove schuld als mate van verwijtbaarheid voor het eerst toegepast.
De Centrale Raad van Beroep is de hoogste rechter op het gebied van het sociale bestuursrecht, het ambtenarenrecht en delen van het pensioenrecht.
Het gaat om bijstandsgerechtigden die ten onrechte bijstand hebben gekregen, omdat zij niet (tijdig) de juiste informatie hebben verstrekt aan de gemeente. Zij moeten het bedrag aan bijstand dat zij ten onrechte hebben ontvangen terugbetalen. Daarnaast is hen een boete opgelegd. Uitgangspunt van de Fraudewet is dat de opgelegde boete even hoog is als het bedrag dat de bijstandsgerechtigde te veel aan bijstand heeft ontvangen door schending van hun inlichtingenverplichting (fraudebedrag).
De Centrale Raad van Beroep heeft op 23 juni 2015 al geoordeeld dat bij het opleggen van een boete rekening moet worden gehouden met de individuele situatie van een betrokkene. De boete moet worden afgestemd op de mate van verwijtbaarheid van betrokkene, waarbij onderscheid moet worden gemaakt in opzet, grove schuld, verwijtbaarheid en verminderde verwijtbaarheid. Het uitgangsbedrag voor de boete is in die gevallen respectievelijk 100%, 75%, 50% en 25% van het fraudebedrag.
In de uitspraak van 11 januari 2016 beoordeelt de Centrale Raad van Beroep ook of de boete evenredig is gelet op de draagkracht van de overtreder. Bijstandsgerechtigden hebben slechts een beperkte draagkracht. De Centrale Raad van Beroep vindt dat na de bepaling van het uitgangsbedrag de uiteindelijke hoogte van een boete zodanig moet worden vastgesteld, dat deze binnen een redelijke termijn kan worden voldaan. Anders zou een betrokkene zeer langdurig moeten leven op het absolute minimum. Een maximale termijn van twee jaar is daarbij het uitgangspunt. Rekening moet ook worden gehouden met de mate van verwijtbaarheid van betrokkene. Is sprake van opzet, dan geldt een termijn van 24 maanden, bij grove schuld geldt een termijn van 18 maanden, bij gewone verwijtbaarheid geldt een termijn van 12 maanden en bij verminderde verwijtbaarheid geldt een termijn van 6 maanden. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat het volledige bedrag van het inkomen boven de beslagvrije voet volledig beschikbaar is of wordt gebruikt voor het betalen van de boete. De beslagvrije voet is 90% van het minimuminkomen. Met eventuele andere verplichtingen wordt geen rekening gehouden. Ook eventueel vermogen moet worden gebruikt voor het betalen van de boete. Of een betrokkene nog andere schulden heeft, is dus niet van belang.
Betrokkenen in deze zaak hadden bij de aanvraag om een bijstandsuitkering niet gemeld dat zij beschikten over een (tweede) bankrekening en dat zij kort voor het indienen van de aanvraag om bijstand Euro 22.000,- in contanten van die rekening hadden opgenomen. De gemeente had wegens opzet een boete opgelegd van 100% van het fraudebedrag van bijna Euro 7.000,-. De Centrale Raad van Beroep kwalificeert het handelen van betrokkenen echter als grove schuld, namelijk als een ernstige, aan opzet grenzende, mate van nalatigheid, waardoor ten onrechte of tot een te hoog bedrag aan bijstand is ontvangen. Dit is de eerste uitspraak waarin de Centrale Raad van Beroep tot dit oordeel komt. Het uitgangsbedrag van de boete in dit geval is Euro 5.100,-, namelijk 75% van het fraudebedrag. Betrokkenen hadden onvoldoende draagkracht om dat te betalen omdat zij ten tijde van de uitspraak slechts een bijstandsuitkering hadden. Slechts 10% van die uitkering is beschikbaar om de boete te betalen. De uiteindelijke boete is daarom vastgesteld op 18 maal 10% maal de bijstandsnorm voor gehuwden (Euro 1.389,57). Afgerond is dat Euro 2.510,-. Het fraudebedrag van Euro 7.000,- moeten zij overigens ook terugbetalen.
Naast deze uitspraak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 januari 2016 nog een vijftal andere uitspraken gewezen over boeten. Daarin kwam onder meer aan de orde het geval dat een bijstandsgerechtigde een hennepkwekerij was begonnen en dit niet bij de gemeente had gemeld, omdat dit 'zwart werken' betreft. Hij had dus bewust de informatie niet doorgegeven, zodat sprake was van opzet. Het uitgangsbedrag van de boete is in dit geval Euro 4.626,85,-, namelijk 100% van het fraudebedrag. Ook deze betrokkene had onvoldoende draagkracht. In zijn geval werd de boete uiteindelijk vastgesteld op Euro 2.340,- (ECLI:NL:CRVB:2016:9). In een andere zaak zou de boete volgens deze systematiek lager uitkomen dan het bedrag dat de betrokkene al had betaald. In dat geval is geen aanleiding gezien om de boete te verlagen. De boete is dan in overeenstemming met de draagkracht (ECLI:NL:CRVB:2016:10). In het geval de bijstandsgerechtigde wel had aangevoerd dat gelet op haar financiele situatie de boete moest worden gematigd, maar zij dit verder niet had toegelicht en zij ook - ondanks daartoe expliciet te zijn uitgenodigd - niet op de zitting is verschenen, bestaat geen aanleiding de boete te verlagen (ECLI:NL:CRVB:2016:11).
Het oordeel van de Centrale Raad van Beroep is in deze zaken een eindoordeel. Partijen kunnen tegen deze uitspraken dan ook geen hoger beroep instellen.
Centrale Raad van Beroep, uitspraakdatum 11 januari 2016,
Zaaknummer 15/2099 WWB, ECLI:NL:CRVB:2016:12
Zie verder ook nog van dezelfde datum
Zaaknummers 14/6179 WWB, 15/2352 WWB, ECLI:NL:CRVB:2016:8
Zaaknummers 15/370 WWB, 15/795 WWB, ECLI:NL:CRVB:2016:10
Zaaknummers 15/1518 WWB, 15/1520 WWB, ECLI:NL:CRVB:2016:11
Zaaknummer 15/2448 WWB, ECLI:NL:CRVB:2016:13
Zaaknummers 15/2819 WWB, 15/2820 WWB, ECLI:NL:CRVB:2016:9
Zie voor de eerste uitspraken van de Centrale Raad van Beroep over het boeteregime in bijstandszaken:
Centrale Raad van Beroep, 23 juni 2015
Zaaknummer 14/3789 WWB, ECLI:NL:CRVB:2015:1801
Zaaknummer 14/5234 WWB, ECLI:NL:CRVB:2015:1807
Zaaknummers 14/648 WWB, 14/4082 WWB; ECLI:NL:CRVB:2015:1879
Zaaknummers 14/2401 WWB, 14/5028 WWB, 14/5029 WWB, 14/5765 WWB, ECLI:NL:CRVB:2015:1880
Bovenstaande zaaknummers zijn te raadplegen via de URL: http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id= gevolgd door het betreffende zaaknummer, dus bijvoorbeeld bij zaaknummer: ECLI:NL:CRVB:2016:11 gebruikt u de volgende URL: http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:CRVB:2016:11
Het in die zaken verschenen persbericht vindt u hier (https://www.rechtspraak.nl/Organisatie-en-contact/Organisatie/Centrale-Raad-van-beroep/Nieuws/Paginas/Eerste-uitspraken-CRvB-over-boeteregime-in-bijstandszaken.aspx).
De Centrale Raad van Beroep is de hoogste rechter op het gebied van het sociale bestuursrecht, het ambtenarenrecht en delen van het pensioenrecht.
Dit is een persbericht op basis van de genoemde uitspraken van de Centrale Raad van Beroep. Bij verschil tussen dit persbericht en de volledige uitspraken zijn laatstgenoemde beslissend.
*
**
*