Tuchtrecht | Schending beroepsgeheim | ECLI:NL:TGZREIN:2016:1
ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2016:1
Datum uitspraak: 06-01-2016
Datum publicatie: 06-01-2016
Zaaknummer(s): 15119
Onderwerp: Schending beroepsgeheim
Beroepsgroep: Arts
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie: Verweerder heeft zijn geheimhoudingsverplichting geschonden doordat hij een medische verklaring heeft afgegeven waarin hijeen oordeel geeft over de medische (on)geschiktheid van een eigen patient om bepaalde dingen wel of niet te doen. Verweerder is hierdoor onderdeel geworden van de rechtsstrijd tussen aan aantal partijen omtrent de nalatenschap van de patient. Het beroepsgeheim `reikt over het graf heen' en niet is gesteld, noch is gebleken of mocht worden verondersteld dat een uitdrukkelijke toestemming is verkregen. Het enkele feit dat de verklaring is afgegeven aan iemand die in de laatste levensfase dicht bij de patient heeft gestaan, is daartoe ontoereikend. Waarschuwing.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Uitspraak: 6 januari 2016
HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE EINDHOVEN
heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 14 augustus 2015 binnengekomen klacht van:
[A]
wonende te [B]
klager
gemachtigde mr. E. van Erven te Leusden
tegen:
[C]
longarts
werkzaam te [D]
verweerder
1. Het verloop van de procedure
Het college heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift;
- het verweerschrift;
- brief van de gemachtigde van klager d.d. 23 oktober 2015;
- proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek d.d. 29 oktober 2015.
Na ontvangst van het verweerschrift heeft de secretaris de zaak naar een openbare zitting van het college verwezen. Partijen hebben gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.
De klacht is ter openbare zitting van 25 november 2015 behandeld. Partijen waren aanwezig, klager werd bijgestaan door zijn gemachtigde.
Het verzoek van klager om mevrouw [E], de moeder van klager, te doen horen als getuige werd toegestaan. Hierna werd de getuige, nadat de eed is afgenomen, gehoord.
2. De feiten
Het gaat in deze zaak om het volgende:
Op 31 december 2009 is de vader van klager (hierna: de vader) in het ziekenhuis overleden aan een ernstige longziekte. Verweerder was de behandelaar van de vader. In het kader van de afwikkeling van de nalatenschap werd klager geconfronteerd met juridische aanspraken van derden. De aanspraken vloeiden voort uit handelingen van de vader in de laatste fase van zijn leven. Toen klager in dat verband namens de erfgenamen op 8 februari 2010 aan het ziekenhuis het medisch dossier van de vader vroeg, werd hem dat op grond van de geheimhoudingsplicht van het ziekenhuis geweigerd. Op 14 oktober 2014 heeft de wederpartij van klager en de andere kinderen van de vader in de procedure, die nog lopende is in [F], een verklaring van verweerder van 10 februari 2010 overgelegd, met de volgende inhoud:
"Medische verklaring:
De heer [naam vader], geboren [...], is bij ons onder behandeling geweest in verband met een ernstige longziekten van 16 april 2009 tot aan zijn overlijden op 31 december 2009.
Tijdens zijn behandelperiode is patient, voor zover door mij als behandelend longarts te kunnen beoordelen, volledig toerekeningsvatbaar geweest. Alleen in de uren voor zijn overlijden is sprake geweest van duidelijk bewustzijnsverlies.
In vertrouwen u hiermee voldoende te hebben geinformeerd, verblijf ik u
Met vriendelijke groet,
Dr. [...], longarts"
Klager is van mening dat verweerder zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden, nu de verklaring zijns inziens allerminst `algemeen' te noemen is en dat de verklaring is overhandigd aan een persoon, die naar de mening van klager niet bevoegd was deze verklaring te ontvangen.
3. Het standpunt van klager en de klacht
Klager is van mening dat verweerder gebonden is aan zijn geheimhoudingsplicht en dat in 2014 gebleken is, dat er wel een verklaring is verstrekt waarin vermeld staat waaraan de vader van klager is overleden en waarin melding wordt gedaan over diens toerekeningsvatbaarheid. Klager vraagt om een ongedaanmaking van de verklaring. Hij heeft destijds hierover een gesprek aangevraagd met verweerder, maar deze heeft dat gesprek geweigerd.
4. Het standpunt van verweerder
Verweerder stelt, dat de arts ook een arts-patientrelatie heeft met de naasten van de patient. Hij ziet als `naasten' degenen die om de patient heen staan tijdens diens ziekte. De meeste informatie die de arts met de patient uitwisselt is vertrouwelijk van aard en die wordt alleen met de directe naasten van de patient gedeeld. De `naaste' is dan een persoon die met de patient meekomt naar gesprekken met de arts.
De patient in kwestie had gesteld na zijn echtscheiding geen contact met zijn kinderen en ex-echtgenote te wensen en had een andere persoon (een `naaste') bij zich in contacten met verweerder. Voor wat betreft de afgegeven verklaring heeft verweerder gesteld dat dit niet de eerste keer is dat dit gebeurde. Patient wilde vanwege zijn ernstige ziekte zijn zaken regelen en heeft dat duidelijk uit eigen vrije wil gedaan. Verweerder heeft voldoende ervaring en inzicht om te kunnen beoordelen of een patient wilsbekwaam is of niet. Verweerder heeft de verklaring op verzoek van de naaste persoon opgesteld, om ook duidelijk te maken dat de patient wilsbekwaam was tot kort voor zijn overlijden. In zijn ogen was het een algemene verklaring voor iemand die hij als naaste zag en die zich `naaste' noemde. Verweerder zegt hiervan te leren en dat het belangrijk is dat mensen die zeer ernstig ziek zijn en niet lang meer te leven hebben hun zaken goed willen regelen en dat goed onderbouwd doen. Dossiervoering is voor de verweerder daarbij heel belangrijk. Het is van belang om goed vast te leggen wie als de `naaste' van de patient moet worden gezien. In dit geval weet verweerder niet wat de naam is van de naaste aan wie hij de verklaring heeft afgegeven. Hij wist wel dat de verklaring zou worden gebruikt.
5. De overwegingen van het college
De tuchtrechter heeft, evenals de KNMG, als standpunt dat een behandelend arts geen verklaringen af mag geven over een eigen patient, waarbij hij een oordeel geeft over de medische geschiktheid of ongeschiktheid van een patient om bepaalde dingen wel of niet te doen. Door het afgeven van de bestreden verklaring heeft verweerder in strijd met deze regel gehandeld, nu hij, in de wetenschap dat de verklaring zou worden gebruikt, daarin duidelijk heeft willen maken dat de vader wilsbekwaam was om regelingen omtrent zijn nalatenschap te treffen. Verweerder is door de afgifte van de verklaring onderdeel geworden van de rechtsstrijd tussen aan aantal partijen omtrent de nalatenschap.
Verder overweegt het college nog het volgende.
Het beroepsgeheim van de behandelend arts `reikt over het graf heen' en nabestaanden en andere derden kunnen de arts niet van zijn geheimhoudingsplicht ontheffen (Richtlijnen KNMG, januari 2010, par. 3.6). De door verweerder verstrekte (medische) informatie mag alleen door de behandelend arts worden verstrekt als de overleden patient daarmee bij leven heeft ingestemd dan wel zijn instemming mocht worden verondersteld. Niet is gesteld of gebleken dat een uitdrukkelijke toestemming is verkregen. Evenmin is komen vast te staan dat de toestemming mocht worden verondersteld. Het enkele feit dat de verklaring is afgegeven aan iemand die in de laatste levensfase dicht bij de patient heeft gestaan, is daartoe ontoereikend. Het college is van oordeel dat verweerder - ook al heeft hij gemeend in het belang van de patient te handelen - met het verstrekken van deze medische verklaring zijn beroepsgeheim geschonden heeft.
De maatregel
Nu de klacht gegrond is bevonden, zal het college aan verweerder een maatregel opleggen. Het college acht de maatregel van waarschuwing passend. Het college overweegt daarbij dat verweerder oprecht heeft gemeend in het belang van zijn patient te handelen.
6. De beslissing
Het college:
- verklaart de klacht gegrond, als in de rechtsoverwegingen omschreven;
- waarschuwt verweerder en
- wijst de klacht voor het overige af.
Aldus beslist door mr. P. Vlaardingerbroek als voorzitter, mr. H.P.H. van Griensven als lid-jurist, dr. P.H.M.T. Olde Kalter, dr. G.A. Hoffland en dr. O.J. Repelaer van Driel als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. K. Hoebers-Provoost als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 6 januari 2016 in aanwezigheid van de secretaris.