Tuchtrecht | Geen of onvoldoende zorg | ECLI:NL:TGZRAMS:2015:121
ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2015:121
Datum uitspraak: 29-12-2015
Datum publicatie: 29-12-2015
Zaaknummer(s): 2015/125GZP
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beroepsgroep: Gezondheidszorgpsycholoog
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klagers verwijten de gezondheidszorgpsycholoog dat zij klager niet serieus heeft genomen, niet haar verantwoordelijkheid heeft genomen toen zij ziek werd en zich ten onrechte heeft voorgedaan als een specialist op het gebied van autisme. Afwijzing/Ongegrond.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE AMSTERDAM
Het college heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 17 april 2015 binnengekomen klacht van:
A,
en
B,
wonende te C,
k l a g e r s,
gemachtigde mr. I.W. van Osch, advocaat te Den Haag,
tegen
D,
GZ-psycholoog,
wonende te E,
v e r w e e r s t e r.
1. Het verloop van de procedure
Het college heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift met de bijlagen;
- het aanvullende klaagschrift;
- het verweerschrift;
- de correspondentie betreffende het vooronderzoek;
- het proces-verbaal van het op 12 augustus 2015 gehouden verhoor in het kader van het vooronderzoek;
- de brief van klager van 27 augustus 2015, binnengekomen op 28 augustus 2015, met bijlagen.
De klacht is ter openbare terechtzitting behandeld.
Partijen waren aanwezig.
Klagers werden bijgestaan door mr. Van Osch, voornoemd.
2. De feiten
Op grond van de stukken en hetgeen ter terechtzitting heeft plaatsgevonden kan van het volgende worden uitgegaan:
2.1. A (verder: klager) is naar F doorverwezen in verband met een mogelijk autistische stoornis, met verzoek over te gaan tot onderzoek en (zo nodig) behandeling.
2.2. Na aanmelding kreeg klager een uitnodiging voor een intake-gesprek met verweerster op 24 december 2013. Toen klager zich meldde voor deze afspraak, bleek deze niet door te gaan. Er werd een nieuwe afspraak gemaakt voor 30 december 2013.
2.3. De intake-afspraak van 30 december 2013 heeft plaatsgevonden. Klager kwam alleen naar deze afspraak. De conclusie van verweerster van het intake-gesprek luidde:
"(...)
Indruk en beschrijvende conclusie
48-jarige man met een onbewogen mimiek en teneergeslagen houding. Er is sprake van een algehele traagheid. Ook zijn intonatie is vlak. Op de voorgrond staat een Depressieve Stoornis, matig in ernst. Er spelen wanhoopsgevoelens ten aanzien van eigen tekortschieten naar zijn vrouw toe en de intense angst haar daardoor te verliezen. Patient heeft ook altijd al moeite gehad met sociale contacten, maar sinds bekend werd dat hij zijn vorige baan na 17 jaar zou kwijtraken is hij meer en meer inzichzelf gekeerd geraakt. Een normaal gesprek is inmiddels onmogelijk geworden. Was hij altijd al uiterst gevoelig voor kritiek, inmiddels ziet in alles een persoonlijke aanval die hij niet kan relativeren. Patient zit gevangen in negativiteit, passiviteit en algehele lusteloosheid.
Beleid
-Eerst PSA met het oog op medicamenteuze behandeling, maar ook tav de beeldvorming; Spelen er mogelijk meerdere factoren een rol in het ontstaan van deze Depressie (Huwelijkse dynamieken? Gezin van herkomst dat voorgoed uiteen is gevallen?)
-Psycho educatie met vrouw erbij tav een Depressieve stoornis
-Daarna kijken in hoeverre nader onderzoek naar ASS van toegevoegde waarde kan zijn
Classificatie volgens DSM-IV-TR
As I : Depressieve Stoornis, matig in Ernst
Later kan ASS worden overwogen
(...)"
2.4. Verweerster heeft hierop na een multidisciplinair overleg (MDO) besloten eerst een psychiatrisch consult in te plannen om te onderzoeken of de stemmingsproblematiek primair behandeling vereist, voordat zou worden overgaan tot verdere hypothesevorming.
2.5. Psychiater G concludeerde op 14 januari 2014 in haar verslag als volgt:
"(...) Het betreft een 48-jarige man, gehuwd, die zich meldt met de vraag of er sprake is van een stoornis in het autistisch spectrum. Patient heeft een blanco hulpverleningsvoorgeschiedenis
(...) Diagnostisch is sprake van een dysthyme stoornis bij vermoedens van een autisme spectrumstoornis.
DSM-IV classificatie-TR
As I: 300.4 dysthyme stoornis. DD ASS
As II: V71.09 geen
As III: geen
As IV: problemen binnen primair steungroep; werkproblemen
As V: GAF huidig: 51
(...)"
2.6. Hierna heeft op 10 februari 2014 een afspraak plaatsgevonden met verweerster, waarbij naast klager ook zijn vrouw B (verder: klaagster) aanwezig was. Verweerster heeft klagers in dat gesprek onder meer geadviseerd zich alvast in te lezen op het gebied van autisme en relatieproblemen en een boek van Sue Johnson aanbevolen. Daarna heeft op 24 februari 2014 nog een gesprek plaatsgevonden tussen klager en verweerster.
2.7. Op 10 maart 2014 zijn klagers samen op gesprek gekomen bij verweerster. Op dat moment was nog niet duidelijk wanneer het psychodiagnostisch (test)onderzoek definitief afgerond zou zijn en is opnieuw een vervolgafspraak bij verweerster ingepland.
2.8. Dit gesprek was aanvankelijk ingepland voor 11 april 2018 en is vervolgens verplaatst naar 18 april 2014. Klager had inmiddels de diagnose Asperger te horen gekregen van een collega van verweerster, H, die verantwoordelijk was voor het psychodiagnostisch testgedeelte. Op 17 april 2014 kreeg klager (telefonisch via klaagster) het bericht dat de afspraak van 18 april 2014 met verweerster ook niet door zou gaan. Klager heeft vervolgens verzocht op 18 april 2014 een telefonisch consult met verweerster te hebben en daarvoor een afspraak gemaakt. Het telefonische consult begon twintig minuten later dan afgesproken. Verweerster heeft klager tijdens dit gesprek medegedeeld dat hij aan de psycho-educatie-groep zou gaan deelnemen. Klagers hebben aan verweerster hun afkeur kenbaar gemaakt over hoe het traject tot dat moment was verlopen.
2.9. Op 28 april 2014 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen klagers en verweerster. Verweerster heeft er kort na aanvang van het gesprek haar collega behandelcooerdinator I bij geroepen ter regulering van het gesprek. Een aantal klachten van klagers is besproken. In dit gesprek heeft verweerster verteld dat zij ziek is. Klager heeft in dit gesprek aangegeven dat hij een andere therapeut wilde.
2.10. In een brief van verweerster en psychiater G van 29 april 2014 aan de huisarts van klager staat onder meer dat bij klager Asperger is gediagnosticeerd, dat klager zal deelnemen aan een psycho-educatie groep voor patienten met de diagnose Autisme Spectrum Stoornis alsmede dat klagers partner-relatie therapie zouden krijgen bij J, systeemtherapeut.
2.11. Klagers zijn hierna onder behandeling gekomen van J.
2.12. Klagers hebben op 9 februari 2015 een klacht ingediend bij F. Klagers hebben een gesprek gehad met de vestigingsmanager. Naar aanleiding van deze klacht heeft verweerster klagers op 24 maart 2015 een brief geschreven. Daarin schrijft ze onder meer:
"(...) Het was duidelijk dat het intaketraject niet ideaal is verlopen. Miscommunicatie was een feit alsook het besef dat niet iedere patient "matcht" met iedere hulpverlener en ik niet de meest geschikte hulpverlener voor jullie was. Eveneens heb ik fouten gemaakt. Daar heb ik zo spoedig mogelijk naar willen handelen door jullie over te dragen aan een collega. (...)"
3. De klacht en het standpunt van klagers
3.1. De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster:
a) klager niet serieus heeft genomen en onvoldoende naar hem heeft geluisterd;
b) zich voordoet als specialist op autismegebied, maar klager uiteindelijk niet heeft geholpen;
c) haar verantwoordelijkheid niet heeft genomen, toen zij ziek werd.
3.2. Klagers hebben toegelicht dat hun voornaamste klachtpunt is dat verweerster haar verantwoordelijkheid niet heeft genomen toen zij ziek werd. Zij heeft klagers niet doorverwezen naar een andere behandelaar. Dat gaf veel onrust en onduidelijkheid. Afspraken werden zomaar afgezegd, ook toen klager hier na zijn diagnosestelling juist behoefte aan had. Klager had zich vier dagen op de afspraak met verweerster voorbereid om de diagnose te kunnen bespreken en was hevig ontdaan toen deze niet doorging. Het kostte hem veel moeite om toch nog een telefonisch gesprek met verweerster te krijgen. De communicatie met verweerster verliep volgens klager slecht. Klager voelde afstand en had het gevoel dat er niet naar hem geluisterd werd. Klager ervoer veel druk en verweerster had volgens hem in haar handelen en communicatie onvoldoende oog voor zijn problemen op het gebied van autisme. Verweerster had verder onvoldoende dossierkennis. Klager heeft het gevoel dat hij in de vier maanden dat hij op consult kwam bij verweerster, niets aan haar heeft gehad.
4. Het standpunt van verweerster
Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.
5. De overwegingen van het college
5.1. Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard. In het tuchtrecht is persoonlijke verwijtbaarheid uitgangspunt.
5.2. Verweerster heeft in reactie op de klachtonderdelen toegelicht dat het niet juist is dat er in vier maanden tijd niets is gebeurd. Volgens klaagster heeft een zorgvuldig diagnostiektraject plaatsgevonden, waarbij is besloten om eerst steunende en structurerende gesprekken te voeren met klager. Na stabilisatie van zijn stemming zou nader onderzoek naar autisme kunnen plaatsvinden. Gezien de wachttijden kon dat onderzoek wel alvast worden ingepland. Na aanmelding van klager is in multidisciplinair team de te bewandelen koers besproken. Daarbij kan sprake zijn geweest van voortschrijdend inzicht. De vaststelling van Asperger indiceerde eerst deelname door klager aan de psycho-educatie groep.
5.3. Verweerster betwist dat haar dossierkennis onvoldoende was en dat er sprake was van desinteresse aan haar zijde. Wel erkent verweerster dat zij in de periode waarin klagers bij haar op gesprek kwamen verminderd beschikbaar was in verband met eigen somatische klachten. Hierdoor heeft zij er soms voor gekozen om afspraken met klager af te zeggen. De mate waarin hierover onbegrip en frustratie ontstond bij klagers heeft verweerster niet voorzien. Er zijn ook administratieve fouten gemaakt, waar zij niets van wist en niets aan kon doen. Volgens verweerster is de miscommunicatie (met name) ontstaan toen klager de diagnose Asperger van haar collega kreeg medegedeeld. Verweerster ging er vanuit dat klager daarbij tevens (voldoende) geinformeerd was over de psycho-educatie groep waar hij aan zou gaan deelnemen volgens het behandelplan. In het gesprek van 28 april 2014 heeft verweerster aangegeven zich een aantal klachtpunten aan te trekken en zaken beter af te stemmen. Voor haar gevoel is dat gesprek constructief beeindigd. Verweerster betwist ten slotte dat zij tegen J heeft gezegd dat ze geen vertrouwen zou hebben in klagers als koppel.
5.4. Het college stelt voorop dat vanaf het moment dat tussen klager en verweerster gesprekken zijn gevoerd, tussen hen een behandelrelatie is ontstaan. Dat klager nog in een diagnostisch traject zat en verweerster (in beginsel) nog geen therapeutische behandeling was gestart, doet daaraan niet af. Verweerster omschrijft zichzelf ook als hoofdbehandelaar van klager met als taak de cooerdinatie van het hulpverleningstraject. Zij heeft daarbij overigens wel al een aantal `interventies' verricht zoals onder meer het voeren van gesprekken met de partner van klager erbij en het adviseren aan klagers om zich alvast in te lezen in het onderwerp autisme en relatieproblemen met behulp van een door haar voorgedragen boek.
5.5. Naar het oordeel van het college valt er op het door verweerster geplande en gecooerdineerde traject vakinhoudelijk gezien weinig aan te merken. Verweerster heeft direct een psychiater ingeschakeld om eerst te laten onderzoeken of de door haar gesignaleerde stemmingsproblematiek primair behandeling vereiste, alvorens over te gaan tot verdere hypothesevorming. Klager is ook direct ingepland voor psychodiagnostisch onderzoek naar aanwezigheid van een autismespectrumstoornis. Dat verweerster afwachtend is geweest wat betreft de behandeling van de dysthyme stoornis, is gezien de omstandigheid dat het psychodiagnostisch onderzoek nog moest plaatsvinden en het relatief geringe tijdsverloop tussen het moment waarop het psychodiagnostisch onderzoek was afgerond en het laatste gesprek tussen klagers en verweerster op 28 april 2014, niet verwijtbaar.
5.6. Wel heeft verweerster binnen deze behandelrelatie naar het oordeel van het college - gezien de reden van aanmelding van klager en de vermoedens van verweerster op basis van de eerste gesprekken - in haar communicatie en bejegening van klager onvoldoende rekening gehouden met zijn (waarschijnlijk aanwezige) autistische stoornis. Verweerster had in dat verband het belang van de nauwkeurigheid bij het nakomen van afspraken en duidelijke communicatie meer moeten inzien en hiernaar moeten handelen. Met name bij de afzegging van de afspraak nadat klager de diagnose van Asperger medegedeeld had gekregen heeft zij zich naar het oordeel van het college onvoldoende rekenschap gegeven van de gevoelens en onzekerheden bij klager.
5.7. Verzachtend daarbij is wel de omstandigheid dat verweerster deze afspraak moest afzeggen om gezondheidsredenen. Zij heeft daarbij niet direct de noodzaak gezien haar begeleidende en cooerdinerende taken over te dragen aan een collega. Zij was er (kennelijk ten onrechte) vanuit gegaan dat haar collega H het vervolgtraject (de psycho-educatiegroep) reeds met klager had besproken. Verweerster mocht hierop op dat moment echter wel vertrouwen. Verweerster heeft ter terechtzitting verder laten blijken dat zij zelf ook beseft dat haar manier van optreden op onderdelen beter anders had gekund.
5.8. Dat verweerster zich op tuchtrechtelijk verwijtbare wijze als autisme expert heeft gepresenteerd, heeft het college niet kunnen vaststellen. Verweerster heeft ter zitting erkend dat zij het boek van Sue Johnson beter niet - vrijwel bij aanvang van de behandelrelatie - had kunnen aanbevelen, hetgeen het college onderschrijft, maar het advies dit boek te lezen leidt niet tot tuchtrechtelijke verwijtbaarheid.
5.9. Hoewel conclusie van het voorgaande is dat de communicatie en bejegening door verweerster beter had gekund, acht het college het handelen van verweerster niet dermate onzorgvuldig, dat sprake is van tuchtrechtelijke verwijtbaarheid. Nu verweerster met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg kan worden gemaakt, is de klacht in al haar onderdelen ongegrond.
6. De beslissing
Het Regionaal Tuchtcollege:
wijst de klacht af.
Aldus gewezen op 24 november 2015 door:
mr. W.A.H. Melissen, voorzitter,
dr. R.J. Takens, dr. C.H.J.A.M. van de Vijfeijken en drs. L.J.J.M. Geertjens, leden beroepsgenoten,
mr. dr. R.E. van Hellemondt, lid-jurist,
mr. C. Neve, secretaris,
en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 29 december 2015 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.
w.g. W.A.H. Melissen, voorzitter
w.g. C. Neve, secretaris