Gentherapie: een optie voor motorneuronziekte?


Home | Nieuws | Gentherapie: een optie voor motorneuronziekte?

Gentherapie: een optie voor motorneuronziekte?

Door: ALS-Centrum/Erik van Uden

17 december 2015
[IMG]

Het jaarlijkse ALS/MND symposium vond dit jaar plaats in Orlando, USA. Onder Motor Neuron Disease (MND) vallen zowel ALS, PLS als PSMA. Meer dan 800 wetenschappers, artsen en andere zorgverleners van over de hele wereld waren aanwezig om de laatste resultaten van onderzoek naar deze ziektes te
delen. Arts-onderzoekers van het ALS Centrum Nederland waren aanwezig. Arts-onderzoeker Perry van Doormaal doet verslag van een sessie over gentherapie:

Deze sessie beschreef mogelijkheden om het DNA, het erfelijk materiaal in de lichaamscellen, zo aan te passen dat schadelijke eiwitten niet meer of in een niet-schadelijke vorm gemaakt worden. Dit is een experimentele methode die voor ALS nog niet in de kliniek wordt toegepast. Sommige andere
ziekten, zoals SMA, lopen om verschillende redenen hierop een paar passen voor. Omdat we van de successen in het onderzoek van deze ziekten kunnen leren, behandelden twee van de drie sprekers nieuwe experimentele behandelingen op kinderen met SMA en wat dit kan betekenen voor de behandeling
van ALS.
Antisense oligonucleotide
Professor Krainer van het Cold Spring Harbor Laboratory in de Verenigde Staten vertelde over een nieuw ontwikkeld medicijn (een antisense oligonucleotide) voor SMA dat een deel van het SMN2-gen blokkeert. Hierdoor wordt het eiwit niet meer opgeknipt en werkt het beter. Het is getest in een
muismodel met SMA. Behandelde muizen bewogen veel meer en renden rond waar de onbehandelde muizen zeer weinig beweging vertoonden. Deze DNA-blokker werkt lang en hoeft maar twee maal per jaar gegeven te worden. Het betreft dus nog wel een muizenstudie en wordt nu bij patienten met SMA getest.

DNA-transport
Doctor Kaspar van de Ohio State universiteit in de Verenigde Staten presenteerde een nieuwe behandeling die bij kinderen met SMA wordt getest in een fase 1 studie. Hiervoor maken ze gebruik van onschadelijk gemaakte virussen die als postbestellers stukjes DNA in de cellen van patienten
afleveren. Het laboratorium van dr. Kaspar gebruikt speciale aangepaste virussen die gecontroleerd in zenuwcellen twee goede kopieen van het SMN2-gen afleveren. Hierdoor kun je door een eenmalige infusie van het virus voor lange tijd (misschien wel voor altijd) een goed werkend SMN2-gen
krijgen. Twaalf kinderen onder de 1 jaar, die normaal niet de kracht hebben om ooit te kunnen zitten (SMA type 1), hebben deze behandeling in een fase-1 studieopzet gekregen. Hoewel de studie is opgezet om te kijken of het veilig te geven is, bleken alle 12 kinderen vooruit te gaan in kracht
en functie, waarbij meerdere kinderen zelfs geleerd hebben om te zitten en om hun hoofd op te tillen. [Leden van Spierziekten Nederland betrokken bij SMA hebben hier eerder informatie over ontvangen.]

In deze presentatie werd ook onderzoek bij ALS muismodellen beschreven waarbij door DNA inbouw via deze virussen het ziekte-veroorzakend SOD1-eiwit werd onderdrukt. De muizen leefden hierdoor langer. Het is echter nog niet bij mensen geprobeerd, we weten nog niet of er een afweerreactie
optreedt of hoe het effect is als iemand al langer klachten heeft voordat de behandeling gestart wordt.
Muizen reageren, zoals in het verleden meerdere malen bleek, anders op sommige behandelingen dan mensen met ALS en positieve resultaten van hoeven dus niet te betekenen dat het bij mensen hetzelfde effect heeft.

Door doctor Biferi (Parijs, Frankrijk) werden de resultaten van een SOD1 blokker (antisense nucleotide) beschreven, die door een virus wordt ingebouwd in het DNA van ALS-muizen (muismodel met het SOD1-gen). Hierdoor werd de concentratie van het schadelijke afwijkende SOD1-eiwit in zenuwen
verminderd en leefden deze muizen 95% langer. Hierbij moet wel gemeld worden dat deze muizen meteen na de geboorte (dus voor het ontstaan van de klachten) al behandeld werden. Als de behandeling later gegeven werd, op het moment van de eerste klachten, is de overlevingswinst minder, maar met
58% nog steeds substantieel. Ook de kracht en beweging verbeterden.

Conclusie
Concluderend gaf deze sessie mooie voorbeelden van deze nieuwe manier van het behandelen van zenuwziekten met een erfelijke oorzaak. Maar wat betekent het voor de behandeling voor ALS? Hiervoor moeten we ons enkele zaken realiseren: SMA is een andere ziekte dan ALS. Bij een zeer groot gedeelte
van mensen met ALS is er geen pure erfelijke oorzaak die aangepakt kan worden. Wel zijn nieuwe ontdekkingen over het ontstaan van ALS, zoals de recent gevonden erfelijke oorzaak in het C9ORF72-gen, belangrijk omdat ze aangepakt kunnen worden met dit soort onderzoek. Ook is, met uitzondering
van het tweede onderzoek bij kinderen met SMA, het onderzoek uitgevoerd op muismodellen. Deze muizen reageren, zoals in het verleden meerdere malen bleek, anders op sommige behandelingen dan mensen met ALS en hoeft dus niet te betekenen dat het bij mensen hetzelfde effect heeft. Hoewel deze
punten belangrijk zijn om te realiseren, is gentherapie een vak in beweging met zeker mogelijkheden voor verder onderzoek bij ALS.

Lees de volledige verzie van dit verslag op de website van het ALS-Centrum