Van opvang naar integratie van asielmigranten
16-12-2015
Van opvang naar integratie van asielmigranten
Door gelijktijdig te werken aan huisvesting, taalverwerving, opleiding en werk verliezen overheden bij de integratie van asielmigranten met een status zo min mogelijk kostbare tijd.
Momenteel gaat de aandacht vooral uit naar de problemen rond de lokale opvang van nieuwe groepen asielzoekers, maar tegelijkertijd dringt zich een tweede fundamentele beleidsopgave op, namelijk de integratie van asielmigranten aan wie een verblijfsvergunning voor de Nederlandse samenleving
wordt verleend. Deze policy brief richt zich op deze categorie asielmigranten die statushouders worden genoemd.
De policy brief is onder andere gebaseerd op een unieke cohortstudie naar de positie van 33.000 in Nederland geregistreerde asielmigranten die tussen 1995-1999 een verblijfsvergunning kregen en minimaal tot 2011 in Nederland verbleven. Daarnaast is onderzoek verricht in elf gemeenten naar de
huidige praktijk van de integratie van statushouders. Het betreft Alkmaar, Amersfoort, Amsterdam, Den Haag, Deventer, Eindhoven, Goes, Heerenveen, Nijmegen, Rotterdam en Zwolle.
De belangrijkste conclusies over het recente verleden zijn:
* Veel statushouders hebben een ongunstige arbeidsmarktpositie en lopen de achterstand op andere groepen heel langzaam in. Na een verblijf van twee jaar in Nederland heeft slechts een kwart van de asielmigranten een betaalde baan van meer dan acht uur per week. En na vijf jaar heeft de helft
van de asielmigranten een baan van meer dan acht uur per week (zie bijlage: figuur 1).
* Onder jonge alleenstaande mannen is de geregistreerde criminaliteit hoger dan bij de rest van de bevolking. Dit is ook het geval onder asielmigranten. In vergelijking met autochtonen met dezelfde kenmerken (zoals leeftijd, geslacht en single) ligt de geregistreerde criminaliteit onder
statushouders echter op een lager niveau (zie bijlage: figuur 2). In de jaren 2001, 2006 en 2012 was het aandeel verdachten onder de asielmigranten respectievelijk 3,8 procent, 4,5 procent en 3,4 procent, terwijl dat aandeel onder autochtone Nederlanders schommelde rond 1,3 procent.
* Er is sprake van een grote dynamiek binnen de categorie statushouders. Een substantiele minderheid vertrekt na verloop van tijd weer uit Nederland. Maar een grote groep verblijft voor langere tijd in Nederland.
Deze conclusies en het onderzoek in elf gemeenten leiden tot de waarneming dat er geen tijd te verliezen is met het bespoedigen van de integratie van statushouders. Er moet worden voorkomen dat een grote groep statushouders langdurig afhankelijk wordt van de bijstand zoals nu nog te vaak
gebeurt (zie bijlage tabel 1). In de policy brief worden onder andere de volgende zes aanbevelingen uitgewerkt.
* Versterk de rol van gemeenten
Met het nieuwe inburgeringsbeleid (vanaf 1 januari 2013) is de gemeentelijke regierol verdwenen. Een meer actieve rol van de gemeenten is echter gewenst om het proces van integratie te versnellen en relevante partijen bij elkaar te brengen.
* Beter benutten van de periode in de opvangcentra
Er zou effectiever gebruik kunnen worden gemaakt van de periode dat asielmigranten in de centrale opvang verblijven. Vroege signalering van opleiding, arbeidskwalificaties en arbeidservaring is bevorderlijk voor een snelle integratie.
* Bespoedig het huisvestingsproces van statushouders
De woningvoorraad moet zo snel mogelijk worden vergroot. Hiervoor is het nodig dat zowel vormen van zelfstandige huisvesting als van tijdelijke en niet-zelfstandige bewoning worden ontwikkeld. Voor een goede integratie in de buurt zijn beginselen van kleinschaligheid, spreiding en een
goede mix van bewoners van belang. Voorkom daarnaast verdringing van bewoners door statushouders in de sociale huursector.
* Kies een parallelle aanpak
Om het integratieproces op tempo te houden verdient een parallelle aanpak de voorkeur boven een sequentiele aanpak. Het is van belang om aanpakken te bedenken waarin het leren van de taal, het krijgen van huisvesting, het volgen van een opleiding en (het vinden van) werk niet na elkaar,
maar op hetzelfde moment plaatsvinden.
* Stimuleer het behalen van een Nederlands diploma
Een snelle procedure van diplomawaardering is van groot belang. Ook initiatieven van onderwijsinstellingen om de aansluiting tussen het onderwijs en de achtergrond van statushouders te verbeteren zijn van betekenis. Dit neemt vaak de vorm aan van een voorbereidend jaar waarin aandacht
wordt besteed aan verbetering van de kennis van de Nederlandse taal en aan de voorbereiding op de opleiding die de student in het jaar erna gaat volgen.
* Houd rekening met beschikbaarheid van werk
Statushouders worden in principe over Nederland gespreid zonder rekening te houden met de mate waarin er voor hen lokaal wel of geen werk beschikbaar is. Het is het overwegen waard om een betere koppeling tot stand te brengen tussen statushouders en regionale arbeidsmarkten.
Deze Policy Brief is een gemeenschappelijk product van het SCP, het WODC en de WRR en is geschreven door prof. Godfried Engbersen (WRR), prof. Jaco Dagevos (SCP), dr. Roel Jennissen (WODC), drs. Linda Bakker (SCP/EUR) en dr. Arjen Leerkes (WODC), met medewerking van dr. Arend Ode en dr.
Jeanine Klaver van Regioplan.
Bijlage bij SCP/WODC/WRR Persbericht 16-12-2015 Figuren en Tabellen