De sociale staat van Nederland 2015
Verschuivingen binnen vrijetijdsbesteding
De sociale staat van Nederland 2015
Nederlanders geven hun leven met een 7,8 een mooi rapportcijfer. Sinds de crisis is de tevredenheid van de Nederlanders nauwelijks achteruit gegaan. We maken ons wel meer zorgen over de toekomst. Positief is dat we over het algemeen in goede gezondheid verkeren en de levensverwachting nog steeds toeneemt. Negatief is dat de koopkracht voor veel groepen Nederlanders nog niet geheel terug is op het niveau van voor de crisis. Het aantal uren dat we aan vrije tijd besteden is redelijk stabiel maar de invulling is minder divers geworden en de verschillen tussen diverse sociale groepen zijn aanzienlijk.
Dit zijn enkele belangrijke punten uit de SCP-publicatie De sociale staat van Nederland 2015. Dit tweejaarlijkse rapport geeft een beeld van de sociale situatie van een Nederland dat sterk veranderd door een toename van ruimtelijke contrasten en ingrijpende demografische veranderingen met sociale gevolgen op het gebied van (zelf)redzaamheid, zorg, wonen en pensioenen.
In dit artikel beschrijven we de conclusies op hoofdlijnen en richten we vervolgens de focus op de vrijetijdsbesteding van de Nederlanders.
Geen verdere achteruitgang in de kwaliteit van leven voor de meeste Nederlanders
In 2012 verslechterde de leefsituatie in Nederland, de eerste verslechtering in dertig jaar. Uit de meest recente gegevens blijkt dat de verslechtering daarna niet heeft doorgezet: in 2014 is de leefsituatie voor de meeste Nederlanders gelijk aan die in 2012. De economische crisis lijkt daarmee geen verdergaande verslechtering tot gevolg te hebben.
Aantal kwetsbare burgers na jarenlange stijging nu stabiel op een vijfde van de bevolking
Sinds het begin van de crisis is het aandeel kwetsbare burgers in Nederland gestegen, van 22% in 2008 tot 27% in 2013. In 2014 is het aandeel niet verder gestegen. Personen zijn kwetsbaar als zij deel uitmaken van een huishouden met weinig inkomen, laag opgeleid zijn, geen werk hebben of in slechte gezondheid verkeren. Groepen die te maken hebben met een grotere kans op een kwetsbare positie en een stapeling van kwetsbare posities zijn eenoudergezinnen (43%), niet-westerse migranten (42%) en huishoudens woonachtig in een achterstandswijk (41%).
De tevredenheid van de Nederlanders is nauwelijks achteruit gegaan sinds de crisis, wel zorgen over de toekomst
De tevredenheid met het leven in het algemeen is groot: gemiddeld geven Nederlanders er het rapportcijfer 7,8 aan. De afgelopen tien jaar zijn we iets gelukkiger geworden. Sinds het begin van de crisis in 2008 zijn we echter iets minder gelukkig geworden. De crisis heeft dus wel enig effect op het geluksgevoel in Nederland, maar dat effect is klein. Ook in Europees perspectief zijn we een gelukkig volkje. Opvallend is de relatief grote zorg in Nederland over de toekomst. De verwachting is dat de volgende generatie het eerder moeilijker dan makkelijker krijgt.
Nederlanders verkeren in meerderheid in goede gezondheid en de levensverwachting stijgt nog steeds
De gezondheid van de meeste Nederlanders is goed. De levensverwachting bij de geboorte stijgt nog steeds en is nu 83,3 jaar voor vrouwen en 79,9 jaar voor mannen. In de periode 2003-2013 is de levensverwachting voor vrouwen met 2,1 jaar gestegen en voor mannen met 3,2 jaar. De levensverwachting voor 80- jarigen laat over de jaren 2003-2011 een vrij snelle stijging zien.
De koopkracht van veel groepen Nederlanders nog niet geheel terug op het niveau van voor de crisis
Qua koopkrachtontwikkeling gingen in de periode 2004-2007 alle bevolkingsgroepen er nog op vooruit. Daarna werden de effecten van de economische crisis voelbaar. Veel groepen hebben zich hiervan nog niet helemaal hersteld. Dat geldt met name voor de winstinkomens (-5%), de eenverdienershuishoudens (-4%), de WW-uitkeringsgerechtigden (-4%), degenen met een prepensioen (-3%) en de alleenstaanden die jonger zijn dan 65 jaar (-3%). Deze groepen genoten in 2013 een lagere welvaart dan in 2004. Tot de categorie*n die er in vergelijking met 2004 op vooruit zijn gegaan, moeten vooral de tweeverdieners (+6%) worden gerekend, evenals de eenoudergezinnen, de niet-westerse migranten (beiden +4%) en de gepensioneerden (+3%).
De ruimtelijke contrasten binnen Nederland nemen toe
De ruimtelijke contrasten binnen Nederland nemen toe. Terwijl veel steden groeien en jongeren blijven aantrekken, doet zich in landelijke, perifere gebieden en een deel van de randgemeenten bevolkingsdaling en vergrijzing voor. Hoewel in steden zich enerzijds maatschappelijke problemen als armoede concentreren, kenmerken stedelijke gemeenten zich anderzijds ook door een hoog aandeel hoogopgeleiden, terwijl lager- en middelbaar opgeleiden vaker in matig of niet- stedelijke gemeenten wonen.
Er zijn in Nederland ingrijpende demografische veranderingen gaande met sociale gevolgen
Demografische ontwikkelingen als vergrijzing en verkleuring van de bevolking en verdunning van huishoudens hebben, zelfs al binnen een korte termijn van 15-20 jaar, grote gevolgen voor de leefsituatie met betrekking tot gezondheid, participatie, werken, recreatie, mobiliteit en wonen. Het aantal alleenstaanden stijgt veel sterker dan het aantal meerpersoonshuishoudens. Van de ruim 7,6 miljoen huishoudens in Nederland is 37% nu een eenpersoonshuishouden, 29% een meerpersoonshuishouden zonder kinderen, 34% een huishouden met kind(eren) en 7% een eenoudergezin. De vergrijzing gaat verder: het aandeel 65- plussers was in 2002 nog 13,6%, nu is dat bijna 18%. Ook zien we een verder stijgend aantal echtscheidingen: inmiddels eindigt 38% van de huwelijken in een echtscheiding.
Door de vergrijzing gaan ook consumptiepatronen veranderen; ouderen richten immers hun leven anders in en hebben andere behoeften dan gezinnen met kinderen of jonge tweeverdieners. Die veranderingen kunnen op vele terreinen zijn: eten en drinken, vrijetijdsbesteding en vakantie, vervoer, inrichting van de leefomgeving. Ook de multiculturaliteit van de Nederlandse samenleving doet op termijn nieuwe vragen opkomen, bijvoorbeeld hoe een goed antwoord te geven is op de woon- en zorgwensen van bejaarde burgers met uiteenlopende culturele en religieuze achtergronden. Door het stijgende percentage echtscheidingen zullen zich in meer gevallen pensioentekorten gaan voordoen, vooral bij vrouwen die niet economisch zelfstandig zijn.
Vrije tijd belangrijk voor kwaliteit van leven
Voor de kwaliteit van leven speelt (de invulling van) de vrije tijd een belangrijke rol. Iedereen heeft immers vrije tijd nodig om te ontspannen en bij te komen van het drukke leven van alledag, om leuke dingen te doen en vaardigheden en interesses te ontwikkelen. Harde nieuwe cijfers over hoeveelheid vrije tijd zijn ten opzichte van de vorige Sociale staat van Nederland niet beschikbaar. Die zijn er weer na uitvoering van het Tijdsbestedingsonderzoek van 2016. Dat is niet problematisch omdat de ontwikkelingen in de tijdsbesteding op hoofdlijnen niet snel veranderen.
Over de periode 1975-2000 nam de hoeveelheid vrije tijd gestaag af, maar deze afname stagneerde tussen 2000 en 2005. Tussen 2006 en 2011 steeg de hoeveelheid vrije tijd ogenschijnlijk, maar de toename van 46,9 naar 47,8 uur per week bleek statistisch niet significant. In 2011 werd, met 20,9 uur per week, het grootste deel van de vrije tijd aan mediagebruik besteed. Tussen 2006 en 2011 steeg bovendien de totale tijd besteed aan media, terwijl de tijd voor sociale contacten (verder) afnam. Ook daalde de reistijd in de vrije tijd van 4 uur in 2006 naar 3,6 uur in 2011. De tijd voor recreatieve activiteiten en ontspanning (13,5 uur) en maatschappelijke participatie (2,3 uur) was in 2011 nagenoeg gelijk aan die in 2006.
Sociale verschillen in de vrije tijdsbesteding
Net als op andere terreinen doen zich in de vrije tijd sociale verschillen voor. Een saillant verschil betreft dat tussen opleidingsgroepen. Veel vrije tijd was lange tijd een statussymbool, iets wat alleen de hogere klasse zich kon veroorloven. Inmiddels is dit patroon in veel westerse landen, waaronder Nederland, omgedraaid: doordat hoogopgeleiden veel tijd besteden aan betaalde arbeid en zorgtaken, hebben zij minder vrije tijd dan laagopgeleiden. Daarnaast zijn er verschillen tussen vrouwen en mannen, jong en oud, en is er een relatie tussen de hoeveelheid en besteding van de vrije tijd en (ervaren) gezondheid.
Keuzeproblemen in de vrije tijd
De vrije tijd en de besteding daarvan zijn een manier geworden om sociale status te behouden of verwerven. De diversiteit van de vrijetijdsbesteding laat duidelijke sociale verschillen zien. Mensen met een hogere opleiding hebben over het algemeen een grotere diversiteit aan vrijetijdsactiviteiten dan lagere-opleidingsgroepen. Gecombineerd met een kleinere hoeveelheid vrije tijd lijkt er bij deze groep een grotere druk te staan op de beschikbare vrije tijd: meer verschillende soorten activiteiten in minder tijd. Met een groeiend aanbod van opties biedt de vrijetijdsmarkt veel keuzemogelijkheden, maar mogelijk ook een keuzeprobleem, zeker wanneer de hoeveelheid vrije tijd beperkt is. De laatste trends (tot aan 2011) laten een vrijwel gelijkblijvende hoeveelheid vrije tijd zien, terwijl de diversiteit van de invulling van de vrije tijd door de jaren heen is afgenomen. Mogelijk komt dit door de toename in mediagebruik, aangezien de tijd die hiernaartoe gaat wel is toegenomen, maar deze activiteiten geen deel uitmaken van de maat van diversiteit.
Vrijetijdsbesteding van middengroepen
In eerdere besprekingen van de vrijetijdsbesteding is de positie van de middelbaar opgeleiden onderbelicht gebleven. Als middengroep vallen zij tussen de laag- en hoogopgeleiden in, maar de vraag is in hoeverre de term *middengroep* hier (nog) terecht is. Als het gaat om hoeveelheid en diversiteit van vrije tijd, dan is dit een passende term voor deze groep. Bij de tijd besteed aan media gingen de middelbaar opgeleiden van hekkensluiters naar de middenpositie (waarbij de laagopgeleiden, met de meeste tijd besteed aan mediagebruik, aan kop gaan). Daarbij lieten de personen met een middelbare opleiding een relatief sterke daling in de tijd voor sociale contacten zien. Bij sportdeelname zijn meer hoogopgeleiden wekelijks aan sport gaan doen, terwijl deze stijging bij de laag- en middelbaar opgeleiden niet te zien is. Wel sporten middelbaar opgeleiden meer dan lageropgeleiden. Bij cultuurdeelname hebben door de jaren heen weinig verschuivingen plaatsgevonden en staan de middelbaar opgeleiden tussen de andere twee groepen in: ze nemen meer aan cultuur deel dan laagopgeleiden, maar minder dan hoogopgeleiden.
Conclusie
Concluderend hebben er zich in de hoeveelheid vrije tijd geen grote veranderingen voorgedaan tussen de laatste metingen, maar binnen deelgebieden van de vrije tijd zijn er wel degelijk verschuivingen te zien. Het mediagebruik is toegenomen en met de snelle ontwikkelingen op dit gebied zijn in de toekomst verdere verschuivingen te verwachten. Sport en cultuur vormen een stabiel deel van het vrijetijdsrepertoire.
Link: http://www.scp.nl/Publicaties/Alle_publicaties/Publicaties_2015/De_sociale_staat_van_Nederland_2015