Uitspraak 201502961/1/A3

Tegen: de burgemeester van Den Haag

Proceduresoort: Hoger beroep

Rechtsgebied: Algemene kamer - Hoger Beroep - Verordeningen

ECLI: ECLI:NL:RVS:2015:3764

201502961/1/A3.

Datum uitspraak: 9 december 2015

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

de vereniging Vereniging Veterans MC Netherlands (hierna: VMC), gevestigd te Haren,

appellante,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 4 maart 2015 in zaak nr. 14/9184 in het geding tussen:

VMC

en

de burgemeester van Den Haag.

Procesverloop

Bij besluit van 24 juni 2014 heeft de burgemeester aan de Stichting Nederlandse Veteranendag vergunning verleend voor het houden van de Nederlandse Veteranendag.

Bij besluit van 21 augustus 2014 heeft de burgemeester het door VMC daartegen gerichte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

Bij uitspraak van 4 maart 2015 heeft de rechtbank het door VMC daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft VMC hoger beroep ingesteld.

De burgemeester heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 november 2015, waar de burgemeester, vertegenwoordigd door mrs. R.W.I. Alkema en P.M. Verhoeff, beiden werkzaam bij de gemeente, is verschenen.

Overwegingen

1. In de vergunning heeft de burgemeester onder meer het volgende opgenomen:

"Sinds 2010 neemt de Stichting Veteranen Motorrit met (maximaal) 250 deelnemers deel aan de veteranendag. In deze motorrit rijden onder politie-escorte individuele veteranen mee vanaf verzorgingsplaats Knorrestein aan de A12 richting het Malieveld. Hierbij is dit jaar de afspraak gemaakt dat de individuele deelnemers aan de motorrit niet de colours van de motorclub waaraan zij zijn verbonden, voeren. Veteranen die hechten aan het voeren van de eigen colours mogen op eigen gelegenheid richting het Malieveld afreizen. Ze worden daar tussen 09.00 en 11.30 uur opgevangen. Het Comité Nederlandse Veteranendag heeft de Stichting Veteranen Motorrit bij brief hierover geïnformeerd."

2. Op 27 mei 2014 heeft de Stichting Nederlandse Veteranendag de Stichting Veteranen Motorrijders te kennen gegeven dat op de Nederlandse Veteranendag in 2014 geen colours zullen worden toegelaten in de deputatie van de motorrit in het nationaal defilé en dat het verbod voortkomt uit de bestuurlijke maatregel die de burgemeester aan de Stichting Nederlandse Veteranendag heeft opgelegd, hetgeen de Stichting Nederlandse Veteranendag bij brief van 30 mei 2014 heeft bevestigd.

Bij brief van 18 juni 2014 heeft VMC bij de burgemeester bezwaar gemaakt tegen voornoemde maatregel. De burgemeester heeft die brief opgevat als bezwaar tegen het besluit van 24 juni 2014 en dat niet-ontvankelijk verklaard, omdat VMC een afgeleid belang heeft bij dat besluit en daarom geen belanghebbende is als bedoeld in artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht.

3. VMC betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de burgemeester ten onrechte haar bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard. Zij heeft een rechtstreeks belang bij de vergunning die de burgemeester aan de Stichting Nederlandse Veteranendag heeft verleend, omdat de omstandigheid dat haar leden bij deelname aan de motorrit de colours van de VMC niet mogen dragen leidt tot schending van haar grondrechten. Zij heeft eveneens een rechtstreeks belang, omdat dit in de vergunning is opgenomen. Uit bijlage 4 bij de vergunning, het veiligheids- en bereikbaarheidsplan, volgt ook dat de burgemeester voorafgaand eisen heeft gesteld aan de aanvraag om een vergunning. Dit volgt ook uit hetgeen namens de burgemeester naar de media is gecommuniceerd, aldus VMC.

3.1. Het betoog faalt. De rechtbank heeft terecht overwogen dat VMC een afgeleid belang heeft van het belang van de Stichting Nederlandse Veteranendag, die de vergunning heeft aangevraagd en aan wie de vergunning is verleend. Voor zover hetgeen onder overweging 1 is weergegeven is aan te merken als een voorschrift dat aan de vergunning is verbonden, regardeert dat de Stichting Nederlandse Veteranendag en niet VMC. Voorts is aan de vergunning het voorschrift verbonden dat de afspraken die zijn vastgelegd in het veiligheids- en bereikbaarheidsplan nauwgezet moeten worden nageleefd. In dat plan is de afspraak vermeld dat individuele deelnemers aan de motorrit niet de colours voeren van de motorclub waaraan zij zijn verbonden. Het veiligheids- en bereikbaarheidsplan is door de Stichting Nederlandse Veteranendag bij de aanvraag om een vergunning ingediend en was onderdeel van die aanvraag. Aldus kan niet anders worden geconcludeerd dan dat het de wens van de Stichting Nederlandse Veteranendag was dat individuele deelnemers aan de motorrit niet de colours voerden van de motorclub waaraan zij waren verbonden. Dat VMC andere wensen had op dit punt, maakt niet dat zij direct belanghebbende is.

VMC heeft daarnaast niet inzichtelijk gemaakt welk grondrecht is geschonden doordat haar leden niet in colours mochten deelnemen aan de motorrit. Voor zover zij beoogt te betogen dat dit het recht op vrijheid van meningsuiting is, geldt dat het haar leden vrij stond op eigen gelegenheid richting het Malieveld af te reizen. Ter zitting van de Afdeling heeft de burgemeester verduidelijkt dat motorrijders die de colours wilden voeren van de motorclub waaraan zij waren verbonden ook dezelfde route konden rijden als het nationaal defilé, maar zij enkel niet in het defilé onder politiebegeleiding konden meerijden. Aldus is er geen reële mogelijkheid dat VMC is geschaad in een belang ontleend aan het recht op vrijheid van meningsuiting.

Dat de burgemeester voorafgaand aan het indienen van de aanvraag voor de vergunning eisen zou hebben gesteld aan die aanvraag, is niet van belang. De Stichting Nederlandse Veteranendag heeft de vergunning aangevraagd met het veiligheids- en bereikbaarheidsplan waarin de afspraak is opgenomen dat individuele deelnemers aan de motorrit niet de colours voeren van de motorclub waaraan zij zijn verbonden. Verder is zij niet opgekomen tegen hetgeen onder overweging 1 is vermeld of het voorschrift dat in de eerste alinea van deze overweging is genoemd.

4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. F.C.M.A. Michiels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Reuveny, griffier.

w.g. Michiels w.g. Reuveny

lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 9 december 2015

622.