Rapport OESO: Nederlands onderwijs scoort zeer goed


09-12-2015 - Het Nederlandse onderwijs presteert in internationaal perspectief goed. Dat staat in het rapport Education at a Glance 2015 van de Organisatie van Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). In dit jaarlijkse rapport maakt OESO een vergelijking van onderwijsstelsels over de
hele wereld op basis van een breed scala aan statistische gegevens en indicatoren. Uit het rapport blijkt dat Nederlandse scholieren meer les krijgen dan hun leeftijdsgenoten in andere OESO-landen en dat ze met hun diploma goed voorbereid zijn op de arbeidsmarkt. Nederlanders zijn ook minder
vaak werkloos dan inwoners van andere OESO-landen met een vergelijkbaar opleidingsniveau.

Koppositie op vaardigheidsgebieden
Om het niveau van kennis en vaardigheden in kaart te brengen, neemt Nederland deel aan PIAAC (Programme for the international Assessment of Adult Competencies) van OESO. Dit is een grootschalig internationaal onderzoek, uitgevoerd in 24 landen, dat het niveau van taalvaardigheid,
rekenvaardigheid en probleemoplossend vermogen onder 16 tot 65-jarigen meet. Nederland neemt in dit onderzoek de tweede plaats in voor rekenvaardigheid en de derde plaats voor taalvaardigheid en probleemoplossend vermogen. Omdat Nederland consequent hoog scoort op alle vaardigheidsgebieden,
concludeert OESO dat Nederland samen met Finland, Noorwegen en Zweden op deze vaardigheidsgebieden een koppositie inneemt.

Wat zeggen deze uitkomsten over het mbo?
Nederlandse mbo-studenten doen het in internationaal perspectief zeer goed. De gemiddelde score van jongvolwassenen met een mbo-diploma ligt zelfs hoger dan de gemiddelde score van deelnemers met een afgeronde opleiding in het hoger onderwijs in sommige andere landen.
In vergelijking met mensen met een vergelijkbare beroepsopleiding in andere landen behalen Nederlandse mbo'ers gemiddeld de hoogste score van alle landen.
Ook op gebied van doorstroom naar hoger onderwijs en het verkrijgen van werk na het mbo behoort Nederland tot de internationale top. Opvallend is wel dat de verschillen in taalvaardigheid tussen algemeen vormend onderwijs (havo/vwo) en het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) in Nederland de op
een na grootste zijn van alle onderzochte landen. Alleen in Duitsland zijn deze verschillen groter.

Wat valt verder op?
Andere opvallende constateringen zijn:

* Het docentencorps in Nederland is relatief grijs. Ongeveer de helft van de docenten in de bovenbouw van havo, vwo en in het mbo is boven de 50 jaar. In andere OESO-landen is dat een derde.
* Het beroepsonderwijs in Nederland sluit goed aan bij de eisen van de werkpraktijk. Uit onderzoek naar de gevraagde taal- en rekenvaardigheden op het werk blijkt er nauwelijks sprake te zijn van over- of onderkwalificatie.

Reactie minister Bussemaker
Minister Bussemaker van OCW zegt over het onderzoek: "De resultaten tonen aan dat ons onderwijs een uitstekende basis legt voor een goede deelname aan de arbeidsmarkt en de samenleving. Door veranderende maatschappelijke ontwikkelingen en de invloed van ict op ons leven, blijft het
noodzakelijk dat iedereen minimaal over een startkwalificatie beschikt, want de komende dertig jaar blijft kennis de sleutel voor een succesvol Nederland."

Conclusie
Op belangrijke indicatoren, zoals toegankelijkheid, doorstroom, instroom arbeidsmarkt en bestrijding voortijdig schoolverlaten, scoort Nederland telkens ruim boven het EU- gemiddelde. Het onderzoek laat daarnaast zien dat het Nederlandse mbo in zijn huidige vorm in staat is om kwalitatief
hoogstaand onderwijs te leveren. Het mbo-onderwijsstelsel kan wedijveren met de beste systemen ter wereld en komt tegemoet aan de huidige eisen van een dynamische arbeidsmarkt.

Bijlage
Volledig rapport `Education at a glance 2015'

Bron/Auteur: