Tuchtrecht | Overige klachten | ECLI:NL:TGZRAMS:2015:114
ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2015:114
Datum uitspraak: 08-12-2015
Datum publicatie: 08-12-2015
Zaaknummer(s): 2014/308
Onderwerp: Overige klachten
Beroepsgroep: Arts
Beslissingen: Gegrond, (voorwaardelijke) schorsing inschrijving register
Inhoudsindicatie: Klacht van zorgverzekeraar tegen verweerder, een psychiater/psychotherapeut wegens indiening valse declaraties over de periode 2008-2011 en niet meewerken aan fraudeonderzoek. De zorgverzekeraar acht dit in strijd met het belang van een goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg. Zorgverzekeraar vraagt om doorhaling van verweerder van de inschrijving in het BIG-register. Schorsing.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE AMSTERDAM
Het college heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 10 september 2014 binnengekomen klacht van:
A.,
gevestigd te B,
k l a a g s t e r,
gemachtigde mr. H.J. Arnold, advocaat te Den Haag,
tegen
C,
arts, psychiater en psychotherapeut,
zonder vaste woon- of verblijfplaats,
destijds werkzaam te D,
v e r w e e r d e r,
gemachtigde mr. E.J.C. de Jong, advocaat te Utrecht.
1. Het verloop van de procedure
Het college heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift met de bijlagen;
- de correspondentie betreffende het vooronderzoek;
- de brief van de gemachtigde van verweerder, binnengekomen op 15 juni 2015;
- de brief van de gemachtigde van verweerder, binnengekomen op 17 september 2015, waarin hij bericht dat hij verweerder niet langer als raadsman bijstaat;
- de brief van de gemachtigde van verweerder, binnengekomen op 8 oktober 2015, waarin hij zich wederom als raadsman stelt en verzoekt om uitstel.
De klacht is ter openbare terechtzitting van 13 oktober 2015 gezamenlijk maar niet gevoegd behandeld met de klacht onder nummer 15/047. Het verzoek om uitstel van verweerder is afgewezen.
Partijen waren aanwezig. Klaagster werd bijgestaan door mr. Arnold voornoemd en verweerder werd bijgestaan de mr. De Jong voornoemd. Mr. De Jong heeft een toelichting gegeven aan de hand van een pleitnota die aan het college is overgelegd.
2. De feiten
Op grond van de stukken en hetgeen ter zitting heeft plaatsgevonden kan van het volgende worden uitgegaan:
2.1 Klaagster is een zorgverzekeraar in de zin van de Zorgverzekeringswet. Zij verricht werkzaamheden die door of krachtens de Zorgverzekeringswet aan haar zijn opgedragen. Een van de taken die de uitvoering van de Zorgverzekeringswet met zich meebrengt, is het verwerven van voldoende zekerheid omtrent rechtmatigheid en doelmatigheid van gedeclareerde zorg.
Verweerder staat ingeschreven in het BIG-register als arts, psychiater en psychotherapeut.
2.2 Klaagster en verweerder hebben op 8 januari 2008 een overeenkomst gesloten voor de duur van een jaar waarin vergoedingen zijn vastgesteld voor de levering van specialistische geestelijke gezondheidszorg door verweerder aan verzekerden van klaagster. Deze overeenkomst is daarna voor de duur van een jaar stilzwijgend verlengd.
2.3 Op 15 december 2009 hebben klaagster en verweerder een nieuwe overeenkomst gesloten met ingang van 1 januari 2010 voor de duur van een jaar. Deze overeenkomst is daarna stilzwijgend een jaar verlengd.
2.4 In 2010 en 2011 heeft door het Openbaar Ministerie een onderzoek plaatsgevonden naar fraude met persoonsgebonden budgetten (PGB) door, onder andere, verweerder. De bevindingen zijn neergelegd in de bestuurlijke rapportage Marque van maart 2011. In dit rapport staat onder meer het volgende vermeld:
"Tijdens het opsporingsonderzoek zijn bij de meeste onderzochte patienten van de verdachte psychiater geen aanwijzingen gevonden voor een stoornis en het lijkt er dan ook op dat zij niet of minder ernstig ziek zijn dan men doet voorkomen." (en blz. 6): "De deskundige concludeert bovendien dat de door de verdachte psychiater gestelde diagnoses "niet goed onderbouwd en vaag" zijn en dat de voorgeschreven (hoeveelheden en combinaties van) medicijnen indruisen tegen richtlijnen, niet geindiceerd of contraproductief zijn."
2.5 Op 18 januari 2011 is verweerder door de politie aangehouden als verdachte. Tot 18 juli 2011 heeft verweerder in voorarrest gezeten.
2.6 Verweerder heeft zich op 12 juli 2011 laten uitschrijven als psychiater uit het BIG-register. Op 22 februari 2012 heeft hij zich weer ingeschreven in het BIG-register als psychiater.
2.7 De Inspectie voor de Gezondheidszorg heeft bij bevel van 18 augustus 2011 verweerder bevolen zijn werkzaamheden als arts en psychotherapeut te staken. Dit bevel is wegens verbeterafspraken opgeheven op 13 februari 2012.
2.8 Naar aanleiding van onder meer de bestuurlijke rapportage Marque heeft klaagster een fraudeonderzoek tegen verweerder gestart. Bij brief van 17 december 2013 heeft klaagster onder meer het volgende geschreven aan verweerder:
"Het Openbaar Ministerie heeft een strafrechtelijk onderzoek uitgevoerd naar fraude met persoonsgebonden budgetten. U bent een van de verdachten in deze zaak, waarbij u valse diagnoses zou hebben gesteld die geleid hebben tot het afgeven van een indicatie voor AWBZ gerelateerde zorg. Vervolgens zijn op basis van die indicaties persoonsgebonden budgetten verstrekt.
U hebt bij A declaraties ingediend in het kader van de Zorgverzekeringswet. Bovenstaande is voor A dan ook aanleiding om deze declaraties nader te analyseren. Uit de analyse blijkt dat u opvallend veel dagen zorg verleent in vergelijking tot andere psychiaters. Daarnaast valt u op qua voorschrijfgedrag van geneesmiddelen en de kosten per patient. U schrijft aan veel personen geneesmiddelen voor, de kosten per declaratie en per patient zijn hoger dan gemiddeld en de voorschriften worden in verschillende regio's afgehaald. U behandelt daarnaast relatief veel patienten met een depressieve stoornis, er is sprake van relatief veel vervolg DCB's, er is sprake van veel dagen zorg en er is sprake van hoge kosten per patient. Dit is voor het bureau bijzonder onderzoek van A reden om een onderzoek uit te voeren naar uw declaraties over de periode 1 januari 2008 tot en met 31 december 2011. Het gaat om declaraties die aan u zijn betaald."
2.9 Bij brieven van 7 januari 2014, 27 januari 2014, 26 juni 2014 en 11 juli 2014 heeft klaagster verweerder verzocht te reageren. Klaagster heeft de brieven verstuurd naar het adres te D waar verweerder ten tijde van het versturen van de brieven ingeschreven stond in de Basisregistratie Personen (BRP).
2.10 Verweerder heeft niet gereageerd op de verzoeken tot medewerking van klaagster.
2.11 Bij dagvaarding van 3 september 2014 heeft klaagster gevorderd verweerder te veroordelen om aan haar te betalen EUR 316.579,00 in hoofdsom, met nevenvorderingen, wegens een tekortkoming in de nakoming van de samenwerkingsovereenkomst. Verweerder is in deze zaak openbaar gedagvaard omdat hij toen geen bekende woon- of verblijfplaats binnen of buiten Nederland had. Bij verstekvonnis van de rechtbank E van 7 januari 2015 zijn de vorderingen toegewezen.
3. De klacht en het standpunt van klaagster
De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder in strijd handelt met de norm als bedoeld in artikel 47 lid 1 onder b Wet BIG. Meer specifiek handelt verweerder klachtwaardig door geen medewerking te verlenen aan het door klaagster ingestelde fraudeonderzoek. Op grond van artikel 87 lid 1 van de Zorgverzekeringswet en het daarop gebaseerde artikel 7.4 lid 4 van de Regeling Zorgverzekering alsook op grond van de artikelen 8.3 en 8.4 van het algemeen deel van de samenwerkingsovereenkomsten is verweerder daartoe wettelijk en contractueel verplicht, aldus klaagster.
Klaagster verzoekt de doorhaling van verweerder in het BIG-register als arts en psychotherapeut.
4. Het standpunt van verweerder
Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.
5. De overwegingen van het college
5.1 Op grond van artikel 65 lid 1 sub c Wet BIG kan een zaak in eerste aanleg bij het regionale tuchtcollege aanhangig worden gemaakt door een schriftelijke klacht van degene bij wie of het bestuur van een instelling waarvan degene over wie wordt geklaagd, werkzaam of voor het verlenen van individuele gezondheidszorg ingeschreven is.
Zorgverzekeraars vallen onder deze categorie als zij met de betreffende beroepsbeoefenaar een overeenkomst tot het verlenen van zorg aan verzekerden hebben gesloten, zoals in het onderhavige geval. Klaagster kan derhalve in haar klacht worden ontvangen.
5.2 Klaagster heeft verweerder bij brieven herhaaldelijk verzocht te reageren op haar verzoek om mee te werken aan een fraudeonderzoek. Verweerder voert aan dat hij niet woonde op het adres dat door klaagster is gebruikt, dat het huis leeg stond, dat hij zijn post niet controleerde, dat de brieven niet aangetekend zijn verzonden, niet naar het (werk)adres dat in de overeenkomst staat vermeld en evenmin naar zijn email adres. Verweerder had een aversie tegen poststukken, omdat het haast altijd ging om slecht nieuws. Dit alles heeft ertoe geleid dat verweerder niet heeft gereageerd op de brieven van klaagster.
5.3 Een tot een bepaalde persoon gerichte verklaring moet, om haar werking te hebben, die persoon hebben bereikt. Nochtans heeft ook een verklaring die hem tot wie zij was gericht, niet of niet tijdig heeft bereikt, haar werking, indien dit niet of niet tijdig bereiken het gevolg is van zijn eigen handeling, van handelingen van personen voor wie hij aansprakelijk is, of van andere omstandigheden die zijn persoon betreffen en rechtvaardigen dat hij het nadeel draagt (artikel 3:37 Burgerlijk Wetboek).
Onduidelijk is of de brieven van klaagster verweerder daadwerkelijk hebben bereikt. De brieven zijn bij herhaling verstuurd naar het BRP-adres van verweerder en naar het adres van de ex-echtgenote van verweerder, waarvan verweerder ter zitting meldde dat hij daar verbleef.
Van het adres dat staat vermeld in de overeenkomst -het voormalig werkadres van verweerder- heeft verweerder ter zitting gezegd dat zijn praktijk is opgeheven en dat het adres is overgenomen door nieuwe instellingen.
Gelet op vorenstaande in onderling verband en samenhang bezien, is naar het oordeel van het collegedit mogelijk niet bereiken van de brieven van klaagster het gevolg van het eigen handelen van verweerder dan wel van andere omstandigheden die zijn persoon betreffen en welke rechtvaardigen dat hij het nadeel draagt.
Dit betekent dat klaagster voldoende heeft gedaan om verweerder te bereiken.
5.4 De tuchtnormen zoals neergelegd in artikel 47 lid 1 Wet BIG betreffen niet alleen handelen of nalaten in strijd met de zorg die men als beroepsbeoefenaar behoort te betrachten jegens de patient of de naaste betrekkingen (de eerste tuchtnorm), maar ook enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg (de tweede tuchtnorm). Dat handelen of nalaten moet dan voldoende weerslag hebben op de individuele gezondheidszorg. Ook hetgeen de zorgverlener verklaart over de verleende individuele gezondheidszorg en met name de declaraties die hij op basis daarvan verstuurt aan de zorgverzekeraar valtonder de reikwijdte van de tweede tuchtnorm (MvT Kamerstukken II 1985/86, 19 522, nr. 3, p. 75 en 76 en MvA, Kamerstukken II 1987/88, nr. 7, p. 97).
Dit betekent dat het handelen van verweerder, dat weerslag heeft op de gezondheidszorg, in het onderhavige geval onder de tweede tuchtnorm kan worden getoetst.
In het algemeen belang van de gezondheidszorg is immers dat de zorgverzekeraar de gelegenheid krijgt om -indien gegronde redenen daartoe zijn- een onderzoek te doen naar het declaratiegedrag van de hulpverlener.
Gelet op het feit dat verweerder als verdachte is aangemerkt in een strafrechtelijk onderzoek naar fraude in de zorg, had klaagster een gegronde reden een onderzoek naar verweerder in te stellen. Nu verweerder niet meewerkt aan een dergelijk onderzoek, handelt verweerder daarom in strijd met de tweede tuchtnorm.
Het verweer dat alle medische gegevens door het Openbaar Ministerie in beslag zijn genomen en dat mitsdien geen medewerking kon worden verleend aan het verzoek van klaagster, treft geen doel. Aan het Openbaar Ministerie had een verzoek gedaan kunnen worden tot afgifte van (bepaalde) stukken, eventueel in samenspraak met klaagster.
5.5 De conclusie van het voorgaande is dat de klacht gegrond is. Verweerder heeft gehandeld op een wijze die een goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg in het algemeen schaadt, ingevolge artikel 47 lid 1 sub b van de Wet BIG.
5.6 Het college houdt bij de oplegging van de maatregel rekening met de ernst van het aan verweerder gemaakte verwijt. Verweerder dient zich als beroepsbeoefenaar toetsbaar op te stellen. Het in strijd met een contractuele verplichting niet meewerken aan een fraudeonderzoek door een zorgverzekeraar op basis van een serieuze verdenking is met deze gehoudenheid in strijd. Door geen gehoor te geven aan oproepen tot medewerking aan een dergelijk onderzoek, het zich daarvoor dus niet open te stellen laat staan opheldering te verschaffen, wordt de effectiviteit en uitkomst van dit onderzoek immers bij voorbaat gefrustreerd. De zorgverzekeraar is hierdoor niet alleen als contractspartij geblokkeerd in haar belang bij nakoming van de samenwerkingsovereenkomst, maar bovendien in diens toezichthoudende taak betreffende het rechtmatig karakter van de ontvangen en te betalen declaraties en in dat kader de bestrijding van declaratiefraude. Declaratiefraude brengt de integriteit van de individuele gezondheidszorg in diskrediet. Aldus wordt ernstige schade toegebracht aan het vertrouwen in de individuele gezondheidszorg. De patient mag erop vertrouwen dat de arts de kosten van een behandeling juist declareert, mede om daardoor als patient zelf ook niet in de problemen te komen, en dat de arts ook in het kader van de declaratie juiste informatie geeft over de gegeven diagnose en behandeling. Daarom is de beroepsbeoefenaar gehouden zich ook wat zijn declaratiegedrag betreft toetsbaar op te stellen jegens de zorgverzekeraar met wie hij een samenwerkingsovereenkomst heeft, en dus te verklaren over en inzicht te geven in de declaraties die hij op basis van verleende individuele gezondheidszorg verstuurt aan de verzekeraar. Het bestaan dan wel mogelijk ontstaan van een strafrechtelijke verdenking doet aan deze gehoudenheid in beginsel niet af.
5.7 Het college rekent verweerder het schenden van deze gehoudenheid zwaar aan. In beginsel acht het college voor dit tuchtrechtelijk verwijt een al dan niet voorwaardelijke schorsing de passende maatregel.
5.8 Bij de beoordeling van de laakbaarheid wordt tevens betrokken het ontbreken van enige zelfreflectie bij verweerder. Verweerder lijkt zich te verschuilen achter externe omstandigheden en heeft op geen enkele wijze verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelwijze. Evenmin heeft hij enige vorm van betrokkenheid getoond bij het voornoemde aanzienlijke maatschappelijke belang dat hier in het geding is.
5.9 Daarbij wordt in aanmerking genomen het feit dat verweerder in 2010 als psychiater een tuchtrechtelijke maatregel opgelegd heeft gekregen wegens het onbereikbaar zijn voor de klaagster in die zaak.
5.10 Alles overziend, acht het college een onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van een jaar noodzakelijk. De op te leggen maatregel betreft verweerder in zijn hoedanigheid van arts en psychiater nu de overeenkomst tussen partijen is gesloten in zijn hoedanigheid van arts en psychiater.
5.11 Voor zover de klacht gericht is tegen verweerder in zijn hoedanigheid van psychotherapeut, zal dezer worden afgewezen, nu het college deze onvoldoende onderbouwd acht.
6. De beslissing
Het Regionaal Tuchtcollege:
-verklaart de klacht gericht tegen verweerder in zijn hoedanigheid van psychotherapeut ongegrond;
-verklaart de klacht gericht tegen verweerder in zijn hoedanigheid van arts en psychiater gegrond;
-schorst de inschrijving van verweerder in het BIG-register als arts en psychiater voor de duur van een jaar;
-bepaalt voorts dat de beslissing ingevolge artikel 71 van de Wet BIG in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en aan de tijdschriften: Medisch Contact, Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Tijdschrift Gezondheidszorg Jurisprudentie en De Psychiater.
Aldus gewezen op 13 oktober 2015 door:
mr. P.J. van Eekeren, voorzitter,
dr. C.M. Sonnenberg, T. van der Veer, dr. M.H. Braakman, dr. C.H.J.A.M. van de
Vijfeijken, P. Citroen en dr. R.J. Takens, leden-beroepsgenoten,
mr. S. Colsen, lid-jurist,
mr. S.S. van Gijn, als secretaris,
en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 8 december 2015 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.
w.g. P.J. van Eekeren, voorzitter
w.g. S.S. van Gijn, secretaris