Westfriese roofkunst in Oekraine, maar onbereikbaar


7-12-2015

De in 2005 gestolen kunst uit het Westfries Museum in Hoorn bevindt zich in Oekraine.

Boerenbruiloft van Hendrik Bogaert

Maar alle pogingen om de geroofde 17e eeuwse schilderijen naar Hoorn terug te krijgen zijn gestrand. Contacten met de huidige bezitters van de roofkunst en diplomatieke inspanningen tot op het hoogste niveau hebben tot niets geleid. Omdat de collectie aan anderen dreigt te worden verkocht en
in steeds slechtere staat verkeert, zoekt Hoorn nu de (internationale) publiciteit. Dit om potentiele kopers af te schrikken en de handelswijze van de Oekraiense kunstcriminelen, die contacten hebben tot op het hoogste politieke niveau, bloot te leggen.

In de nacht van 9 op 10 januari 2005 werden bij een roof in het Westfries Museum 24 schilderijen en 70 stukken zilverwerk gestolen, het hart van de 17e en 18e eeuwse collectie. Jarenlang heeft de gemeente Hoorn gehoopt dat de schilderijen en het zilver teruggevonden zouden worden. Vorig jaar
dook er voor het eerst een gestolen schilderij op een website in Oekraine op. In juli 2015 melden zich op de Nederlandse ambassade in Kiev twee personen die zeggen te spreken namens een Oekraiens vrijwilligersbataljon. Deze OUN-militie beweert de volledige collectie gestolen schilderijen uit
het Westfries Museum in bezit te hebben. Een foto van een van de schilderijen met daarop een actuele Oekraiense krant is daarvan het bewijs.

De militie verklaart zich onder voorwaarden bereid de schilderijen aan Nederland over te dragen, echter wel buiten de Oekraiense autoriteiten om.
Nadat de ambassade de Nederlandse politie en justitie op de hoogte hebben gebracht, besluiten die de gemeente Hoorn de kans te geven om zelf in gesprek te gaan met de bezitters van de roofkunst. Omdat de gemeente Hoorn hier geen ervaring mee heeft, schakelt zij de heer Arthur Brand in,
gespecialiseerd in kunstcriminaliteit en het opsporen van gestolen kunst.

Verkeerde verwachtingen waarde

Brand merkt in de eerste contacten dat de huidige bezitters volstrekt onrealistische gedachten hebben over de waarde van de gestolen schilderijen. Zij schatten die in op 50 miljoen; Brand legt bij zijn Oekraiense contacten een onderzoeksrapport op tafel waaruit blijkt dat de hele collectie op
basis van recente veilingopbrengsten van vergelijkbare werken van dezelfde schilders moet worden geschat op minimaal 250.000 euro en maximaal ruim 1,3 miljoen euro, mits in goede staat. Omdat dat laatste niet het geval lijkt, schat hij de actuele marktwaarde in op ten hoogste 500.000 euro.
Namens de gemeente Hoorn biedt Brand de militie een onkostenvergoeding aan, maar krijgt nooit een reactie op dat aanbod. De tegenpartij gaat uit van een vindersloon van 5 miljoen euro en neemt met minder geen genoegen.
De gemeente dringt er dan bij het ministerie van Buitenlandse Zaken op aan te proberen langs diplomatieke kanalen schot in de zaak te brengen. Er vinden gesprekken op het hoogste politieke niveau plaats. Ook dat spoor loopt dood. Inmiddels zijn er zeer serieuze signalen dat de huidige
bezitters van de roofkunst deze proberen te verkopen aan anderen. Uit nader onderzoek van Brand wordt duidelijk dat er achter het vrijwilligersbataljon nog andere hooggeplaatste personen schuil gaan. De gestolen kunst is een speelbal in een ondoorzichtig politiek krachtenveld in Oekraine,
waarin sprake is van een interne strijd om de macht, vriendjespolitiek en corruptie.

Noodklok

Het Westfries Museum heeft maar een belang: de geroofde kunst zo spoedig mogelijk terug in Hoorn voordat deze versnipperd raakt of in nog slechtere staat komt, aldus museumdirecteur Ad Geerdink.`We hebben er alles aan gedaan en zitten nu op dood spoor. Nu de kunstwerken opnieuw lijken te
verdwijnen willen we de noodklok luiden. Om potentiele kopers te laten weten dat zij roofkunst van doen hebben en een juist beeld te geven van de werkelijke waarde van de kunstwerken. Maar ook om het signaal te geven dat deze kunstwerken nergens anders thuis horen dan in Hoorn. Ze zijn van
onschatbare waarde voor het verhaal dat wij vertellen over de ongekend boeiende periode van de Gouden Eeuw in Westfriesland.'

Burgemeester Yvonne van Mastrigt spreekt de hoop uit dat de Oekraiense regering beseft dat zij hier een verantwoordelijkheid heeft en een belangrijke rol kan spelen om de roofkunst naar Hoorn terug te krijgen.

Verdere informatie

Beelden van alle gestolen werken zijn te vinden op www.wfm.nl/gestolen-kunst

Bijlage: tijdlijn

Januari 2014: Een Nederlandse rechercheur ontdekt een van de verdwenen doeken in kleur op een mysterieuze Oekraiense website. Het gaat om het doek Rebecca en Eliezer van Jan Linsen. Omdat het Westfries Museum alleen over zwart-wit foto's beschikt, is dit voldoende bewijs dat het om een van
de gestolen doeken gaat.
Juli 2015: Bij de Nederlandse ambassade in Kiev komt een telefoontje van iemand die zegt te spreken namens het Oekraiense vrijwilligersbataljon Saint Mary en dat dit bataljon de voltallige collectie gestolen schilderijen in bezit heeft.
4 augustus: Eerste ontmoeting tussen twee vertegenwoordigers van vrijwilligersbataljon en Arthur Brand, gevolgd door diverse contacten.
September: Verzoek directie museum aan Nederlandse ambassadeur in Oekraine om langs diplomatieke weg het proces vlot te trekken. Ook buitenlandse inlichtingendiensten worden op de hoogte gesteld via de contacten van Arthur Brand.
Oktober: Goed ingevoerde informanten berichten Brand dat de leider van de extreemrechtse partij Svoboda, Oleh Tyahnybok, achter de schermen de touwtjes in handen heeft. Ook valt meermalen de naam van Valentyn Nalyvaichenko, voormalig hoofd van de Geheime Dienst.
November: Onderhandelingen leiden niet tot resultaat. Brand krijgt signalen dat een groep buitenlandse criminelen een collectie van 16 Hollandse meesters krijgt aangeboden. Uit de bijgeleverde foto blijkt dat het om werken uit het Westfries Museum gaat. Daarnaast is er ook een Oekraiense
advocaat die de schilderijen via buitenlandse kanalen probeert af te zetten.

Betrokkenen