Tuchtrecht | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose | ECLI:NL:TGZCTG:2015:359

ECLI:NL:TGZCTG:2015:359

Datum uitspraak: 03-12-2015

Datum publicatie: 04-12-2015

Zaaknummer(s): c2015.089

Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose

Beroepsgroep: Arts

Beslissingen:

Inhoudsindicatie: Klacht tegen een psychiater. Klager verwijt de psychiater dat hij een valse geneeskundige verklaring heeft opgesteld. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af, het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

---------------

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2015.089 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

O., psychiater, werkzaam te L., verweerder in beide instanties,

gemachtigde: mr. W.R. Kastelein, advocaat te Zwolle.

1. Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft op 26 juni 2014 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle tegen O. - hierna de psychiater - een klacht ingediend. Bij beslissing van 2 februari 2015, onder nummer 120/2014 heeft dat College de klacht afgewezen.

Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen.

De zaak is in hoger beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaken C2015.037, C2015.064, C2015.066, C2015.067, C2015.086, C2015.087, C2015.088, C2015.090, C2015.091, C2015.092, C2015.110, C2015.112 en C2015.113 behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 29 oktober 2015, waar de psychiater en zijn gemachtigde zijn verschenen. Klager is, zonder kennisgeving vooraf, niet verschenen.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

2. FEITEN

Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klager, geboren in 1988, is bekend met schizofrenie van het paranoide type. Tevens is sprake van alcohol- en cannabisafhankelijkheid. Klager gebruikt sinds 2011 geen antipsychotica meer. Hij heeft geen ziektebesef en -inzicht. Hij is in zijn ogen niet ziek en medicatie is naar zijn mening niet nodig.

In 2010 is klager opgenomen geweest met een IBS en later een voorlopige machtiging wegens psychose met toenemend agressief gedrag. Sindsdien is klager in psychiatrische zorg.

Op 13 mei 2013 heeft verweerder een geneeskundige verklaring opgesteld met het oog op verkrijging van een voorwaardelijke machtiging als bedoeld in artikel 14a, vierde lid, van de Wet BOPZ.

3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerder -zakelijk weergegeven- dat hij op 22 mei (bedoeld zal zijn 13 mei 2013, RTC) een valse geneeskundige verklaring zou hebben opgesteld met de bedoeling klager in een psychiatrische instelling te doen opnemen. Verweerder zou ten onrechte, omdat hij niet het onderzoek heeft verricht voor een geneeskundige verklaring, hebben geoordeeld dat klager schizofreen was en hij zou ten onrechte op 22 mei (bedoeld zal zijn 13 mei 2013, RTC) een verklaring hebben verstrekt.

4. HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerders raadsvrouw voert -zakelijk weergegeven- aan dat dit de derde tuchtprocedure is die klager aanspant tegen een groot aantal, deels dezelfde, behandelaren die zij allen bijstaat met in grote lijnen steeds dezelfde verwijten. Verweerders kunnen zich niet aan de indruk onttrekken dat iedere keer dat zij verweer voeren en daarbij relevante dossierstukken overleggen van klager de reactie krijgen dat hij oude en nieuwe klachten indient tegen verweerders en tegen nieuwe artsen die hij in het dossier tegenkomt.

Verweerders raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat dit niet het doel kan zijn van tuchtrecht. Zij stelt zich op het standpunt dat klager misbruik maakt van zijn recht om te klagen en verzoekt het college klager niet-ontvankelijk te verklaren in zijn klacht.

Indien en voor zover het college dit verzoek niet zou honoreren verzoekt verweerders raadsvrouw de klacht af te wijzen. Voor zover nodig wordt hierna meer specifiek op het inhoudelijke verweer ingegaan.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1

Met betrekking tot het niet-ontvankelijkheidsverweer overweegt het college het volgende. Dit verweer slaagt niet.

Artikel 51 Wet BIG (ne bis in idem) verhindert al deels dat misbruik wordt gemaakt van het recht tot klagen.

Het klaagschrift, samen met de aanvullingen daarop voldoet aan de daaraan ingevolge artikel 4 van het Tuchtrechtbesluit te stellen eisen. Bijzondere, de onderhavige verweerder betreffende omstandigheden die zouden kunnen leiden tot de conclusie dat in deze zaak het recht tot klagen wordt misbruikt zijn gesteld noch gebleken. Dus dient de klacht door het college in behandeling genomen te worden.

5.2

Met betrekking tot de gegrondheid van de klacht wijst het college er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.3

Verweerder heeft met betrekking tot klager op 13 mei 2013 een geneeskundige verklaring ter verkrijging van een voorwaardelijke machtiging opgesteld.

Volgens vaste jurisprudentie dienen rapportages als de onderhavige te voldoen aan de volgende eisen:

1. Het rapport vermeldt de feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het berust;

2. Het rapport geeft blijk van een geschikte methode van onderzoek om de voorgelegde vraagstelling te beantwoorden;

3. In het rapport wordt op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet op welke gronden de conclusies van het rapport steunen;

4. Het rapport vermeldt de bronnen waarop het berust, daaronder begrepen de gebruikte literatuur en de geconsulteerde personen;

5. De rapporteur blijft binnen de grenzen van zijn deskundigheid.

Bij de toetsing van de rapportage toetst het tuchtcollege ten volle of het onderzoek door de psychiater uit het oogpunt van vakkundigheid en zorgvuldigheid de tuchtrechtelijke toets der kritiek kan doorstaan. Ten aanzien van de conclusie van de rapportage wordt beoordeeld of de psychiater in redelijkheid tot zijn conclusie heeft kunnen komen.

5.4

De geneeskundige verklaring van 13 mei 2013 ten behoeve van de voorwaardelijke machtiging doorstaat deze toets. Zo heeft verweerder kennis genomen van het dossier van klager, overleg gehad met diens behandelend psychiater en eigen psychiatrisch onderzoek gedaan. Klager stelt eigenlijk alleen dat verweerder geen eigen onderzoek heeft gedaan hetgeen (in dit geval) feitelijk onjuist is.

5.5

Gelet op het voorgaande is de klacht kennelijk ongegrond en dient als volgt te worden beslist.

6. DE BESLISSING

Het college wijst de klacht af.

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

4. Beoordeling van het hoger beroep

4.1 In hoger beroep heeft klager, zo begrijpt het Centraal Tuchtcollege, zijn klacht herhaald.

4.2 De psychiater heeft geen (nader) verweer gevoerd.

4.3 Het Centraal Tuchtcollege is met het Regionaal Tuchtcollege van oordeel dat de geneeskundige verklaring van 13 mei 2013 voldoet aan de criteria die voortvloeien uit de vaste jurisprudentie van dit college.

De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege voorts geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, mr. W.P. Bruinsma en mr. J.P. Fokker, leden-juristen en dr. C.J. Brenkman en prof. dr. P.P.G. Hodiamont, leden- beroepsgenoten en mr. M.W. van Beek, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van

3 december 2015. Voorzitter w.g. Secretaris w.g.