Tuchtrecht | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2015:362
Datum uitspraak: 03-12-2015
Datum publicatie: 04-12-2015
Zaaknummer(s): c2015.092
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beroepsgroep: Arts
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen een psychiater. Klager verwijt de psychiater dat hij tijdens een rechtszitting onjuiste informatie heeft verschaft. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af, het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.
---------------
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2015.092 van:
A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,
tegen
U., psychiater, werkzaam te L., verweerder in beide instanties,
gemachtigde: mr. W.R. Kastelein, advocaat te Zwolle.
1. Verloop van de procedure
A. - hierna klager - heeft op 26 juni 2014 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle tegen U. - hierna de psychiater - een klacht ingediend. Bij beslissing van
2 februari 2015, onder nummer 123/2014, heeft dat College de klacht afgewezen.
Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. Van de zijde van de psychiater is een gemotiveerd verweerschrift ingediend.
De zaak is in hoger beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaken C2015.037, C2015.064, C2015.066, C2015.067, C2015.086, C2015.087, C2015.088, C2015.089, C2015.090, C2015.091, C2015.110, C2015.112 en C2015.113 behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 29 oktober 2015, waar de gemachtigde namens de psychiater is verschenen. Klager is, zonder kennisgeving vooraf, niet verschenen.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.
2. FEITEN
Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.
Klager, geboren in 1988, is bekend met schizofrenie van het paranoide type. Tevens is sprake van alcohol- en cannabisafhankelijkheid. Klager gebruikt sinds 2011 geen antipsychotica meer. Hij heeft geen ziektebesef en -inzicht. Hij is in zijn ogen niet ziek en medicatie is naar zijn mening niet nodig.
In 2010 is klager opgenomen met een IBS en later een RM wegens psychose met toenemend agressief gedrag. Sindsdien is klager in psychiatrische zorg.
Verweerder is tijdens de zitting op 21 mei 2012 aanwezig geweest en heeft geantwoord op vragen van de rechter en de advocaat van klager.
3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT
Klager verwijt verweerder -zakelijk weergegeven- dat hij op de rechtszitting van 21 mei 2012 onjuiste informatie zou hebben verstrekt over hallicuneren door klager terwijl klager niet eens wist dat hij zijn psychiater was.
4. HET STANDPUNT VAN VERWEERDER
Verweerders raadsvrouw voert -zakelijk weergegeven- aan dat dit de derde tuchtprocedure is die klager aanspant tegen een groot aantal, deels dezelfde, behandelaren die zij allen bijstaat met in grote lijnen steeds dezelfde verwijten. Verweerders kunnen zich niet aan de indruk onttrekken dat iedere keer dat zij verweer voeren en daarbij relevante dossierstukken overleggen van klager de reactie krijgen dat hij oude en nieuwe klachten indient tegen verweerders en tegen nieuwe artsen die hij in het dossier tegenkomt.
Verweerders raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat dit niet het doel kan zijn van tuchtrecht. Zij stelt zich op het standpunt dat klager misbruik maakt van zijn recht om te klagen en verzoekt het college klager niet-ontvankelijk te verklaren in zijn klacht.
Indien en voor zover het college dit verzoek niet zou honoreren verzoekt verweerders raadsvrouw de klacht af te wijzen. Voor zover nodig wordt hierna meer specifiek op het inhoudelijke verweer ingegaan.
5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE
5.1
Met betrekking tot het niet-ontvankelijkheidsverweer overweegt het college het volgende. Dit verweer slaagt niet.
Artikel 51 Wet BIG (ne bis in idem) verhindert al deels dat misbruik wordt gemaakt van het recht tot klagen.
Het klaagschrift, samen met de aanvullingen daarop voldoet aan de daaraan ingevolge artikel 4 van het Tuchtrechtbesluit te stellen eisen. Bijzondere, de onderhavige verweerder betreffende omstandigheden die zouden kunnen leiden tot de conclusie dat in deze zaak het recht tot klagen wordt misbruikt zijn gesteld noch gebleken. Dus dient de klacht door het college in behandeling genomen te worden.
5.2
Met betrekking tot de gegrondheid van de klacht wijst het college er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.
5.3
Het verwijt van klager betreft door verweerder tijdens de rechtszitting van 21 mei 2012 gegeven informatie en het feit dat klager niet eens zou hebben geweten dat verweerder zijn psychiater was.
Nu verslaglegging van de gebeurtenissen op die zitting ontbreekt - van dergelijke zittingen wordt in het algemeen geen proces-verbaal opgemaakt - kan het college niet vaststellen of klager, wat hetgeen verweerder ter zitting heeft verklaard betreft, al dan niet juist was. Het college heeft verder geen aanwijzingen die het standpunt van klager ondersteunen. Dat betekent dat deze klacht dient te worden afgewezen. Dit berust er niet op dat aan het woord van klager minder waarde wordt gehecht dan aan dat van verweerder, maar op het uitgangspunt dat het handelen dat door een klager ter toetsing aan het college wordt voorgelegd eerst met voldoende mate van zekerheid moet kunnen worden vastgesteld, alvorens kan worden beoordeeld of dit al dan niet tuchtrechtelijk door de beugel kan.
Verweerder was als eindverantwoordelijke psychiater een van de personen die op de rechtszitting de gevraagde informatie kon verstrekken. Dat klager verweerder op dat moment als behandelaar niet in beeld had doet daaraan niet af. Hij heeft uiteengezet - in zoverre onweersproken - dat het klopt dat hij als eindverantwoordelijke psychiater op afstand stond omdat P. de behandelend arts was met wie klager vaker contact had terwijl klager later vaker contact had met de sociaal psychiatrisch verpleegkundige X., maar dat hij klager wel verschillende keren heeft gesproken en verder bij behandelbesprekingen heeft meegedacht.
5.4
Gelet op het voorgaande is de klacht kennelijk ongegrond en dient als volgt te worden beslist.
6. DE BESLISSING
Het college wijst de klacht af.
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.
4. Beoordeling van het hoger beroep
4.1 In hoger beroep heeft klager, zo begrijpt het Centraal Tuchtcollege, zijn klacht herhaald.
4.2 De psychiater heeft geen (nader) verweer gevoerd.
4.3 Het Centraal Tuchtcollege is met het Regionaal Tuchtcollege van oordeel dat, nu verslaglegging van de zitting van 21 mei 2012 ontbreekt niet is vast te stellen wat de (voor klager eindverantwoordelijke) psychiater ter zitting heeft verklaard en of dit juist was.
4.4 De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege voorts geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, mr. W.P. Bruinsma en mr. J.P. Fokker, leden-juristen en dr. C.J. Brenkman en prof. dr. P.P.G. Hodiamont, leden- beroepsgenoten en mr. M.W. van Beek, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van
3 december 2015. Voorzitter w.g. Secretaris w.g.