Bijdrage begroting SZW - Onafhankelijke Fractie Klein

De nachtelijke bijdrage van Norbert in de eerste termijn van de begrotingsbehandeling SZW.

Vrijzinnige politiek betekent een faciliterende overheid om de mens vrij te kunnen laten zijn, zonder betutteling, maar met ondersteuning waar het echt moet, om mensen kansen te geven. Om die reden ben ik voorstander van een onvoorwaardelijk basisinkomen. Bij de afgelopen twee behandelingen van de SZW-begroting heb ik hiervoor al gepleit. Dat is toen stelselmatig afgewezen door het kabinet en deze Kamer. Om mensen toch het perspectief te geven leg ik nu de hand aan een initiatiefnota Basisinkomen. Deze hoop ik hier aan het begin van 2016 te kunnen aanbieden. Eerdere vragen van mij over regelarme bijstand als een soort surrogaatbasisinkomen zou de staatssecretaris bestuderen. En ja, de staatssecretaris heeft op dit gebied niet stilgezeten. Ik heb begrepen dat zij afgelopen november een gesprek heeft gehad met de wethouders van Utrecht, Groningen, Tilburg en Wageningen over hun plan om te experimenteren met een minder strenge regelarme bijstandsuitkering. Gaat de staatssecretaris nu onderzoeken of het mogelijk is om de experimenten mogelijk te maken onder de huidige Participatiewet en kan zij er wat meer over vertellen? Ik ben hier zeer benieuwd naar. Hoewel het nog niet lijkt op een basisinkomen zoals de Vrijzinnige Partij dat ziet, kan het wel bijdragen aan het begrip voor de denkwijze die achter het basisinkomen zit. Ik heb het dan over de gedachte dat het basisinkomen mogelijkheden creeert voor vrije mensen om hun leven in te vullen zoals ze dat zelf zouden willen zonder de betuttelende regels die alle creativiteit lamleggen. Het basisinkomen is geen vangnet meer maar, een trampoline om onafhankelijk vrij in het leven te kunnen staan. Graag zie ik de reactie van de staatssecretaris hierop tegemoet.

Een faciliterende overheid betekent een overheid die vrije mensen ondersteunt in hun wensen hoe ze hun leven willen vormgeven. Bij elk nieuw te implementeren beleid zou je je moeten afvragen welk probleem wordt opgelost en vooral ook welk nieuw probleem wordt gecreeerd. Ik denk dan aan problemen die bijvoorbeeld ontstaan als gevolg van de onderdelen van de Wwz, ook wel de Wet werk en onzekerheid genoemd. De minister dacht werknemers meer zekerheid te geven door ze van een vast contract te verzekeren als er minder dan zes maanden tussen de contracten zit in plaats van de oude drie maanden. Het resultaat: mensen ontvangen ueberhaupt geen nieuw contract. Kortom, niets opgelost, maar wel een nieuw probleem gecreeerd. Dankzij deze door de minister ontworpen regeling vallen mensen van de regen in de drup. Met name mensen die iets doen bij bijvoorbeeld een sportclub als trainer of op een andere manier tijdelijk werk verrichten, hebben hier last van. Zo had de minister bijvoorbeeld op mijn eerdere vraag met betrekking tot de sporttrainers aangegeven met de sportbonden te gaan praten. Ik vraag hem wat hiervan het resultaat is. Ik zie het niet terug in het toegezonden overzicht dat we vorige week gekregen hebben.

Zowel de mensen zelf als de werkgevers hebben niets aan deze zesmaandenregeling. De minister ziet het probleem ook wel en probeert met hier en daar wat pleisterwerk het doel wat op te kalefateren, maar een echte oplossing blijft uit. Het is nu nog te vroeg om in te grijpen, zo begrijp ik de minister. Moet de put pas gedempt worden als het kalf verdronken is? Zelfs als je kijkt naar de evaluatievragen die de minister zichzelf stelt in de bijlage, heeft hij geen oog voor de ongewenste neveneffecten. Hij stelt alleen de vraag of het beoogde doel wordt behaald, bijvoorbeeld of de sporttrainer nog wel aan het werk kan. Wat dan de evaluatie zou moeten worden, is onduidelijk. Kan de minister in zijn evaluatie ook rekening gaan houden met de ongewenste neveneffecten? Alleen op die manier krijg je een volledig beeld van de uitwerking van de Wwz. Is het dan niet veel logischer om de termijn van zes maanden terug te draaien naar de termijn van drie maanden. Waarom houdt hij hieraan vast als het niets bijdraagt? Een motie om die termijn terug te draaien heb ik klaarliggen voor de tweede termijn.

Een faciliterende overheid betekent ook het tijdig vernieuwen van ouderwetse starre denkbeelden, zodat vrije mensen bij het vormgeven van hun leven niet gehinderd worden door belemmeringen en starre regimes. Ik denk dan aan de flexibilisering van de AOW, waarover wij met een initiatiefvoorstel komen, hopelijk nog voor de kerst. Maar ook zie je dat bij veel mensen die als zzp'er aan de slag gaan. Dat aantal groeit en dat is een goede ontwikkeling: onafhankelijke mensen die zelf inhoud geven aan hun werk. Het ibo zzp geeft een beeld, maar ik zie dat ook als een positief beeld. Alleen zullen we de oude sociale zekerheid gebaseerd op werknemerschap moeten aanpassen. Zekerheid bestaat niet, ook niet bij werknemers. Dus zelfstandig ondernemerschap en flexibilisering van arbeid moet je niet krampachtig proberen tegen te houden, maar moet je juist faciliteren. Denk positief en haal de schaduwzijden weg. Hoe wil de minister het echt vrije ondernemerschap ondersteunen? Faciliteren klinkt simpel, maar vaak ontvang ik mails van mensen die het beleid van het kabinet niet als faciliterend beschouwen. Soms zijn de bedoelingen van het kabinet goed, maar is de uitwerking ongelukkig. Ik denk bijvoorbeeld aan de kostendelersnorm. We zouden graag willen dat de eigen kracht van vrije mensen gestimuleerd wordt, waarbij zij hun eigen netwerk, de mensen in hun omgeving, kunnen betrekken. Van het stimuleren van het netwerk is door de kostendelersnorm echter geen sprake. Die norm werkt stimulering juist tegen; sterker nog, die werkt juist belemmerend. Daardoor wordt hulp geven aan familie of vrienden te duur. Tijdelijk iemand in huis nemen om hem uit de brand te helpen of het bieden van mantelzorg zou juist geprezen moeten worden in plaats van beboet door het korten van het inkomen van de mensen. De VNG heeft in haar brief van 24 november 'Resultaat uitvraag praktijkervaringen kostendelersnorm' een aantal concrete aanbevelingen gedaan om de grootste ergernis weg te nemen. In de aanbevelingen wordt bijvoorbeeld gepleit voor een discretionaire bevoegdheid van de gemeente om in schrijnende gevallen een oplossing te bieden zodat meer maatwerk mogelijk is. Op deze manier worden mensen minder tegengewerkt in hun wens om anderen te helpen. Is de staatssecretaris bereid om uitvoering te geven aan deze aanbevelingen?

In de brief over de ouderenwerkloosheid van 30 november schrijft de minister dat hij positief staat tegenover een boegbeeld voor oudere werknemers. Alsof dat iets oplost. Kijk maar naar de vage resultaten van de inmiddels gestopte Ambassadeur Jeugdwerkloosheid. De jeugdwerkloosheid is trouwens weer aan het oplopen. Een ding weet ik wel: als je de nadruk legt op een bepaalde groep in plaats van op mensen met talenten, ervaringen en kennis, krijg je een probleem. Die groep zal altijd een groep blijven en anders behandeld worden dan individuele mensen. Is dat niet tegengesteld aan het doel van de minister? Wil de minister niet juist dat de oudere werknemer, de 45-plusser, hetzelfde gezien wordt als iedere andere werknemer, zodat hij hetzelfde behandeld kan worden? Door de oudere werknemers er op een bepaalde manier uit te lichten, wordt het niet aantrekkelijker om hen in dienst te nemen. Zij worden hierdoor juist extra gestigmatiseerd en geassocieerd met oud en wellicht afgeschreven. Dat zie je ook in het beleid tegen discriminatie. Als je de nadruk legt op de verschillen, zullen deze mensen altijd anders blijven en zul je juist het tegenovergestelde bereiken van wat je wilt. Zo zal een boegbeeld van de ouderenwerkloosheid niets oplossen. Het is hooguit symboolpolitiek.

De minister schreef deze week aan de Kamer dat ouderenwerkloosheid voornamelijk komt doordat 45-plussers duurder zijn dan de jongere werknemers. Pak het probleem aan bij de oorzaak, dan zul je effect sorteren. Is de minister bereid om na te gaan hoe de lasten op arbeid voor oudere werknemers verlaagd kunnen worden zodat deze mensen weer aantrekkelijk worden voor de arbeidsmarkt, zonder dat hij hen stigmatiseert? Kan de minister deze lijn ook opnemen in het actieplan voor de oudere werknemer?

Ik kom op mijn laatste punt. Mensen uit oorlogsgebieden en onveilige gebieden moeten we ook kansen geven. Je leest over vluchtelingen, maar je hebt het altijd over mensen. Vrijzinnige politiek betekent dat je ruimte geeft voor opvang. Vervolgens moeten deze mensen kunnen investeren in hun toekomst, investeren om te integreren. Het is goed dat wij mensen veiligheid bieden. Daarbij moet meer worden uitgegaan van wederkerigheid. Wij geven studenten een studievoorschot: geld om van te leven en te leren, zodat zij kunnen investeren in hun eigen toekomst met perspectief. Een vergelijkbare regeling zouden we moeten inzetten voor mensen die gevlucht zijn en hier willen blijven. Ik zou het een statusvoorschot willen noemen: geld om van te leven en te leren, zodat zij kunnen investeren in en werken aan hun eigen toekomst. Statushouders kunnen zo aan het werk komen, net als afgestudeerden die aan een baan komen, en kunnen de lening voor een investering in hun toekomst dan op gunstige voorwaarden terugbetalen. Wij geven mensen veiligheid en bieden hun een kans op een toekomst. Mensen die gevlucht zijn en hier blijven, investeren zelf in die toekomst. Dat is wederkerigheid. Integratie is altijd tweerichtingsverkeer: van degenen die integreren en degenen die accepteren. Graag zie ik een reactie van de minister op mijn voorstel tegemoet.