Kamervragen over eenzijdige opstelling VN

in Nederland / door Elise Friedmann / op 01/12/2015 om 12:40 / Tags: CIDI, EU, Golan, VN, Vredesproces

De 70e Algemene Vergadering van de VN nam vorige week weer bijna uitsluitend resoluties tegen Israel aan: dat gold voor 20 van de 23 ingediende resoluties. Sommige daarvan getuigden van een gekleurd, weinig realistisch beeld van de werkelijkheid. Zo stelt een resolutie dat `de voortdurende bezetting van de Syrische Golan en de annexatie daarvan een struikelblok vormt op de weg naar een rechtvaardige, volledige en blijvende vrede in de regio.' Over landen die zich schuldig maken aan ernstige schendingen van het Internationaal Recht werd als vrijwel altijd gezwegen. (Zie ook de uitspraken die de speciale 'VN-commissie voor de uitoefening van de onvervreemdbare rechten van het Palestijnse volk' in dit kader deed.)

Dit disproportionele aantal moties tegen Israel geeft "het discutabele politieke signaal (..) dat Israel meer dan enige andere staat ter wereld in overtreding is tegen internationale rechtsregels", vinden de Kamerleden Van der Staaij (SGP), Ten Broeke (VVD), Voordewind (CU) en De Roon (PVV). Zij stelden hier dinsdag schriftelijke vragen over aan de minister. Wat is zijn mening over de handelwijze, vragen zij de minister, en hoe heeft Nederland getracht dit te voorkomen?

Uit een verslag van de 70e sessie van de Algemene Vergadering van de VN op 24 november (u vindt dat hier) is bovendien niet op te maken hoe Nederland/de EU over deze moties heeft gestemd. Ook dat willen de Kamerleden graag van de minister weten. CIDI vindt het belangrijk dat de Kamer deze vragen stelt: nu internationale organisaties steeds meer invloed lijken te krijgen op het Nederlandse beleid, moet de opstelling van Nederland in stemmingen daar niet onopgemerkt en buiten het gezichtsveld van de Kamer blijven.

Hieronder de vragen:

1. Is de minister ervan op de hoogte dat 20 van de 23 resoluties ingediend tijdens de 70e vergadering van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties gericht zijn tegen, dan wel direct betrekking hebben op, het handelen van de staat Israel? Hoe beoordeelt de minister deze handelwijze van de AVVN?

2. Is de minister het met de indieners eens dat dit disproportionele aantal het discutabele politieke signaal afgeeft dat Israel meer dan enige andere staat ter wereld in overtreding is tegen internationale rechtsregels? In hoeverre heeft Nederland getracht dit te voorkomen?

3. Kan de regering toelichten hoe zij zich heeft opgesteld tijdens genoemde stemmingen en om welke reden zij al dan niet heeft ingestemd met de betreffende resoluties?

4. Resolutie 19 heeft betrekking op de Israelische aanwezigheid op de Golanhoogte. In hoeverre is de minister het eens met de zinsnede dat "the continued occupation of the Syrian Golan and its de facto annexation constitute a stumbling block in the way of achieving a just, comprehensive and lasting peace in the region"? Spelen andere partijen in de regio niet een veel grotere rol bij het in stand houden van de regionale conflicten?

5. Op welke wijze wil Nederland zich ervoor inzetten dat de AVVN zich in het bijzonder gaat richten op die landen die zich ernstig schuldig maken aan schending van internationale rechtsregels, maar die nu zelden of nooit worden aangesproken?