PvdA staat pal voor het Internationaal Strafhof

Met de oprichting van het Internationaal Strafhof werd 15 jaar geleden een enorme stap gezet in de strijd tegen straffeloosheid en voor gerechtigheid in het geval van de ergste schendingen van het humanitair oorlogsrecht. Geen politiek of militair leider kon er voortaan meer gerust op zijn weg

te komen met genocide, misdrijven tegen de menselijkheid, oorlogsmisdrijven of het misdrijf agressie. Den Haag werd als `stad van vrede en recht' gastheer van het ICC en Nederland wierp zich - in lijn met onze grondwettelijke opdracht de internationale rechtsorde te bevorderen - op als

overtuigd pleitbezorger van het hof.

Het Strafhof kwam aanvankelijk wat langzaam op gang, maar heeft inmiddels succesvol een aantal veroordelingen uitgesproken. In 2010 werd bovendien overeenstemming bereikt over de wijze waarop het misdrijf agressie door het ICC toegepast zal worden. Vanavond besluit de Tweede Kamer over de

goedkeuring van deze zogenaamde Kampala protocollen. De PvdA is daar groot voorstander van, omdat "in het geval van een daad van agressie van een dusdanige aard, ernst en schaal dat sprake is van een onmiskenbare schending van het Handvest van de Verenigde Naties" de verantwoordelijken niet

buiten schot mogen blijven.

Maar wat blijkt nu? Onder andere VVD en D66 maken te elfder ure bezwaar tegen deze bepalingen en willen de rechtsmacht van het Strafhof nu alsnog inperken. Veel te laat natuurlijk en bovendien onnodig, want de protocollen zijn juist het resultaat van zorgvuldige onderhandelingen waarover dan

ook met unanimiteit is besloten. Zorgen die zij naar voren brengen over de grote werklast van het hof en problemen met de arrestatie van verdachten zijn terecht, maar staan los van wat nu voorligt. De vraag dringt zich op of er wellicht andere sentimenten zijn die hen tot deze draai heeft doen

besluiten. Een Nederlandse blokkade van het Strafhof zal onze internationale reputatie hoe dan ook geen goed doen.

Jaren geleden, toen ik onderzoek deed naar de onderhandelingen die in 1998 tot de oprichting van het ICC had geleid, sprak ik met Benjamin Ferencz. Hij was als 25-jarige een van de Amerikaanse aanklagers bij de Neurenberg-processen. Ferencz vertelde me dat hij van de processen geleerd had dat

het creeren van een wereld van verdraagzaamheid een lange en zware taak zou zijn. Hij vertelde ook dat als we ons niet wijden aan het ontwikkelen van effectief internationaal recht, dezelfde wrede mentaliteit die de holocaust mogelijk maakte, op een dag de hele mensheid zou treffen. In de

geest van de inmiddels 95-jarige Ferencz zal ik daarom vandaag pal staan voor het Internationaal Strafhof en mijn collega's oproepen hetzelfde te doen.

Michiel Servaes