Nieuw Europees meetnetwerk volgt nauwkeurig alle niet CO2-broeikasgassen
Utrecht, 17 september 2015
Belangrijk voor nieuwe afspraken op klimaattop eind december
Nieuw Europees meetnetwerk volgt nauwkeurig alle niet CO2-broeikasgassen
Samenvatting
Vooruitlopend op de politieke klimaattop eind van het jaar in Parijs, vindt van 21 tot 24 september aan de Universiteit Utrecht een internationale wetenschappelijke conferentie plaats over alle andere broeikasgassen dan CO2. Deze broeikasgassen dragen naar schatting voor ongeveer een derde bij aan de voorspelde opwarming van de aarde. De conferentie is de afsluiting van het Europese InGOS project dat werd geleid door ECN in Nederland. InGOS heeft een zeer nauwkeurig Europees meetnetwerk voor niet CO2-broeikasgassen opgeleverd. Vanuit Nederland namen ook de Universiteit Utrecht, de Rijksuniversiteit Groningen en de Vrije Universiteit in Amsterdam deel.
"Dankzij InGOS kunnen we nu in Europa de concentraties van de bekende niet CO2-broeikasgassen in de atmosfeer uitermate nauwkeurig volgen", licht Thomas Roeckmann, hoogleraar Atmospheric Physics and Chemistry aan de Universiteit Utrecht en gastheer van de conferentie toe. Hieruit blijkt bijvoorbeeld dat de uitstoot van zeer schadelijke broeikasgassen die werden gebruikt in spuitbussen en airconditioners, fors is teruggedrongen. De concentratie van andere broeikasgassen is echter toegenomen en lijkt moeilijker te beperken. "Voor het maken van nieuwe afspraken over de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen zijn onafhankelijke wetenschappelijke bepalingen zoals door het InGOS-meetnetwerk, uiteraard van groot belang", aldus Roeckmann.
Ondersteuning voor klimaatbeleid
Via het InGOS-meetnetwerk kunnen (potentiele) andere broeikasgassen opgespoord worden, zelfs al als ze nog in hele lage concentraties voorkomen. Zo zijn binnen InGOS tot nu toe nog onbekende CFK's ontdekt. Ook is een aantal vervangers van dit soort stoffen in de atmosfeer waargenomen, die zelf ook weer sterke broeikasgassen zijn. "We hebben nu zulke gevoelige meetapparatuur, dat we nieuwe middelen direct vanaf hun marktintroductie zien verschijnen. Dat is een geweldige ondersteuning voor het klimaatbeleid", stelt Roeckmann
Meest succesvolle voorbeeld
Het beperken van de uitstoot van andere broeikasgassen dan CO2 geldt als een relatief eenvoudige maatregel om het broeikaseffect te beperken. Het meest succesvolle voorbeeld is de vervanging van gehalogeneerde koolwaterstoffer door andere stoffen, die minder schadelijk zijn voor de ozonlaag. Nederland haalt een groot deel van de klimaatafspraken dankzij de reductie van de emissie van methaan in afvalstorten en de reductie van de uitstoot van `lachgas' bij de kunstmest productie.
Uitstoot neemt toch toe
De uitstoot van een aantal belangrijke niet CO2-broeikasgassen, zoals methaan, neemt wereldwijd echter toch verder toe. Methaan kan veel meer warmte vasthouden dan CO2 en draagt daardoor relatief meer bij aan het broeikaseffect. De concentratie van methaan in de atmosfeer vertoont een grilling verloop, van jaren met een sterke toename via een stabiele toestand begin deze eeuw tot recentelijk een nieuwe sterke stijging. Dr. Ed Dlugokencky van het NOAA Earth System Research Laboratory in Boulder, de Verenigde Staten, die de leiding heeft over het grootste methaan-meetnetwerk ter wereld, presenteert in Utrecht de laatste stand van zaken over de methaan-emissies.
Winning van schaliegas
Methaan, het hoofdbestanddeel van aardgas, komt van nature in een zeer lage concentratie in de atmosfeer voor en wordt bijvoorbeeld gemaakt door bacterien in moerassen. Menselijke activiteiten dragen inmiddels echter meer bij aan de uitstoot dan natuurlijke processen. Zo is de afgelopen jaren gebleken dat bij de winning van schaliegas - aardgas dat gewonnen wordt uit schalie - behoorlijk wat methaan vrijkomt. "Maar omdat methaan bij zo veel verschillende processen vrijkomt, is het moeilijk te bepalen welke daarvan het meest bijdragen aan de toename van de concentratie in de atmosfeer", aldus Roeckmann.
Bacterien of fossiele brandstoffen
"Aan de Universiteit Utrecht ontwikkelen wij instrumenten om onderscheid te kunnen maken tussen de verschillende bronnen. Met de meetmast in Cabauw heeft Nederland hiervoor een unieke nationale faciliteit. Tijdens het InGOS project zijn we er voor het eerst in geslaagd om daar onze metingen met een grote tijdsresolutie uit te voeren. Daardoor is het nu mogelijk om te bepalen of het methaan vooral afkomstig is van bacterien of van fossiele brandstoffen."
InGOS is een zogenaamd Integrating Activity (IA) project gefinancierd binnen het EU Framework Programme FP7. Aan het project werkten onderzoekers van 37 Europese onderzoeksinstituten mee.