Eis in hoger beroep 3 jaar cel, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, tegen..


16 september 2015 - Ressortsparket

De advocaat-generaal in Amsterdam heeft tegen een 46-jarige man 3 jaar gevangenisstraf geeist, waarvan een jaar voorwaardelijk, voor het vervaardigen, verspreiden en in bezit hebben van kinderpornografie. Daarnaast wordt de man verdacht van het bezit en de verspreiding van dierenpornografie en
van het heimelijk filmen van zijn zonnebadende buurmeisjes.

De zaak kreeg landelijke bekendheid doordat de verdachte jarenlang heimelijk filmopnamen van meisjes en jonge vrouwen heeft gemaakt in de kleedkamers van hockeyclubs in Den Haag en Wassenaar. Kernvraag van de strafzaak in hoger beroep is of de man zich met het maken van die beelden schuldig
heeft gemaakt aan het vervaardigen van kinderpornografie.

De verdachte verborg een camera in een kast of locker van de betreffende kleedkamers. In de periode 1999-2014 maakte hij de opnamen. 116 films zijn tijdens het opsporingsonderzoek aangetroffen. 54 van deze `kleedkamerfilms' zijn als kinderpornografisch gekwalificeerd. Verdachte maakte van de
opgenomen films ook 242 stills, waarvan hij er aan aantal op zijn telefoon opsloeg. De verdachte heeft op die manier naar schatting 1300 meisjes en vrouwen gefilmd.

Het Openbaar Ministerie vindt dat het maken van de films is aan te merken als de productie van kinderpornografie. De rechtbank was een andere mening toegedaan en sprak de verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging vrij. Na een eis van 4 jaar cel, waarvan een jaar voorwaardelijk met een
proeftijd van 10 jaar, legde de rechtbank 18 maanden op, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaar. Het OM ging tegen dat vonnis in hoger beroep.

De advocaat-generaal heeft uiteengezet waarom de `kleedkamerfilms' wel als kinderpornografie moeten worden gekwalificeerd. Zij verwees daarbij naar een arrest van de Hoge Raad. Het hoogste rechtscollege overwoog daarin dat het bij kinderpornografie niet alleen gaat om afbeeldingen van
expliciet seksuele gedragingen. Ook afbeeldgingen van niet expliciete (seksuele) gedragingen kunnen kinderpornografisch zijn als deze afbeelding door de wijze van totstandkoming een onmiskenbaar seksuele strekking heeft. Het kan in zo'n geval gaan om een afbeelding die op zichzelf en in andere
omstandigheden `onschuldig' zou kunnen zijn, maar die in een concreet geval een onmiskenbaar seksuele strekking heeft.

Die zienswijze is volgens de advocaat-generaal van toepassing op de zaak van de `kleedkamerfilmer': hij heeft afbeeldingen gemaakt ,,die gelet op de wijze van totstandkoming strekken tot het opwekken van seksuele prikkeling.'' Met zijn heimelijke praktijken ging de verdachte ,,planmatig en
georganiseerd'' te werk; de man heeft verklaard dat hij de camera zo afstelde dat het gedeelte waar de meisjes zich omkleedden in beeld was. In de door de verdachte bewerkte stills die hij van de opgenomen beelden maakte, was sprake van nadruk op blote borsten of schaamstreek. Uit
gedragskundig onderzoek en uit verklaringen van de verdachte zelf is gebleken dat voyeurisme een voorname rol speelt in zijn seksuele beleving; de verdachte heeft aangegeven dat hij een voorkeur heeft voor tienermeisjes.

De advocaat-generaal wees er tevens op dat de in de kleedkamers gemaakte films niet los gezien kunnen worden van de grote hoeveelheid kinderpornografie die de verdachte in de loop der jaren uit andere bronnen heeft verzameld. Het ging daar bij om ruim 144.000 afbeeldingen en betrof veelal
materiaal van de zwaarste categorie, waarin kinderen ernstig worden misbruikt.

De geraffineerde werkwijze van de verdachte werkt strafmaatverhogend, aldus de advocaat-generaal. Zij benadrukte voorts dat de verdachte een ernstige inbreuk heeft gemaakt op de privacy van de gefilmde meisjes. ,,Hij heeft ze in al hun naaktheid en kwetsbaarheid gefilmd, de films bewerkt en
zich aan de beelden verlustigd.'' Bovendien gaf de man enkele films aan twee anderen.

De advocaat-generaal heeft een proeftijd van 10 jaar gevorderd, waarbij een reeks bijzondere voorwaarden hebben te gelden. Daaronder begrepen een behandelverplichting, een verbod op (vrijwilligers)werk met minderjarigen en een landelijk geldend locatieverbod van een straal van 1 kilometer
rondom hockeyverenigingen.

Het hof doet (naar verwachting) uitspraak over twee weken.

Deel dit op

*