Duurzaamheid gemeenten onder druk
Persbericht EMBARGO TOT 10 SEPTEMBER 2015 12.00 uur
Duurzaamheid gemeenten onder druk
Presentatie onderzoek op 10 september in Hampshire Hotel-Babylon, Den Haag
Duurzaamheid gemeenten onder druk. De gemiddelde duurzaamheid van de Nederlandse gemeenten is in 2014 licht achteruitgegaan ten opzichte van 2013. Dit blijkt uit de ‘Nationale monitor duurzame gemeenten 2015’ van Telos. De gunstigste resultaten treden op bij Midden-Delfland, Rozendaal, Naarden, Bloemendaal en Houten. Het minst gunstig scoren Pekela, Oldambt, Nissewaard, Stadskanaal en Menterwolde. Onder de 17 gemeenten met 150.000 of meer inwoners scoort Utrecht het hoogst en Rotterdam het laagst.
In de monitor heeft Telos de duurzaamheidsprestaties van alle 393 Nederlandse gemeenten tegen het licht gehouden. Dit is gedaan op basis van 106 indicatoren. Uit de monitor blijkt dat de gemiddelde duurzaamheidsscores licht, maar statistisch significant, zijn gedaald van 50,02% naar 49,85%. Dit is vooral te wijten aan de doorwerking van de economische crisis. Deze leidt zowel tot een teruggang van het sociaal-culturele als van het economische ‘kapitaal’. Ten aanzien van het ecologische kapitaal is een licht positieve ontwikkeling zichtbaar. Deze is overigens eveneens deels te verklaren uit de laatste recessie: minder economische activiteit leidt immers tot minder uitstoot van vervuilende stoffen. Daarnaast is de verbeterde score ook het gevolg van een succesvolle doorwerking van het gevoerde milieubeleid.
Koplopers en achterblijvers.
Onder de gemeenten met meer dan 150.000 inwoners scoort Utrecht het hoogst op totale duurzaamheid en Rotterdam het laagst. Per kapitaal zijn er duidelijke verschillen. Voor het ecologisch kapitaal scoort het nog jonge Almere het hoogst en Zaanstad het laagst, terwijl op sociaal-cultureel gebied Haarlem het hoogst scoort en Rotterdam het laagst. Op economisch gebied heeft Groningen de hoogste en Zaanstad opnieuw de laagste resultaten. De gemeenten met de hoogste scores in ons land liggen doorgaans zowel in groen gebied als in de nabijheid van grote gemeenten waar veel inwoners naar toe pendelen om te werken. Deze mensen combineren de gunstige groene en sociale kwaliteiten van de eigen woonomgeving met de vaak betere economische kansen van de nabijgelegen grote stad. In het oog springend is het belang van regionale wisselwerking. Kansen voor een duurzame ontwikkeling op gemeenteniveau moeten per definitie worden geplaatst in een ruimer, stadsregionaal perspectief, zo blijkt uit het onderzoek. Het vraagt van gemeenten om voortdurend te schakelen tussen verschillende geografische en bestuurlijke schalen. Onderlinge samenwerking in regio’s is dan ook geen teken van bestuurlijke drukte, maar van een sterkere inzet op eigen ontwikkelkansen.
Afvalzameling.
Opmerkelijk is dat met name de grote steden achterlopen bij de gescheiden inzameling van huishoudelijk afval. Niet alleen Rotterdam, ’s-Gravenhage en Amsterdam scoren laag, ook steden als Utrecht, Arnhem en Groningen. Vooral het GFT en oud papier wordt minder gescheiden ingezameld. Hoogbouw maakt de gescheiden inzameling weliswaar lastiger, maar veel gemeenten hebben daar toch oplossingen voor gevonden in de vorm van publieke inzamelpunten.
Energietransitie.
Een andere opvallende uitkomst is dat de energietransitie naar een klimaatneutrale samenleving in het oosten van het land minder vorm krijgt. Amsterdam en Rotterdam lopen hierin juist voorop. Grotere gemeenten bieden meer mogelijkheden tot toepassing van innovatieve oplossingen en tot beperking van het gas- en elektriciteitsverbruik. Factoren die daarbij een rol spelen zijn schaalvoordelen, meer open staan voor technologische vernieuwing en compactere woningbouw. Windenergie wordt, in overeenstemming met de plannen tot 2020, vooral langs de kusten van de Noordzee en in Flevoland aangetroffen. Het praktisch afwezig zijn van windmolens in het oosten van het land kan een punt van discussie worden. Bij zonnestroom doet zich niet zo’n Oost-West polariteit voor, maar ook hier zijn er gemeenten die gemiddeld lagere resultaten laten zien. Dit geldt met name voor minder welvarende gemeenten in Noord-Nederland, een deel van Gelderland en in Zeeland.
Extra aandacht nodig voor middelgrote gemeenten.
Uit de analyses blijkt dat grote gemeenten aanzienlijk hogere resultaten behalen op economisch kapitaal, maar aanzienlijk lagere op sociaalcultureel kapitaal. Bij kleinere gemeenten is de situatie precies omgekeerd. Beide effecten compenseren elkaar, waardoor per saldo de totale duurzaamheidsscore van beide typen gemeenten niet significant afwijkt van het gemiddelde beeld. Dat is wel het geval bij de middelgrote gemeenten. Zij hebben niet de economische voordelen van de grotere gemeenten maar wel vergelijkbare lagere scores op sociaal-cultureel kapitaal, waardoor de totaalscore voor de middelgrote steden lager is dan gemiddeld. Bij hen bieden de economische kansen, zo lijkt het, minder mogelijkheden om de sociaal-culturele vraagstukken op te pakken. Daarom is extra aandacht van de overheden voor het ontwikkelperspectief van middelgrote gemeenten nodig.
Over de monitor.
De Nationale Monitor Duurzame Gemeenten 2015 is opgesteld door Telos, verbonden aan het Tilburg Sustainability Center van de Universiteit van Tilburg, en tot stand gekomen onder auspiciën van de Stuurgroep gemeentelijke duurzaamheidsmonitoring. De monitor 2015 meet bij alle 393 Nederlandse gemeenten de ontwikkeling van de drie duurzaamheidskapitalen: ecologisch, sociaal-cultureel en economisch. De monitor kan vanaf 10 september 2015 worden gedownload van www.telos.nl en www.waarstaatjegemeente.nl.