Uitspraak 201500320/1/A3
Tegen: provinciale staten van Overijssel
Proceduresoort: Hoger beroep
Rechtsgebied: Algemene kamer - Hoger Beroep - Wet openbaarheid van bestuur
ECLI: ECLI:NL:RVS:2015:2750
201500320/1/A3.
Datum uitspraak: 2 september 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
provinciale staten van Overijssel,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 3 december 2014 in zaak nr. 14/1544 in het geding tussen:
[wederpartij]
en
provinciale staten.
Procesverloop
[wederpartij] heeft provinciale staten verzocht om hem, met toepassing van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob), afschriften te verstrekken van alle documenten die betrekking hebben op de verantwoording van de fractievergoedingen en financiele jaarverslagen van de Partij voor de Vrijheid (hierna: de PVV) van maart 2011 tot 2 januari 2013.
Bij besluit van 18 januari 2013 heeft provinciale staten het verzoek ten dele ingewilligd. Het verzoek is afgewezen voor zover het de achterliggende bonnen en nota's betreft.
Bij besluit van 3 juli 2013 heeft provinciale staten het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ten dele gegrond verklaard, de motivering verbeterd en formele gebreken hersteld. Voor het overige is het bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 7 april 2014 in zaak nr. 13/1774 (www.rechtspraak.nl) heeft de rechtbank het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard. Zij heeft het besluit van 3 juli 2013 vernietigd, voor zover provinciale staten daarbij heeft geweigerd de achterliggende bonnen en nota's openbaar te maken.
Bij besluit van 28 mei 2014 heeft provinciale staten het door [wederpartij] tegen het besluit van 18 januari 2013 gemaakte bezwaar gegrond verklaard. De achterliggende bonnen en nota's van alle fracties van provinciale staten van Overijssel over de periode maart 2011 tot januari 2013 zijn ter inzage gelegd bij de griffie van het provinciehuis. Daarbij zijn naam- en adresgegevens weggelakt.
Bij besluit van 12 september 2014 heeft provinciale staten het besluit van 28 mei 2014 aangevuld. De achterliggende bonnen en nota's van de PVV-fractie zijn alsnog gedeeltelijk openbaar gemaakt door middel van verstrekking.
Bij uitspraak van 3 december 2014 heeft de rechtbank het door [wederpartij] tegen die besluiten ingestelde beroep gegrond verklaard en de besluiten van 28 mei en 12 september 2014 vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft provinciale staten hoger beroep ingesteld.
[wederpartij] heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 juni 2015, waar provinciale staten, vertegenwoordigd door mr. V.A. Textor, advocaat te Arnhem, en mr. E.H.P. Stolk-Jorink, werkzaam bij de provincie, en [wederpartij], vertegenwoordigd door mr. H. van Drunen, werkzaam bij Stichting Argus, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wob, kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
Ingevolge het vijfde lid wordt een verzoek om informatie ingewilligd met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 10 en 11.
Ingevolge artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e en g, blijft het verstrekken van informatie ingevolge deze wet achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer of het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel derden.
Ingevolge artikel 13, eerste lid, van de Verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning provincie Overijssel 2009 (hierna: de verordening) legt elke fractie binnen drie maanden na het einde van een kalenderjaar aan provinciale staten verantwoording af over de besteding van de bijdrage voor fractieondersteuning door middel van een verslag.
Ingevolge het negende lid, dat op 12 juni 2014 in werking is getreden, reageert provinciale staten in het geval dat op grond van de Wob een verzoek om inzage in nota's en bonnen van de verantwoording van de fractievergoeding wordt gedaan, hierop positief en verstrekt de gevraagde gegevens. De gegevens kunnen worden geanonimiseerd richting de aanvrager.
2. In voornoemde uitspraak van 7 april 2014 heeft de rechtbank overwogen dat onweersproken is dat een externe accountant (hierna: de accountant) aan provinciale staten verslag uitbrengt over de fractievergoedingen, zonder dat de accountant feitelijk beschikt over de bonnen en nota's van de fracties. Deze stukken kunnen door de accountant wel ter controle worden opgevraagd. Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de accountant geacht moet worden onder verantwoordelijkheid van provinciale staten te werken en dat tussen de achterliggende bonnen en nota's en provinciale staten een functionele relatie bestaat. Volgens de rechtbank moet er derhalve van worden uitgegaan dat de bonnen en nota's onder provinciale staten behoren te berusten, onder het bereik van de Wob vallen en door provinciale staten openbaar gemaakt moeten worden.
Bij besluit van 12 september 2014 heeft provinciale staten de aan hem door de PVV-fractie verstrekte bonnen en nota's, waarin door die fractie informatie is weggelakt, aan [wederpartij] verstrekt. Voorts heeft provinciale staten, in aanmerking genomen de door de PVV-fractie gegeven toelichting, onder verwijzing naar artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e en g, van de Wob, in dit besluit ingestemd met het weglakken door de PVV-fractie van informatie. Daarbij heeft provinciale staten gesteld niet te beschikken, noch behoort te beschikken over de bonnen en nota's waarin geen informatie is weggelakt.
De rechtbank heeft in rechtsoverweging 4 van de aangevallen uitspraak geoordeeld dat door provinciale staten geen hoger beroep is ingesteld tegen haar uitspraak van 7 april 2014, waardoor die uitspraak in rechte onaantastbaar is. Hiermee staat vast dat de bonnen en nota's van de PVV-fractie onder provinciale staten behoren te berusten. Provinciale staten is derhalve gehouden deze stukken te verstrekken, tenzij een van de weigeringsgronden genoemd in de artikelen 10 en 11 van de Wob zich voordoet en kan niet volstaan met de verstrekking van de door de PVV-fractie zelf verstrekte bonnen en nota's waarin informatie is weggelakt, aldus de rechtbank.
3. Provinciale staten betoogt dat de rechtbank, door in de aangevallen uitspraak aldus te overwegen, de uitspraak van 7 april 2014 een te verstrekkende betekenis toekent. De uitspraak van 7 april 2014 houdt in dat, indien de externe accountant niet (langer) beschikt over de bonnen en nota's, provinciale staten deze stukken niet openbaar kan maken. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak miskend dat de accountant ten tijde van het besluit van 18 januari 2013 de controle al had uitgevoerd en al verslag had uitgebracht. Derhalve kon de accountant geen gegevens meer opvragen bij de fracties. Voorts bestaat op grond van de verordening geen afdwingbare verplichting voor de fracties om bonnen en nota's aan hem te verstrekken, aldus provinciale staten.
3.1. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de uitspraak van 7 april 2014 in rechte onaantastbaar is geworden en daardoor vast staat dat de bonnen en nota's bij provinciale staten behoren te berusten. Het in die uitspraak op dit punt door de rechtbank gegeven oordeel is duidelijk en biedt geen grond voor de door provinciale staten daaraan gegeven uitleg.
Het bestuursorgaan provinciale staten moet, gevolg gevend aan de uitspraak van 7 april 2014, de bonnen en nota's van de PVV-fractie openbaar maken. De PVV-fractie, die deel uitmaakt van het bestuursorgaan provinciale staten en in deze procedure daarvan niet los kan worden gezien, is in dit verband gehouden de bonnen en nota's aan provinciale staten te verstrekken, zonder dat daarin informatie is weggelakt. Daarbij heeft de rechtbank met juistheid overwogen dat het aan het bestuursorgaan provinciale staten - en niet louter aan de PVV-fractie - is om te beoordelen of de in artikelen 10 en 11 genoemde weigeringsgronden aan openbaarmaking van de bonnen en nota's in de weg staan. Dat, naar provinciale staten ter zitting heeft verklaard, met artikel 13, negende lid, van de verordening, is beoogd de beslissing om gegevens al dan niet te anonimiseren over te laten aan de onderscheiden fracties, blijkt niet uit de tekst van die bepaling zoals die op 12 juni 2014 in werking is getreden, nog daargelaten dat die bepaling de bepalingen uit de Wob niet opzij kan zetten.
Het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. Hetgeen voor het overige door provinciale staten is aangevoerd, behoeft geen bespreking. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Provinciale staten moet op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. veroordeelt provinciale staten van Overijssel tot vergoeding van bij [wederpartij] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van EUR 980,00 (zegge: negenhonderdtachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III. bepaalt dat van Provinciale staten van Overijssel een griffierecht van EUR 497,00 (zegge: vierhonderdzevenennegentig euro) wordt geheven.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, voorzitter, en mr. H.G. Sevenster en mr. A. Hammerstein, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C. Beerse, griffier.
w.g. Vlasblom w.g. Beerse
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 2 september 2015
382-773.