Minister is te beroerd om te tellen
De minister van Veiligheid en Justitie moet elk jaar de Tweede Kamer vertellen hoe vaak de politie telefoon- en internetverbindingen heeft afgetapt. Dat is heel belangrijk, omdat die transparantie een waarborg is voor een zorgvuldige inzet van dat opsporingsmiddel. Maar met flauwe smoesjes
holt de minister dat vertrouwen steeds verder uit.
De statistieken over het aantal keer dat de politie telefoon- en internetverbindingen aftapt zijn ontzettend belangrijk. Dat soort cijfers zijn een indicatie van de zorgvuldigheid waarmee de politie beslist om iemands bel- of surfgedrag te onderscheppen. Die cijfers maken het toepassen van dat
opsporingsmiddel controleerbaar en bespreekbaar. Daarmee vormt die transparantie een waarborg voor een zorgvuldige inzet van de afluisterapparatuur en is het de basis van vertrouwen.
Ook dit jaar stuurde de minister een tabel met cijfers over het aftappen naar de Tweede Kamer. Die waren al maanden openbaar, maar omdat ze diep verstopt zijn in een jaarverslag, werden ze pas twee weken geleden door een journalist gevonden. Het meest opmerkelijke aan de tabel: er stond nog
minder informatie in dan in eerdere jaren. Omdat de politie sinds vorig jaar een nieuwe "standaard voor interceptie" hanteert, kan zij geen onderscheid meer maken tussen het aftappen van telefoon- en internetverbindingen. Dat zegt de minister tenminste.
interceptie-1
Dat is natuurlijk je reinste flauwekul. In de eerste plaats zorgt die standaard ervoor dat er heldere afspraken zijn over het vastleggen van informatie. Zo ook de opdracht van de politie aan de provider om een verbinding af te tappen. Dat bericht moet vormgegeven worden aan de hand van een
sjabloon. Dat zorgt ervoor dat iedere opdracht er altijd hetzelfde er uitziet, iedereen zo'n opdracht hetzelfde interpreteert en ook dat je zo'n opdracht met een computer kan verwerken. Een gevolg daarvan is ook dat de minister gemakkelijk statistieken moet kunnen genereren. Die berichten
zijn, omdat ze gestandaardiseerd zijn, gemakkelijk doorzoekbaar met een computer.
interceptie-2
Maar los daarvan is het natuurlijk bovenal een kwestie van willen. Als je die informatie echt aan de Tweede Kamer wilt kunnen verstrekken, dan hou je dat gewoon bij. Die statistieken zijn niet meer dan een beetje tellen. Desnoods turf je elk verzoek. Als je niet tot 27.000 kunt tellen, dan
moet je minder aftappen. Of, als je het iets duurzamer wilt inrichten: je stelt het kunnen genereren van statistieken als eis bij het formuleren van die nieuwe standaard. Of, als die standaard gebaseerd is op een andere, dan formuleer je een aanvulling. Bottom line: waar een wil is, is een
weg.
Blijkbaar heeft de minister helemaal geen zin om burgers, journalisten en parlementariers goed te informeren. Blijkbaar wil de minister niet transparant zijn over de inzet van bijzondere opsporingsbevoegdheden. Blijkbaar wil de minister ons vertrouwen niet. Zo moeilijk kan dat tellen niet
zijn. Het proces van het aftappen is een stuk complexer.