Gespecialiseerde juridische bijstand voor politie
Gespecialiseerde juridische bijstand voor politie
Laatste update:
07-08-2015 | 14:50
Nederland - Politiemedewerkers die bij de uitoefening van hun taken geweld moeten gebruiken, kunnen kiezen voor juridische bijstand door gespecialiseerde advocaten. Dat maakt onderdeel uit van de Stelselherziening Geweldsaanwending Politieambtenaren, die tot evenwichtigere beoordeling van
noodzakelijk politiegeweld moet leiden.
De politie wil als goed werkgever politieambtenaren bijstaan tijdens een juridische procedure die voortvloeit uit het beroepsmatig moeten toepassen van geweld. Iedere politieambtenaar tegen wie om die reden een strafrechtelijk onderzoek wordt ingesteld, krijgt daarom recht op een advocaat en
vergoeding van de rechtsbijstandskosten. Dat is ook van toepassing wanneer de Rijksrecherche hen hoort als getuige. Zij krijgen immers in een later stadium mogelijk te maken met een strafrechtelijke vervolging.
Minder ernstige gevolgen
Of deze regeling gaat gelden voor alle strafrechtelijke onderzoeken naar politiegeweld - dus ook met minder ernstige gevolgen - staat nog niet vast. Jaarlijks stellen de afdelingen Veiligheid, Integriteit en Klachten van de politie zo'n vijfhonderd onderzoeken in naar geweldsgebruik door
agenten. Dat gebeurt als aangifte is gedaan, als interne beoordeling van het geweld twijfel over de rechtmatigheid oproept of als het Openbaar Ministerie nader onderzoek wenst. Niet de Rijksrecherche, maar interne afdelingen verrichten zulk onderzoek, waarbij agenten eveneens vaak als getuige
of verdachte worden gehoord.
Levensbedreigende situaties
Om politiemedewerkers bij dit specifieke juridische traject optimaal te ondersteunen, heeft het korps een lijst opgesteld met advocaten die ervaring hebben met dit soort strafzaken. Het korps wil deze juristen in de gelegenheid stellen om tijdens surveillances en inzetten de complexiteit van
de politietaken te zien en te ervaren. Verder kunnen zij aan trainingen deelnemen. Bijvoorbeeld de AMOK-training die politieagenten voorbereidt op levensbedreigende situaties, zoals het drama dat zich op 9 april 2011 voltrok in Alphen aan den Rijn.
Uitzonderlijke beroepsgroep
Deze faciliteiten zijn uitsluitend bedoeld om de betreffende advocaten de omstandigheden te laten ondervinden, waaronder agenten besluiten moeten nemen die verstrekkende gevolgen kunnen hebben voor burgers en henzelf. Binnen het Nederlandse strafrecht wordt dit gezien als een opmerkelijke
keuze, maar de politie is dan ook een uitzonderlijke beroepsgroep. Als enigen in de samenleving hebben agenten het recht om tegen burgers geweldsmiddelen in te zetten. Indien er geen andere optie overblijft om gevaar af te wenden, is de politie zelfs verplicht om haar geweldsmiddelen te
gebruiken in het belang van de samenleving en individuele burgers.
Kwaliteitsimpuls
De politie verwacht dat deze bijscholing in de dagelijkse politiepraktijk een kwaliteitsimpuls geeft aan de juridische bijstand van medewerkers die geweld moeten toepassen om geweld te stoppen. Agenten zijn overigens niet verplicht om een van de aangeboden advocaten in te schakelen.
Vanzelfsprekend behoudt iedere politiemedewerker het recht op vrije advocaatkeuze. De korpsleiding biedt deze mogelijkheid uitsluitend aan vanuit haar verantwoordelijkheid als werkgever.
Drie knelpunten
De maatregel maakt onderdeel uit van de Stelselherziening Geweldsaanwending Politieambtenaren, waartoe korpschef Gerard Bouman eind 2013 het initiatief nam. Deze stelselherziening moest onder meer een antwoord formuleren op ten minste drie juridische knelpunten bij het onderzoeken, beoordelen
en afdoen van geweldgebruik door de politie.
* Bij onderzoek naar politiegeweld dat leidt tot de dood of ernstig letsel, kan justitie een aantal, soms noodzakelijke onderzoeksbevoegdheden alleen inzetten als de politieambtenaar wordt bestempeld als `verdachte'. Ook in het geval dat er op voorhand geen enkele twijfel lijkt te bestaan
over de rechtmatigheid van het gebruikte geweld. Een voorbeeld van zo'n onderzoeksbevoegdheid is een reconstructie op de plaats delict.
* Als aangifte is gedaan of als het slachtoffer dan wel de nabestaanden het Openbaar Ministerie via een artikel 12-procedure dwingen tot vervolging van een agent die geweld gebruikte, dan is de politieambtenaar in het huidige stelsel uitsluitend te vervolgen voor gewone geweldsmisdrijven
zoals (poging tot) mishandeling, doodslag of moord. Zulke kwalificaties hebben voor politiemensen een bijzonder negatieve lading en oefenen grote impact uit op het welzijn en functioneren van henzelf en hun naaste omgeving.
* Momenteel kent onze rechtspraak geen speciale rechtvaardigingsgrond voor politieambtenaren die hun geweldsbevoegdheid moeten gebruiken. Zij kunnen zich uitsluitend beroepen op algemene strafuitsluitingsgronden zoals `noodweer', die voor alle burgers gelden. Dit schept geen duidelijkheid en
doet te weinig recht aan de bijzondere positie van de agent, die - anders dan `gewone' burgers - soms onvermijdelijk geweld moet (kunnen) toepassen. Soortgelijke overwegingen lagen ook ten grondslag aan het opnemen van een aparte strafuitsluitingsgrond in het militair strafrecht.
Onevenredige belasting
Her en der is de indruk ontstaan dat deze stelselherziening de politie boven de wet zou plaatsen. Het tegendeel is waar. De stelselherziening versterkt de juridische positie van agenten op een manier die in het belang is van zowel politiemensen als burgers. De huidige situatie vormt een
onevenredige belasting voor het functioneren van de politie en daarmee zijn ook burgers beslist niet gebaat. De nieuwe situatie brengt die belasting tot aanvaardbare proporties terug.
Uitgangspunt
Als de stelselherziening doorgaat, geldt als uitgangspunt dat justitie niet meer primair toetst of politiegeweld beschouwd moet worden als `commuun delict', oftewel (poging tot) mishandeling, doodslag of moord. Centraal staat de vraag of de betreffende agent zich gehouden heeft aan de criteria
die gelden voor geweldgebruik en die zijn vastgelegd in de Ambtsinstructie. Onder verantwoordelijkheid van het Openbaar Ministerie start de Rijksrecherche een feitenonderzoek en kan daarbij onderzoeksbevoegdheden inzetten zonder dat de politieambtenaar verdachte van een commuun delict wordt
gemaakt.
Laatste woord
Wanneer het Openbaar Ministerie daarna besluit tot vervolging over te gaan, dan gebeurt dat op basis van een specifieke strafbepaling die is gericht op het schenden van de Ambtsinstructie. Tenzij het Openbaar Ministerie constateert dat de betreffende agent de grenzen van zijn
geweldsbevoegdheid ver overschreden heeft. In dat geval behoudt de officier van justitie het recht om de agent te vervolgen voor (poging tot) mishandeling, doodslag of moord. Dan leidt dat tot de vervolging en eventueel veroordeling die voor alle burgers gelden. En net als nu heeft in alle
gevallen de rechter het laatste woord.